Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nippon (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nippon
Afbeelding van NipponToon afbeelding van titelpagina van Nippon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

ebook (5.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeur

Rico Bulthuis



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nippon

(1971)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

VII

Wij zijn dan bijtijds voor den Bloeitijd der Kerseboomen. Er gaat iets fabelachtigs uit van de faam dezer Japansche periode, iets dat u agiteert. Kersebloesems zijn zeer broos en bloeien kort. Soms ontluiken zij vroeger of later dan een vorig jaar. Het is iets efemeers, waarop geen staat is te maken. Ge moet u haasten er bij te zijn. Er is in Japan, behalve deze fameuze lenteperiode, nog een andere, fameuze herfstperiode. Die der Chryzanten, der keizerlijke bloemen. Deze duren, als wij allen weten, vrij lang en zijn solieder. Zij zouden mij niet zoo agiteeren als de kersebloesems hebben gedaan.

Aan boord, gedurende de lange, lange zeereis, dacht ik telkens: ik kom te laat! Neen, ik kom toch niet te laat! Zàl ik de kersebloesems nog zien? Zijn ze al verwaaid of staan ze nog in fragile pracht?... Ik geloof, dat ik om mijn agitatie om de kersebloesems ziek ben geworden. Zoodra ik de eerste bloeiende boompjes zag te Nagasaki en toen te Kobe. De verwachting was te heftig geweest. Toen het geluk mij ten deel viel - de eerste kerseboomen niet te droomen maar te zien - kreeg ik influenza.

Ik had wel eens onzen kersenbloei gezien in de bongerds der Betuwe. Het was een tooverachtig schouwspel, in zonneschijn, in maneschijn. Goudrose eerst, zilverwit toen. Onze bloeiende kerseboomen zijn te vergelijken met die van Japan. Alleen onze kerseboomen geven heerlijk fruit maar die van Japan niet. Dat wisten wij wel. Maar er is nog iets anders. Onze kersenkweekers zijn, geloof ik, eenvoudige menschen en landlieden, zonder veel poëzie.

De Japanner is geheel anders. De Japansche ziel is niet

[pagina 44]
[p. 44]

minder gecompliceerd dan welke ziel ook, en de Japanner - al is hij dan ook modern, zakenman, industriëel, koopman, politicus - is poëtisch. Er is ten minste een zeer poëtische kant aan zijn ziel. En tevens is hij litterair: er is ten minste een bijna rhetorische kant aan zijn poëtische en litteraire ziel. Hij houdt van benamingen, woorden met hoofdletters - maar nu weet ik heusch niet of er hoofdletters bestaan in het Japansche letterschrift! - ik meen dus met woorden-met-hoofdletters ons Westersch begrip daarvan.

De Japanner spreekt dus van den Bloeitijd der Kerseboomen. Deze valt zoo ongeveer van 1-15 April, zelden vroeger, soms later. Ik bèn bijtijds. Gelukkig! Ik zie om mij de kersen bloesemen: van uit de Betuwe wist ik, dat ze zóó bloeien en niet anders. Ja, toch wel, sommige zeer gekweekte boomen hebben grooteren, héél grooten, heel mooien bloesem! Maar wat ik niet wist en wat niemand mij gezegd had is dit:

De Bloeitijd der Kerseboomen in Japan was, de eeuwen door, een algemeen volksfeest. Die tijd is nog steeds de Lentevacantie en lente-schoonmaak. Iedereen verplaatst zich. En alle huisraad en mat verplaatst zich. De treinen zijn stamp- en stampvol. Op sommige plaatsen bloeien de kersen vroeger of later, dan op een andere plaats. Ik krijg den indruk, dat de Japanner met zijn heele familie, dat padvinders en schooljongens bij horden zich verplaatsen per trein of te voet, om geen enkelen bloeienden kerseboom, in welke provincie ook, te missen!

Misschien is de Chryzanten-periode een meer aristocratische tijd, met hoffeesten en garden-parties, gekleede jassen en hooge hoeden; de Bloeitijd der Kerseboomen is beslist een populaire vacantie-maand en mijn hooge hoed blijft onaangeroerd.

Nu is ook dit heel aardig: de Japanners genieten van deze maand. In de parken en tempeltuinen waar de kersen bloeien - de boomen, de hooge vaak heel oude boomen, zij schijnen mij werkelijk wèl grooter dan in de Betuwe - zitten en liggen de April-vierders op breede bamboe-banken aan - gelijk aan onze Indische balé-balé's; zij hebben hun etentje medegenomen in porceleinen of bamboe eetdrager, of in een zijden doekje geknoopt en bestellen een flesch saké, hun brandewijn.

[pagina 45]
[p. 45]

Toen ik eens saké wilde proeven, bestelde onze gids een flesch met een machinale sluiting, - als onze bierflesschen - en dronk, omdat ik de saké slechts proefde, de geheele flesch leeg. Ik ben van plan hem nooit meer saké te prezenteeren, vooral omdat ik die zelf niet lekker vind en de flesch vulgair. Een satyrische teekening in een Engelsch-Japansche Courant van dien avond gaf weêr een bloeienden kersentak en een flesch saké, met tot onderschrift: Which do they like most?

Wel, ik weet het niet. Zij houden natuurlijk veel van saké, te veel, maar zij houden óók veel van kersebloesem. Zij staan soms stil voor de boomen in bloei. De takken worden niet geschonden; een enkelen keer plukt een schooljongen of een Japansche bakvisch - met lange haren en nog zeer kleurige kimono - bescheiden een takje. Dit is wederom heel aardig. Maar minder artistiek in zulk een artistiek volk is het, dat zij afschuwelijke roode wollen dekens spreiden op de bamboebanken onder de bloesems - dekens, die vloeken van je jawèlste, al is het dan ook maar in kleur - en dat zij zeer slordig en vuil met al hun papieren, schillen - et le reste! - zijn. Waarom schenken ze hun saké ook niet uit de porceleinen, even buikige en langhalzige kruiken wit en blauw? Omdat de Westersche sluiting zoo praktisch is, evenals de Jaeger-borstrok zoo warm houdt die piept uit de kimono, om nek en armen. Ook de dito onderbroek is zoo te zien boven den bij grooten teen gespleten sokvoet, die sloft met de heel eenvoudige, wit houten sandaal, meer of minder hooghakkig - naar gelang van schoone of modderstraten -, twee klotsende hakjes onder elke zool.

Zoo gestoffeerd met de blijde menigte - kleurig, slordig, dikwijls vuil en genietende vacantie en kersebloesem - hebben wij het Okazaki-park gezien en het Park van den Zoölogischen Tuin. Het eene was òm en bij een tempel, het ander om wilde dieren. De boomen bloeiden werkelijk in volle pracht van uit rose en rose-witte sneeuw en het was aardig de gezichten der vacantie-Japanners te zien opturen naar de vol bloesemende takken. Zij lunchten reeds hier en daar en dronken thee en saké op de te roode dekens. De wilde dieren waren in goede conditie: tijgers en leeuwen schenen gezond, de ijsbeer prospe-

[pagina 46]
[p. 46]

reerde en snoof naar de geurige bloesems op, zich afvragend wàt vreemde sneeuw, die hij niet kende, daar wel op die takken lag; een reusachtig wild zwijn, uit Kamschatka, geloof ik, sliep en snurkte met rondbreeden snuit tusschen de pooten; pauwen namen Japansch-decoratieve houdingen aan met gesloten sleepstaarten; zeearenden betreurden, droomerig melancholiek gedoken in nek-geveêrte, het zilte element; een goudfazant was prachtig van glanzend gouden boogstaart en superbe laatdunkendheid - ik weet niet of hij Chantecler gelezen had en in zich vreesde, dat zijn vrouwtje zijn eigen pronkjas zoû stelen om mooi te zijn. Japansche apen waren als gij ze op Japansche teekeningen ziet; zilver, grijs-wollig van fijn haar en dons en schenen geen beenderen te hebben.

Toch was het alles nog niet dàt. Was het dàt? Zag ik nu de Japansche kerseboomen? Wel, het was heel lief en aardig en een werkelijk volksfeest, maar was ik nu voor dit natuurmoment, dat ik nog geen natuurmonument kon prijzen, zoo ge-agiteerd geweest en ziek geworden? Om eindelijk dezen ijlen bloei te zien aan enkele boomen, die, ja heusch, wèl grooter waren dan in de Betuwe? Het was wel mooi maar het was toch een ontgoocheling. Het waren geen kersenbongerds en geen bloeiende kerseboomprovincies. Ik vond in het geheel: ‘un peu de littérature’ en ook wel weêr een beetje echt gevoel van de Japanners voor hunne lente. En de som was: gemengde gevoelens!

Het is Lente-schoonmaak. Op straat, midden voor de huizen, liggen stapels oude rommel en vuil. Geheele straten zijn alzoo verontreinigd, er is bijna geen doorkomen aan en het riekt zeer euvel, naar allerlei verzuurde luchtjes. Wat ik ook den gids aan zijn verstand breng, dat ik zulke vieze straten niet wil doorgaan, er is niets aan te doen: de onopgeruimde schoonmaak-straatrommel obstrueert elken pas, zelfs dien van onze rickshaw-mannen. Leefden zij den geheelen winter in hunne papieren huizen in dezen smeerboel? Nu worden de matten hersteld, vernieuwd.

Overal bloeit een takje. In de miniatuur tuintjes wringt zich de oude pijnboom bij het steenen lantaarntje en is een bakje bloeiende kers. Ik denk, zoo maar ergens ingestoken, in een

[pagina 47]
[p. 47]

pot vol aarde, in een vaas met water. Iedere student of schooljongen draagt een bloempje aan zijn pet. Maar het is dan een gemaakt bloempje.

Wij zijn het beroemde ballet gaan zien: de Miyako-Odori, den Dans van Tokio, die hier ieder jaar in April gegeven wordt en door de Amerikanen genoemd wordt: Cherry-Blossom-Dance?! (Er is één tafereel met kersebloesem.) Wij gingen naar het theater door een allee van met valschen bloesem bijgewerkte heusche kerseboomen.

Ik wil er geen kwaad van spreken. Het is het seizoen der bloesems en der vreemdelingen. Als de laatsten komen, moeten de eersten er zijn en is het dus goed, ze, zoo ze verwaaid zijn, of uitgebloeid, wat bij te werken. Daarbij moet ge soms turen om de echte te onderscheiden van de kunstmatige.

Het zijn de meisjes van de Geisha-school, die het ballet formeeren. Want ge weet, dat de Geisha's, wier school hier bij het theater ligt, eene opvoeding krijgen, die zeer verfijnd is. Van hare prille jaren af, worden haar niet alleen dans geleerd en muziek maar ook hoe bloemen worden geschikt en parfums worden gemengd - vooral de parfums, die worden gebrand als wierook - en hoe thee moet geschonken worden. De thee-ceremonie is een verfijnde plechtigheid, die reeds eeuwen geleden - noem het een soort decadente periode van overbeschaving - in hare gecompliceerde wetten was voorgeschreven door de estheten en arbiters-van-elegante-dingen, die den toon aangaven.

Wij zagen nu eene Geisha, met hare jeugdige helpsters, de thee-ceremonie volbrengen, terwijl wij rondom zaten en wachtten op een kopje ceremonieele thee. Iedere beweging der schenkster was bestudeerd en gerhythmeerd, terwijl zij zat op gelakt stoeltje voor gelakt tafeltje; in een wijde bronzen theestoof kookte in bronzen pot het water en borrelde en wasemde kronkelend zijn blauwen wasem uit: in fijnst porceleinen kommetje had zij hare theepoeiers gemengd en schepte nu met beker-aandeel het kokende water om bevalliglijk het uit te gieten over de groene-theepoeier. Zat weêr stil als een idool in rose en zwarte kimono, zeer lang, en rond sleepend om hare voetjes. Dan nam zij een jonge-zwane-veder, één enkele en

[pagina 48]
[p. 48]

veegde onzichtbare stofjes van asch en theepoeier weg van het glimmend gelakte tafeltje: het was, geloof ik, om tijd te winnen tot de thee getrokken zoû zijn. Zij goochelde daarna nog van het eene trekpotje in het andere haar precieuze brouwsel, manipuleerde nog allersierlijkst met twee, drie instrumentjes, wier gebruiks-nuttigheid mij ontsnapte, hoe ik ook toekeek op hare fijne handjes, en één kopje thee was geschonken volgens de esthetische regelen der kunst. Het werd ik weet niet aan wie geboden, maar dadelijk kwamen, achter een gordijn, allerjeugdigste Geisha-leerlingetjes te voorschijn met vèle kopjes thee, die ik denk, dat in de office vlugweg uit een gewonen trekpot waren geschonken. De poppetjes, in héél kleurige kimono-tjes met kolossale kussen-achtige obi-lussen op de ruggetjes - groen-en-goud, rood en blauw, paars en zilver - zwarte boogjes om de lidlooze oogjes en geblanket tot in de halsjes als perzik-, zoo niet kersebloesem, om hare gewaadjes gelijk aan ceremonieel wandelende bloemenheesters vol vogeltjes en kapellen - al waren zij ook maar geborduurd - plaatsten de kopjes thee met drie buigingen, diep, voor de gasten. Mijn kopje thee smaakte afschuwelijk; het was borrelende groene schuim. Maar het was allerliefst opgediend evenals het sneeuwwit koekbolletje, dat ge met stokjes moest opeten of, naar verkiezing, met bordje-en-al in het papieren servetje toevouwen om meê te nemen als souvenir. Dit laatste te doen scheen het correctste en meest esthetische; ik liet dus het kokend groene schuim staan en vouwde mijn koekbol met bordje en al ter meêneming in het servet. Toen was het tijd om den Dans te gaan zien.

Deze ‘odori’ - dans of ballet - is zeer beroemd onder het vreemdelingen-publiek en wordt sedert een vijftigtal jaren trouw ieder voorjaar opgevoerd in Kyoto, geheel tot vermaak der vreemdelingen. Zij heette dit jaar: de Weêrglans van Zonneschijn, dat een zeer mooie Japansche titel is. Er is in Japan een trio van landschapsschoonheden: eene, dat is de golf van Matsushima met hare tallooze eilandjes, die, om hunne fantastische vormen ook fantastische namen hebben: ééne heet er zelfs Boeddha's Binnenkomst in Nirwana... Elk dezer eilandjes heeft een of twee fantastische pijnboompjes, die zich

[pagina 49]
[p. 49]

kronkelen met Japanschen pijnboomgril. De tweede is de dijk van Amano-Hashidate - dat is: de Ladder-des-Hemels - die midden in het water uitsteekt als een lange en smalle, geknotte brug, maar in sommige lichteffecten werkelijk in wolk en glans versmallend schijnt te einden in den ether. Des nachts wemelen daar in den zomer de duizenden vuurvliegjes over, die de mooie vrouwtjes vangen gaan, om ze te laten glinsteren tegen heur haar, wang en hals. De derde schoonheid is de wintersneeuw op de toriï of heilige poort van Itsukushima, waar de zee door golft en verglijdt naar eb en vloed, op het eiland van Miyajima.

Wij hebben den Weêrglans van Zonneschijn gezien over zeeën en bergen en dalen en paleizen en tempels en de rijk klinkende namen waren vermeld op het programma. Het meest interessante was wel het slot-tableau: Futami-ga-ura in de Isè-provincie. (Te Isè wordt de Heilige Zonne-spiegel - steeds onzichtbaar - van de Voormoeder-godin der Mikado's bewaard.) Twee heilige rotsen, die als broeders zijn, steken uit de golven. Zij waren door eb en vloed zeer afgeknaagd en gevreten en dreigden te vergaan. De vrome Japanners hebben de heilige rotsen gerepareerd. Een gewijd strooien koord, met kwasten - zulke koorden, geluk aanbrengend, hangen steeds om de toriï, vóór den Shintotempel geslingerd - verbindt de beide broederrotsen in ééne omstrengeling en zij zijn nu gerestaureerd en verbonden, immuun tegen den schuimenden bijt van de zee. Deze laatste natuurschoonheid - daarbij nog geheiligd - die ik na haar op het tooneel te hebben gezien, weldra te zien hoop in werkelijken Zonneschijnweêrglans in licht van buiten en niet meer electrisch, in teekenend Japansch. De Japanner bemint de natuur en wijdt haar in zijne vroomheid. Maar hij aarzelt niet haar bij te werken, zoo zij vervalt. Zooals hij een dwergboom schept, zoo repareert hij zijn heilige rotsen. Ik zie er geen kwaad in, ik constateer alleen, geloof ik, een zeer teekenend feit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken