Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nippon (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nippon
Afbeelding van NipponToon afbeelding van titelpagina van Nippon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.25 MB)

ebook (5.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeur

Rico Bulthuis



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nippon

(1971)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

XV

Een andere déceptie - ik zal er u niet veel meer vertellen en de moreele thermometer zal wel weer eens stijgen - is deze, dat ik in Mei ziek was in Kobe en dat in die maand de groote worstelwedstrijden zijn in Tokio. Maar was het eigenlijk wel een déceptie? Zie, ik hoû veel van de Grieksch-Latijnsche worstelsport, zooals die nog heden ten dage beoefend wordt door kundige, jonge athleten en niet door zware papzakken van bij de vijftig, die neêr drukken, met bruto gewicht, hetgeen ik geen worstelen noem. Maar het Japansche worstelen - ik herinner het mij nu, in mijn bed, terwijl ik uit het raam lig te staren - zag ik indertijd in... Rome, van een reizenden troep en hoewel ik natuurlijk niet naar Japan ben gekomen om u te vertellen van mijn Romeinsche souvenirs, meen ik toch met wat ik in der tijd zag en nu hoorde en las, u een beeld van een Japanschen worstelaar te geven... wel, of ik een oogenblik bij den wedstrijd geweest was.

Eerst eenige inlichtingen. Japansche worstelaars zijn voor onzen, door klassieke cultuur, geboetseerden smaak, geen athleten, schoon als Grieksche beelden. Zij zijn kolossen, zware massa-wezens, halve bergen; zij staan daar op het podium als reuzen niet van deze aarde. Zij zijn gewend in dezelfde families te trouwen en hun zonen worden van jeugd af aan opgeleid voor het vak, dat zeer winstgevend is. Zooals ik ze zag - in Rome! - en nu denk ik aan sommige houten beelden van antieke Japansche beeldhouwkunst in het Museum van Kyoto, bijvoorbeeld de Vier Koningen der Windstreken, die onder hun zware voeten de krimpende demonen vertrappen, en met wijd gebaar den toegang des hemels beschermen, wordt deze gecombineerde herinnering als een beeld dezer monster-

[pagina 100]
[p. 100]

mannen. Het is dezelfde monsterlijke musculatuur, waarvan de zware vetkwabben niet zijn weg geoefend en tot lenige spierschoonheid bloot ligt; integendeel, door geregelde overvoeding worden aan deze lichamen systematisch een vet- en spiervorming gegeven, die het ideaal schijnt van den Japanschen worstelaar. Maar niet van den Helleen.

Welnu, verbeelden wij ons, dat wij zijn in de arena. Dat wij er een plaatsje hebben kunnen vinden, want het is er stampvol, zoo een middag; geheele families zitten er al uren te vroeg, hebben lunch-mandjes meê genomen en van die keurige papieren of houten etensdoosjes, waarin als een mozaïek, hier een eitje, wit en geel, daar iets groens, iets zwarts ligt geschikt met violet of blauw suikerwerk er tusschen, op een onderlaag van blank gekookte rijst. Met staafjes wordt dit keurig en handig gegeten, de saké-flesch met mechanieke sluiting ontbreekt niet; damp van sigaretten omhult de familie; de kinderen schreeuwen en doen hunne behoeften en de mandarijneschillen en chocolade-papiertjes en apeboonendopjes liggen verspreid over den grond. De Japanner is een echte fuiver en alles is hem een voorwendsel om er op uit te gaan met de heele bende; hij vóór, moeder de vrouw gehoorzaam achteraan, met baby kleurig omwikkeld, gebonden op gebogen rug, terwijl hare knieën knikken en zij voortstrompelt op hare houten, dubbelhakkige ‘geta's’; verder de twee, drie schooljongens van de familie met hun Westersche schoolpetten en hun spikkel-kimono's en wijde broek naar vast patroon en model, terwijl een paar steeds verkouden-neuzige kinderen achterna worden meêgesleept. De jongste baby is het allerkleurigst van kleeding; naar den leeftijd dempt zich de tint der meisjeskleedij. Of het nu is om kersenbloesems, Shinto-ceremonie of worstelwedstrijd, de Japanner van de middelklasse gaat er op deze wijze op uit.

Dus daar zitten zij, volgepropt tegen elkander, ‘geta's’ uit, gehurkt op de banken, te wachten, uren lang. Maar dat maakt hen niet zenuwachtig. Wat kan het hun schelen of zij wachten: zij zijn uit, eten, drinken saké en zijn tevreden. Hoewel het jongere geslacht wel van zijn ongeduld door schreeuwen en stampen getuigt.

[pagina t.o. 100]
[p. t.o. 100]


illustratie
12. Japansche Visschers met Regenjassen van Stroo


[pagina t.o. 101]
[p. t.o. 101]


illustratie
13. Oud-Japansch Boogschutter




illustratie
14. Processie


[pagina 101]
[p. 101]

De worstelaars komen op, de kolossale, zich zwaarwichtig voortbewegende bergen. Het is Onishuki, twee-en-dertig jaar oud, wegende 291 Engelsche ponden en kampioen (dat heet in het Japansch Yokozuna) sedert 1917, en Tochigiyama, een-en-dertig jaar oud, 250 Engelsche ponden en eveneens sedert hetzelfde jaar kampioen. Zij zijn de twee eenige kampioenen van Japan. Bovenlijf is bloot, een immense massa van schouders, borsten, nek, armen en klein hoofd, vrij laatdunkend van blik waarop het lange, zwarte haar gekapt is met een opstaand zwaar gepommadeerde kringkuif naar achteren. Dit is een overblijfsel van vroegere tijden, toen alle Japanners, van welken stand ook, het haar lang droegen en zich kapten met zonderlingste op- en uitstaande vleugels en kuiven, zooals wij nog zoo vaak op de houtsneden zien hunner beroemde schilders. De andere worstelaars, minder geliefd en favoriet, komen op, staan in een rij; zij dragen allen rijk geborduurde - de kampioenen het rijkst - brokaten voorschoten, die wijd uitstaan, naar mate zij tot bij de knieën reiken. Hebben zij hun groet met stampende voeten het publiek gebracht, dan spoelen zij zich op het podium de monden en spreiden zout om zich heen: symbool van reiniging. Dan knielen zij neêr, de vuisten op den grond; de tegenstanders zien elkander schuin nijdig in de oogen, de scheidsrechter geeft met zijn waaier een teeken: de vreeslijke mannen springen òp en de strijd begint.

Zij moeten elkaâr omverwerpen, oplichten en leggen, neêrwringen en over den rug kwakken. Het zijn geen mooie bewegingen. Zij knielen soms neer en zijn dan als kolossale padden, met puilende oogen, die elkaar dreigen te bespringen. Een zeker aantal malen den tegenstander te leggen is vereischt om als overwinnaar het strijdperk uit te treden. Ik vond het een warboel van bewegingen. Wat een verschil met de sculpturale schoonheid, die het Grieksch-Latijnsche worstelen nog heden ten dage is! De zware, onbehouwen, lompe lijfmassa's tegen elkander te zien opwerken, geeft geen emotie, noch van bewondering voor plastiek, noch van opwinding voor wie overwinnen zal. Dit is mijn Westersch en Grieksch-Latijnsch standpunt. De Japanner is enthouziast om zijn klompreuzen.

[pagina 102]
[p. 102]

Hij gooit den overwinnaar schreeuwend toe pijpen, mutsen, opschrijfboekjes, de medicijn-fleschjes, die zij altijd bij zich dragen, hoeden en petten en alle deze voorwerpen krijgt hij weêr terug, voor een geldgeschenk, dat den favoriet, die zoo wordt omsmeten, toekomt.

Maar wij zagen nog niet alle détails. Wij zagen niet dadelijk, dat de kampioenen gevolgd werden door twee volgelingen ieder, met een plechtzwaard in de handen. Nu stampen weêr alle worstelaars met de voeten links en rechts uit, zoodat de geheele arena kraakt; zij strekken de armen, klappen hun vleezige handen tot u het gehoor verdwijnt, en bewegen zich, zwaarwichtige bergschakeling, die menschelijk bleef, naar achteren om te verdwijnen.

Wel, zie hier een synthethisch tafereel van een Japansch worstelmoment, opgebouwd van wat ik eens zag en hier las en hoorde. Misschien interesseert het u nog te hooren, hoe de worstelaars wel eens heeten. Zij heeten soms: Lieflijk-Nijgend-Wilgenboompje en Bries-door-waaid-Pruimeboom-Valleitje... Ook wel: Onvergankelijke Rots. Toen ik mijn gids - ik heb een anderen en een zeer intelligenten, van wien ik u veel vertellen zal! - vroeg of die eerste namen als humor of ironie werden beschouwd, ontkende hij dit beslist. Hetgeen wij, Westerlingen, eigenlijk dadelijk daarbij denken zouden, als wij hoorden, dat zulk een kolos Lieflijk-Nijgend-Wilgenboompje heette. Zoo komen wij eigenlijk zoo heel weinig achter wat Oosterlingen meenen en denken.

- Wij hebben niet veel, misschien heelemaal niet, dat Westersche gevoel van humor en ironie, zeide mij Kawamoto, mijn nieuwe gids. Toen de Burgerlijke Stand bij ons werd ingevoerd, gingen wie een naam moesten hebben, naar de priesters en die sloegen hun heilige boeken op en noemden den aspirant met de eerste de beste woordkoppeling, die zij lazen op de bladzijde voor hen. Die namen zijn toeval, maar ook gaan zij van beroemden worstelaar over op jongeren worstelaar, als de eerste zich terugtrekt.

Ik voelde mij op eenmaal of ik niets meer van Japan en Japanner begreep. Wel, meer kan ik u niet van Japansche worstelaars vertellen; alleen dit nog, dat deze Meische worstel-

[pagina 103]
[p. 103]

wedstrijden in Tokio door professionals worden uitgevoerd en gelijk aan de antieke strijden zijn, in vroegere eeuwen door Samurai van minderen rang aan de hoven der Daimyo's vertoond. Het jiu-ji-zu worstelen, ook in Europa bekend, is iets geheel anders; het is een sport, beoefend door alle scholieren en studenten; het is een vrij moderne sport.

Om bij de Japansche sport te blijven, zoû ik u nog vertellen willen van hun schermen, dat ik in de schermschool van Kyoto zag, voor ik ziek werd. De Japanners schermen met bamboestokken, drie stokken aan elkaâr bevestigd met leder en een lederen ronden beschutting boven de hand. De twee handen van den schermer houden, vrij ver van elkaâr verwijderd, den schermstok gestrekt. De schermers dragen een wit hemd, de geplooide rokbroek, die wij reeds kennen, een korset van rotting, gecapitonneerd en lederen stukken aan de onderarmen. Een doorzichtige ijzeren helm op het hoofd, van achter met een bedekking, voorzien van gecapitonneerd katoen. De slagen worden toegebracht over den kruin, naar de slapen toe, naar de rechterhand, naar de zijden en zelfs naar de keel. Wederom... het is niet zoo fijn als ons schermen met den degen of zoo forsch als ons schermen met den sabel: de aesthetiek, die het Westersche schermen in zoo hooge mate kan toevallen, ontbreekt bij deze meer wreede dan sierlijke of zwierige stooten en steken. In vroegere eeuwen schermden de Samurai van allen rang steeds op deze wijze. Zij waren echter minder beschermd; zij droegen een metalen band over het voorhoofd en een doek over den kruin. Zij schermden niet met stokken maar met zware houten zwaarden, die geweldige slagen toebrachten.

Ik vertel u dit, alsof ik niet ziek in mijn bed lig in mijn hospitaal; ach, ik vertelde u even nog iets van wat ik zag in Kyoto. Nu kijk ik uit. En wat zie ik? Sport. Ik zie over den hospitaaltuin heen over de geheel droge rivier heen, het sportveld, waar iederen dag, ik zoû bijna zeggen ieder uur, de jeugd van Kobe sportief is. Club bij club, tegelijkertijd, khakigedost, wit-gehemd, streep-gejerseyd, speelt zij er foot-ball en base-ball, of marcheert er gedrild, alsof Pruisen hun meesters waren. Zij gooien hun beenen wijd uit en uit hun lijf. Zij

[pagina 104]
[p. 104]

zwaaien met hun armen alsof zij ze weg willen smijten. Het zijn allen schooljongens en studenten en ik denk wel, dat de jeugdige generatie een flinke physiek machtig zal worden. Trouwens, de Japanners, niet groot, zijn, hoewel kort, stoer, krachtig gebouwd. De kimono doet dit niet altijd zien, maar werklui en kuruma-mannen (rickshaw's) zijn van stevige statuur en staan recht op hun mooie beenen met zeer ontwikkelde kuiten. Onze meestal knieknikkende Hollanders ongeveer van denzelfden rang en stand - militairen, werklui - mochten aan dezen Oosterschen maar niet loomen gang wel eens een voorbeeld nemen, doch, het is waar, zij zouden eerst andere beenen moeten bezitten. Het trof mij, den korten tijd, dat ik in China was, hoe ook de Chineezen uit den werkmansstand meestal zoo goed gebouwd zijn en zoo flink op hun beenen staan, met rechte knieën. Waarom zakken onze mannen zoo door?

Ik zie uit mijn venster. Wat zie ik nog meer? Ik zal het u vertellen: het is een echt Japansch gezicht. Ik zie niets dan groote visschen, immense karpers, die zwemmen en zwermen, door den wind opgeblazen, door de lucht. Zij zijn zwart en wit, geel en blauw, rood en geel. Wat is dat voor een vreemd vizioen van zooveel karpers, die hunne vijvers verlaten hebben en op den wind door de lucht zwermen en zwemmen?

Wel, het is het jongensfeest van Mei. Iedere jongen krijgt van zijn ouders zijn karper. Die karper kan zijn van papier, van katoen, van zijde en wordt opgeheschen aan een bamboe-paal in den tuin. De bek is open en de wind blaast in den karperbek en al de karpers waaien stijf op den bries, en, werkelijk, zwermen en zwemmen daar in de lucht. Waarom een karper den jongens gegeven wordt op hun Meischen feestdag? Omdat de karper een sterke boy van een visch is, die zijn weg door de wateren maakt en tegen den stroom op zwemt. Zoo moet ook de jongen later doen. Zwemmen tegen den stroom op als een sterke visch. Hoe meer zijn karper, wind-opgeblazen stijf staat boven de daken, hoe beter dit voorteeken duidt. Dat het toch waaie: dat toch geen slap windje alle die tallooze karpers doet hangen of alle fut er uit is. De jongens, zij bidden om wind. Dat het waaie, dat het waaie opdat hunne lucht-

[pagina 105]
[p. 105]

visschen krachtig en energiek stijf staan boven hunne opkijkende jongenskoppen!

De jongens krijgen dien eersten dag, dat de visschen waaien, nog vele andere geschenken. Het zijn poppen, maar... die poppen zijn de krachtigste helden van hun mythologie en er is onder, niet alleen de Chineesch-Japansche God, Shoki, die met zijn breede voeten vertrapt alle aterlingen van gehoornde gnomen en duivelsche wezens; er is ook onder Kintaro, die worstelde met een reuzenbeer, en dan... admiraal Togo, in zijn moderne uniform. En misschien is admiraal Togo hun wel liever dan Kintaro en Shoki...

Op de balkons der huizen, de houten vensterpaneelen met papieren ruitjes wijd opengeschoven, zoodat ge de Japansche interieurtjes ziet - ooms en tantes zijn komen gelukwenschen en hebben hunne heldhaftige poppen gebracht - staan de kleine meisjes ook te kijken naar de karpers in de lucht. Kleurigst gekleed naar hun leeftijd, hoe jonger die is. Zij ook hebben haar feest, maar dan in April; dan krijgen zij ook hare poppen, meisjespoppen. Nu staan ooms en tantes op van hunne kussens en matten en laten een oogenblik hun saké en thee, en de heele familie verdringt zich op het balkon terwijl de jongens joelen in tuin en op straat.

Er is een bolle wind. De visschen staan stijf rechtop als duiken zij. Alles jubelt. Ik zie het en hoor het door mijn open hospitaalraam, van uit mijn bed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken