Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Metamorfoze (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Metamorfoze
Afbeelding van MetamorfozeToon afbeelding van titelpagina van Metamorfoze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (13.19 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorfoze

(1897)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 206]
[p. 206]

XI.

Toch bleef hij dagen weg, bleef hij alleen, kon hij niet besluiten tot haar te gaan, als ware hare aanwezigheid een paradijs, bewaakt door engelen met vlammende zwaarden, omdat hij slecht was geweest.

Hij liep door Parijs, doelloos. Hij werkte niet. Een briefje van haar bracht hem terug.

Zij was niet coquet: zij was te moê, om dat te zijn, bewust. Hare behaagzucht was ònbewust diep in haar, onzichtbaar voor haarzelve. En misschien wilde zij niet zien, dat hij haar zóo liefhad, en dwong zij zich alleen de groote vreemde sympathie te behouden, zonder liefde; de sympathie, die zoo nieuw was, en bekoorde.

Het trof haar, hoe slecht hij er uit zag, bleek met holle donkere oogen.

- Waarom is u in zoo lang niet bij me geweest?

- Ik had niets om voor te lezen.

- Waarom niet?

- Ik werk niet tegenwoordig.

- Maar waarom niet?

- Ik kan niet.

[pagina 207]
[p. 207]

Zij glimlachte.

- Altijd die twijfel!

- Nu meer dan ooit. Ik kan niets. Ik heb nooit iets gekund.

- ‘Ik zal nooit iets kunnen’! voltooide zij schertsend.

- Lach niet, smeekte hij.

- Maar wat is er, wat heeft u? Waarom twijfelt u zoo geheel en al nu?

- Ik twijfel zelfs niet. Ik denk niet aan mijn kunst; ik denk alleen aan mijn eigen...

Hij zweeg even. Zij zag hem aan: als had hij pijn ging hij voort:

- Ik kàn niet altijd aan mijn kunst denken. Ik ben zoo weinig artist; ik heb er zoo weinig gezonde vreugde om. Ik put er geen troost uit, als ik verdriet heb! Ze is me zoo weinig waard.... Het is slecht van me: het is als een mooi geschenk, dat ik niet waardeer. Maar misschien is mijn kunst ook zelfs geen mooi geschenk. Misschien is ze niets, dan zelfverblinding.... Wat weet ik? Ik weet er niets van. En ik denk er niet over. Het is zoo ver van me....

- U heeft verdriet. Om iets reëels, of om ‘de dingen van het leven?’ Ik woû, dat ik u helpen kon....

[pagina 208]
[p. 208]

Hij zweeg, en zijn zwijgen was vreemd. En in zijn vreemde zwijgen, zag zij het in eens, als in een rooden bliksemstraal. Dat hij haar liefhad. Zij schrikte. Een zenuwachtigheid beving haar en trilde zachtjes in haar leden; zij wilde opstaan maar zij kon niet. Een groot medelijden zwol in haar op.

- Ik woû, dat ik u kon laten gelooven aan uw eigen talent, sprak zij heel zacht.

- Spreek niet altijd over mijn talent! smeekte hij.

- Dat moet uw troost zijn.

- Neen. Ik wil niet. Ik wil een anderen troost....

Hare ziel voelde zijn ziel aan, maar onder hare woorden bedekte zij de naaktheid hunner zielen, want zij wist, dat de hare niet bloot voor hem mocht zijn: zij wist, dat de hare niet helpen kon de zijne, omdat de zijne was heel jong, en de hare, dood, een lijk: waarvan hij schrikken zoû.

- U is als een kind, dat dwingt, poogde zij te schertsen.

Hij zag haar aan, als wilde hij iets zeggen. Toen stond hij op, in eens, en strekte hij de hand uit.

- Adieu, mevrouw....

- Gaat u weg?

[pagina 209]
[p. 209]

- Ja... Laat mij maar gaan. Ik kan toch niet spreken. Ik weet niets te zeggen...

Hij wachtte nog even, smachtende naar een woord van haar, dat het orakel zoû zijn van leven. Maar zij vermocht het niet te uiten, omdat zij dood was.

- Blijf nog... stamelde zij.

Het was het woord niet.

- Neen, neen. Adieu, mevrouw, herhaalde hij.

Hij was gegaan, voór zij hem verhinderen kon. Als een blinde liep hij door de straten.

Zij bleef roerloos zitten. Zij had de eerste dagen niet willen zien: nu had zij wel móeten zien: dat hij haar liefhad. Maar zij, ze kon niet. Zij was zoo moê van vroeger. Zij voelde zich dood en zij wilde dood zijn. Zij putte een berustende levenskracht uit haar zieledood. Zij wilde niet herleven uit een geheime koppigheid....

Wat zij voor hem voelde, was haarzelve een raadsel. Hij was haar lang niet onverschillig. Zijne aanwezigheid was haar sympathiek. Zijn talent was haar eene bekoring. Zijn naam alleen al had voor haar den streelenden klank van roem. Het ergerde haar, dat hij zijn eigen talent niet waardeerde. Dat was een pose, dacht zij: dat kon geen waarheid zijn.

Zij stond eindelijk op en ging hem schrijven,

[pagina 210]
[p. 210]

een langen brief. Dat hij zich hoog moest houden. Zij wilde zijne eigenwaarde prikkelen, hem door zijne eigenwaarde brengen tot het leven terug. Zij schreef met groote vriendschap, gevleid door haar eigen woorden, die zij juist koos, kalm, teeder, koel. Toen zij haar brief verzonden had, was zij tevreden over zich, en vond zij zich terug, in de eenzaamheid van haar kleine bibliotheek. Zij wachtte de toekomst geduldig af, als een schouwspel. Zijzelve wilde niet spelen een rol. En hij, hij was zoo jong, dacht zij, en zijn levensweemoed was de bron van zijn kunst....

Een zachte trots klom in haar op, dat hij haar liefhad, en dat zij de heldin in ‘Nirwana’ had zien bootsen naar haar eigen beeld. Zij verlangde, dat het boek af zoû zijn en uit; dat zij het lezen zoû in de zielsmuziek van zijn taal, en dat zij in het eêlgesteente van zijn stijl haar beeld zoû zien omlijst, zichtbaar ook voor de wereld daarginds: Holland. Dat was haar vaag als een wraak, die zij op Holland nemen zoû, waar men altijd had afgekeurd, dat zij haar man verlaten had, en gescheiden-vrouw, leefde alleen in Parijs....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken