Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongepubliceerd werk (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongepubliceerd werk
Afbeelding van Ongepubliceerd werkToon afbeelding van titelpagina van Ongepubliceerd werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

Marco Goud

H.T.M. van Vliet



Genre

proza
drama

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongepubliceerd werk

(1996)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

8. Tekstconstitutie

8.1. Spelling

De door Couperus gebruikte spelling is ongewijzigd overgenomen. Voor Couperus was de spelling niet louter een kwestie van uiterlijke vormgeving zonder verdere betekenis. Zij was in zijn ogen nauw verbonden met stijl en ritme. Naar aanleiding van de correctie van de tweede druk van Extaze schreef hij aan Veen: ‘Mag ik dus de correctie maar aan U opdragen: dit zal veel tijd uitsparen. Ten minste als u mij vast belooft nauwkeurig te zijn en mijne spelling en vooral mijne teekens (die den geheelen stijl soms uitmaken) te eerbiedigen. Kan ik hierop vast rekenen?’Ga naar voetnoot140 Zoals andere auteurs in zijn tijd gebruikte Couperus de spelling ook als middel om zich te onderscheiden. Over het effect daarvan op de lezer zegt Blok: ‘[...] het soms eigenaardig, ietwat precieuze woordbeeld doet onmiskenbaar de dandy Couperus als het ware aanwezig zijn bij de lectuur. Zonder dat ik zou willen zeggen dat de auteur zich tussen lezer en tekst in dringt, wil hij zich toch wel aan de lezer kenbaar maken op een hem specifieke wijze: als een

[pagina 450]
[p. 450]

eigenzinnig taal-estheet. Consequente herspelling zou Couperus in dit opzicht te kort doen.’Ga naar voetnoot141 Couperus zelf schreef over dit onderwerp in zijn epigram ‘Regeerings-spelling’: ‘In plaats van de spelling te beschouwen als iets officieels, dat er eigenlijk niet veel toe doet, [...] hebben wij, schrijvers, ze te dikwijls tot iets individualistiesch willen maken. [...] ik heb er zelve aan meê gedaan. [...] In onzen jongen ijver van onbezadigde schrijvers, die dachten met een sonnet of een roman de wereld te veroveren, spelden wij (bijna) ieder op een eigen manier. Ik begon Bilderdijkiaansch: ik vond waereld, paerel en een n achter onze verkleinwoorden te mooi om het niet neêr te zetten; ik vond het logiesch elkaêr te schrijven, omdat je daar in de samentrekking nog het oorspronkelijke woord kon zien; ik vond de c in princes, vercieren, cigaar zeer sierlijk, pardon, ik meen, cierlijk...Later ben ik meer tot mijn schoolspelling (De Vries en Te Winkel) terug gekomen.’Ga naar voetnoot142

Couperus geeft toe dat een officiële spelling nodig is: ‘[...] heusch, ik ben er vóór. Als ik zelf maar niet meê moet doen.’ En hij voegt eraan toe: ‘Maar wat mij toch lief zoû zijn, is, dat getracht werd naar geen spelling-verarming in naam van z.g. praktisch vereenvoudigde spelling. Ja, ik zie nog liefst zijn oorsprong, zijn geboorte terug in de spelling des woords. Want de Taal is eeuwenoud en aristocratiesch en hare woorden moeten voor mij, behouden in de spelling, het cachet en de aroma van dien adel.’Ga naar voetnoot143 Over de ‘oorsprong’ van sommige woorden had Couperus eigenzinnige opvattingen. Zo spelt hij het woord ‘beamen’ dikwijls als ‘beâmen’ alsof het etymologisch iets te maken heeft met ‘beademen’. We hebben dit niet verbeterd, evenmin als het Frans en het Italiaans in romans, verhalen en feuilletons, en de door Couperus consequent ‘fout’ gespelde woorden als ‘sonnambule’ en ‘cinnamoon’.

[pagina 451]
[p. 451]

De herspelling van Couperus' werk werd indertijd door de redactie van de Verzamelde werken verdedigd met het argument dat ook in het buitenland het werk van belangrijke auteurs als Shakespeare, Milton, Goethe, Schiller, Racine en Corneille in herspelde edities wordt uitgegeven, ‘zonder dat iemand daartegen bezwaar maakt [...].’Ga naar voetnoot144 De suggestie als zou in het buitenland de herspelling van literaire werken een algemeen geaccepteerde zaak zijn, is echter onjuist. Reeds in 1949 verklaarde Greg in zijn lezing over de copy-text: ‘The former practice of modernizing the spelling of English works is no longer popular with editors, since spelling is now recognized as an essential characteristic of an author, or at least of his time and locality.’Ga naar voetnoot145 Volgens Bowers is er niets in de spelling en interpunctie van negentiende-eeuwse boeken dat de hedendaagse lezer moeilijkheden zal opleveren. In ieder geval kan een herspelde editie nooit pretenderen wetenschappelijk te zijn, ongeacht voor welk publiek zij is bedoeld.Ga naar voetnoot146

Gaskell acht herspelling ongewenst, ‘because it suggests that the modern meaning of the words of the text is what the author meant by them; because it conceals puns and rhymes; because it causes the editor to choose where the author was ambiguous; and because it deprives the work of the quality of belonging to its own period.’Ga naar voetnoot147 Vergelijkbare argumenten tegen herspelling zijn naar voren gebracht door Franse en Duitse editeurs.Ga naar voetnoot148 Bovendien stuit het herspellen in de praktijk op grote problemen. Tot nu toe is er nog niemand in geslaagd een consequent systeem hiervoor te ontwerpen. De meeste editeurs proberen zich te houden aan het

[pagina 452]
[p. 452]

principe dat een herspelling niet mag leiden tot een klankverandering. Oellers spreekt in dit verband van een onmogelijke opgave: men wil door ingrijpen de contemporaine lezer zoveel mogelijk tegemoet komen, maar anderzijds behoedzaam te werk gaan om het literaire werk geen geweld aan te doen. Men zoekt dus naar een compromis, maar komt uit op willekeur en inconsequentie.Ga naar voetnoot149

8.2 Interpunctie

Couperus' interpunctie is eveneens ongewijzigd overgenomen. Zijn interpunctiesysteem wijkt vrij sterk af van het thans gebruikelijke. Het heeft meer een retorisch-ritmisch structurerende functie, terwijl onze interpunctieregels in het algemeen grammatisch-logisch van aard zijn. Naar eigen zeggen heeft Couperus zijn ‘komma's en komma-punten [...] het allermeeste van geheel [zijn] schrijversprestatie [...] leeren beminnen.’Ga naar voetnoot150 Hij gebruikt veel meer komma's dan wij zouden doen, en ook op plaatsen waar wij beslist geen komma zetten. Bijvoorbeeld:

Ik ben den laatsten tijd veel zenuwachtiger, nadat ik zoo geschrokken ben, in die badkamer. Nadat ze me zoo gespogen hebben, met sirih. Geloof je, dat het spoken was, van geesten? Ik geloof het niet. Het was plagerij, van den Regent. (De stille kracht eerste druk, deel ii, p. 160)

Hij, wil trouwen. (Van oude menschen eerste druk, deel i, p. 218)

Zij, zag slechts zijn open armen, bewoog naar die toe...(Aan den weg der vreugde eerste druk, p. 90)

[...] nu echter scheen de heele wereld hem een, licht te torsen, last toe. (Eline Vere vierde druk, deel i, p. 202)

[pagina 453]
[p. 453]

De interpunctietekens hebben bij Couperus dikwijls ook een andere betekenis dan nu. Dat geldt vooral voor de puntkomma en de dubbele punt. Bijvoorbeeld:

- Ja, zei Ottilie; je voelde het ook; Lot: je ging naar Italië, om te herademen. (Van oude menschen eerste druk, deel i, p. 215)

8.3 Koppeltekens

Karakteristiek voor Couperus en voor andere auteurs uit zijn tijd is ook het gebruik van een koppelteken in samenstellingen als ‘gouden-regen’, ‘blauw-grijs’, ‘twee-en-dertig’ en in combinaties als ‘gevoel-van-eer’, ‘oude-heer’, ‘stond-op’. Soms staan deze koppeltekens in de basistekst aan het einde van een regel en zijn ze niet te onderscheiden van de normale afbrekingstekens. In die gevallen hebben wij het volgende principe gehanteerd: als de samenstelling of combinatie in een van de voorafgaande versies met een koppelteken voorkomt, hebben wij het afbrekingsteken in de basistekst ook als koppelteken opgevat; als de samenstelling of combinatie in de voorafgaande versie(s) eveneens aan het einde van een regel is afgebroken, hebben we alleen tot een koppelteken besloten, indien dezelfde of een vergelijkbare samenstelling of combinatie elders in de basistekst met een koppelteken voorkomt.Ga naar voetnoot151

8.4 Inconsequenties

Couperus was in zijn spelling niet consequent. Zelfs binnen één werk kunnen naast elkaar voorkomen: ‘Frans van Helderen’ en ‘Frans Van Helderen’ (De stille kracht), ‘den Haag’ en ‘Den Haag’ (Noodlot), ‘bourgeois’ en ‘bourgois’ (Metamorfoze), ‘Shakespeare’ en ‘Shakespere’ (De stille kracht), ‘naif’ en ‘naief’, ‘praktisch’ en ‘practisch’ en ‘practiesch’, ‘egoist’ en ‘egoïst’, ‘jalouzie’ en ‘jaloezie’, ‘héel’ en ‘heél’, enzovoort. Volgens Blok is het ‘een aspect

[pagina 454]
[p. 454]

van het dandyisme in zijn schrijfwijze: anderen mogen zich door zo iets als spelling aan banden laten leggen, hij heeft zo zijn voorkeuren, waaraan hij toegeeft zolang hij daarop wenst te letten.’Ga naar voetnoot152 Maar de inconsequenties zijn niet altijd toe te schrijven aan willekeur of slordigheid. In een postscriptum bij een van zijn epigrammen in de Haagsche post geeft Couperus zelf het volgende voorbeeld: ‘Ik zeg: een chic toilet, maar een chique vrouw en zoû niet weten hoe ik een chique vrouw anders, in dit zuiver Hollandsch, zoû moeten spellen. Dus ook, in zuiverst Hollandsch: Een chique “Maison”, waar je op een chic theeblaadje chique thee krijgt, als je eens met een chic meisje chic uit bent.’Ga naar voetnoot153

De inconsequenties van de basistekst zijn in de editie niet geüniformeerd, maar ongewijzigd overgenomen. Ze zijn karakteristiek voor Couperus' werk en ze kunnen zeker niet als ‘fouten’ beschouwd worden. Gaskell wijst erop dat inconsequenties in literaire werken vroeger een normaal verschijnsel waren en dat niemand zich er erg aan stoorde. De enige reden om ze nu ongedaan te maken is ‘to satisfy the expectations of modern readers.’Ga naar voetnoot154 Maar daarmee zou het werk zijn historische verschijningsvorm gedeeltelijk verliezen.Ga naar voetnoot155

We hebben alleen een uitzondering gemaakt voor de namen van personen, omdat de verschillende spelling daarvan tot verwarring zou kunnen leiden. Meestal is de afwijkende spelling een duidelijke zetfout, maar soms moet zij worden toegeschreven aan slordigheid van Couperus. Hij heeft verschillende malen de spelling van de naam van een romanfiguur in de boekuitgave veranderd, maar niet consequent. Op enkele plaatsen is de oorspronkelijke vorm blijven staan. Dit is bijvoorbeeld gebeurd met de

[pagina 455]
[p. 455]

naam ‘Therèse’ (‘Thérèse’) in Van oude menschen en ‘Abrokomas’ (‘Abrokomes’) in Xerxes. In de Groot Nederland-versie van Xerxes komt zesmaal de vorm ‘Abrokomes’ voor, in de eerste druk driemaal de vorm ‘Abrokomas’ en driemaal de oude vorm ‘Abrokomes’. Dit soort inconsequenties hebben we gelijkgetrokken, tenzij niet kon worden vastgesteld welke spelling Couperus heeft bedoeld. Bijvoorbeeld in alle versies van Eline Vere komt afwisselend ‘Mémée’ en ‘Memée’ voor. We hebben evenmin ingegrepen, als het gaat om namen die ook buiten het werk van Couperus in variante vorm bestaan, zoals ‘Apollo’ en ‘Apolloon’.

8.5 Correcties

Bij de evaluatie van de resultaten van de tekstvergelijking en van het kritisch onderzoek van de basistekst is bepaald welke lezingen als (zet)fout beschouwd moeten worden en hoe deze lezingen moeten worden gecorrigeerd. Hiervoor maken wij gebruik van een formeel en een inhoudelijk criterium. De twee criteria kunnen samenvallen, maar ook onafhankelijk van elkaar worden toegepast.

a. Formeel

Volgens het formele criterium beschouwen wij als zetfout of perscorruptie: letters en interpunctietekens van een verkeerd type of corps, omgedraaide en kapotte letters en interpunctietekens, spaties binnen een woord, ontbreken van spatie tussen woorden, niet-uitgevulde regels, uitgevallen letters en interpunctietekens en plaatsen waar het zetsel is verschoven. Dit soort fouten is zonder inhoudelijke analyse van de tekst te herkennen en te corrigeren. Voor de correctie van niet-uitgevulde regels en van uitgevallen letters en interpunctietekens moet soms gebruik worden gemaakt van de voorafgaande versie. Bijvoorbeeld in de roman Antiek toerisme staat de zin:

- Edele heer, voor de nacht gehéel is gezonken zoû ik u naar de Groote Neith willen voeren...(p. 146)
In de eerste druk is deze zin over twee regels gezet. De eerste

[pagina 456]
[p. 456]

eindigt met ‘gezonken’, maar deze regel is niet uitgevuld, dat wil zeggen achter ‘gezonken’ is nog één positie open. Er zijn ons geen exemplaren van de eerste druk van Antiek toerisme onder ogen gekomen waar op deze plaats wel een (lees)teken is afgedrukt. Daarom volgen wij in dit geval de lezing van Groot Nederland: ‘gezonken,’. Deze correctie is dus niet gebaseerd op de inhoud van Antiek toerisme, maar op de typografie van de eerste druk.Ga naar voetnoot156

b. Inhoudelijk

Volgens het inhoudelijke criterium beschouwen wij als zetfouten: alle lezingen in de basistekst die in de gegeven context geen enkele zin opleveren, geen betekenistoekenning mogelijk maken.Ga naar voetnoot157 De zogenaamde evidente zetfouten van het type ‘vizoen’ in plaats van ‘vizioen’ kunnen in de regel ook zonder raadpleging van de voorafgaande versies worden gecorrigeerd. Maar in veel gevallen zal voor de correctie van een ‘onzinnige’ lezing in de basistekst moeten worden teruggegrepen op de tekst van een van de voorafgaande versies. Deze versies worden alleen gebruikt om tekstcorruptie in de basistekst ongedaan te maken. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling de vanuit esthetisch oogpunt ‘betere’ lezingen uit andere versies in de basistekst te verwerken. Dit soort eclecticisme behoort niet tot de taak van een editeur.

Enkele voorbeelden van zetfouten zijn:

[...] rees de Held [...] gekroond met den leeuwkop, waar in de beryllen der oogen nog fiikkerden [...] (Herakles eerste druk, deel i, p. 74)

[pagina 457]
[p. 457]

Het werkwoord ‘fiikkeren’ is geen bestaand Nederlands woord. Het levert geen zin op en moet daarom als zetfout beschouwd worden. Gegeven de context moet ‘flikkerden’ bedoeld zijn. Overigens is ook in dit soort ogenschijnlijk simpele gevallen voorzichtigheid geboden. In het werk van Couperus komen immers veel neologismen voor die uiteraard niet als zetfout geïnterpreteerd kunnen worden. Het verschil met ‘fiikkerden’ is dat deze neologismen vrijwel altijd gevormd zijn door een combinatie van of naar analogie van bestaande woorden, zoals de persoonsvorm in de openingszin van De berg van licht: ‘In den zoelen nacht van nazomer triltintelden [...].’

Hij zweeg weêr, staarde voor zich uit, de hand aan de oogen, omdat het door sneeuw gereflecteerde buitenlucht hem stak in het gezicht. (Van oude menschen eerste druk, deel ii, p. 86)

Hoewel deze zin bestaat uit welgevormde, bestaande Nederlandse woorden, bevat zij toch een zetfout die een zinnige lezing verhindert. Om te beginnen is de combinatie ‘het [...] buitenlucht’ grammaticaal onjuist. Verder past ‘buitenlucht’ semantisch niet bij ‘staarde’, ‘oogen’, ‘gereflecteerde’ en ‘stak’. Op deze plaats moet de lezing van het handschrift gevolgd worden: ‘buitenlicht’.

Zie, ik buk mij...het water loopt weg; zie, ik hef de hand...en weg wiegelt het ooft, en in den eeuwigen wind hoor ik een schaterlach, blijde om mij steeds te-vergeefs trachten! (Dionyzos eerste druk, p. 162)
Deze uitspraak van Tantalos is alleen volledig te begrijpen, als het slot van de zin vervangen wordt door de lezing van Groot Nederland en het kladhandschrift: ‘om mijn steeds te-vergeefsch trachten!’ De foutieve lezing in de eerste druk is waarschijnlijk ontstaan door een combinatie van een vergissing van de zetter en een onjuiste ‘verbetering’ van de corrector of van Couperus. Van het ‘mijn’ in de kopij maakte de zetter ‘mij’, waardoor bij de correctie

[pagina 458]
[p. 458]

van de proeven ‘trachten’ niet meer als zelfstandig naamwoord werd herkend, maar als werkwoordsvorm werd opgevat. Dit had tot gevolg dat de corrector of Couperus zelf de bijvoeglijk naamwoordsvorm ‘te-vergeefsch’ ten onrechte veranderde in de bijwoordsvorm ‘te-vergeefs’.

En Mathilde boog zich over het bedje van haar Nico, die met geloken oogen in de wol lag [...].
En zij boog zich en roerde even met de lippen Nico's open mondje aan [...]. (Eline Vere vierde druk, deel i, p. 71-72)

In deze versie van Eline Vere wordt vlak na elkaar twee keer verteld, dat Mathilde zich vooroverbuigt. Uit de vergelijking met eerdere versies blijkt, dat in de tweede zin het woordje ‘verder’ is vergeten: ‘En zij boog zich verder [...].’

 

(1)- En...en meneer Takma...Ottilie?
(2)- Wat, mama...?
(3)- Is...is die...ook...ziek...
(4)Zij schrikte, de dochter, om de uitdrukking van haar moeders gelaat [...]...
(5)- Mama...mama...wàt heeft u??
(6)- Is hij ziek...of is hij...òok...
(7)- Ziek...? Ja hij is ook ziek, mama...
(8)Zij voleindigde niet...
(Van oude menschen eerste druk, deel ii, p. 154)

 

In deze dialoog doet r. 7 vreemd aan. Hij vormt geen logisch antwoord op de vraag in r. 6. Bovendien kan r. 8 niet aansluiten op r. 7: met ‘Zij’ moet ‘mama’ bedoeld zijn, die in r. 6 inderdaad haar zin niet afmaakte, maar het antwoord van Ottilie in r. 7 is wèl ‘voleindigd’. Het probleem kan worden opgelost door de volgorde van Groot Nederland en het handschrift over te nemen: in die versies volgt r. 7 na r. 3. De fout in de eerste druk is waarschijnlijk ontstaan, doordat Couperus bij de correctie van de proeven in r. 7

[pagina 459]
[p. 459]

een verandering heeft aangebracht. De veranderde regel is vervolgens bij de revisie op de verkeerde plaats ingevoegd.

En hij dacht zijne éene gedachte. Waar Ilia zoû kunnen zijn. Want er was niet meer dan éen roover geweest...(Antiek toerisme eerste druk, p. 117)

Hier sluiten de twee laatste zinnen inhoudelijk niet op elkaar aan. De redengeving met ‘Want’ kan niet op de voorafgaande vraag slaan. Op grond van de versie in Groot Nederland moeten we aannemen, dat de zetter een stukje tekst heeft overgeslagen en dat Couperus dit bij de correctie van de proeven niet heeft opgemerkt. Vergelijk:

En hij dacht zijne éene gedachte. Waar Ilia zoû kunnen wezen, en wie hare roover zoû kunnen zijn. Want er was niet meer dan éen roover geweest...(Antiek toerisme in Groot Nederland)
Soms moeten ook interpunctietekens of het ontbreken daarvan op inhoudelijke gronden als zetfout beschouwd worden. Bijvoorbeeld:
- Ja, alleen om hem! sprak hij dof! (Noodlot eerste druk, p. 164)
De combinatie van het uitroepteken met ‘dof’ levert in deze context geen zin op. De fout is waarschijnlijk onder invloed van het uitroepteken achter ‘hem’ ontstaan. We hebben hier de Gids-lezing gevolgd: ‘dof.’.

Loom lieten de saters de spanen los, en zij dronken de druif, en sluimerden van middagweelde, en Dionyzos, vertrouwende ook, sluimerde in. (Dionyzos eerste druk, p. 207-208)

In dit voorbeeld is het probleem bij welk werkwoord ‘ook’ hoort. De lezing ‘vertrouwende ook’ is niet zinnig, want over ‘vertrou-

[pagina 460]
[p. 460]

wen’ door de saters wordt niet gesproken. Het gemeenschappelijke van de saters en Dionyzos is het ‘sluimeren’. Daarom verdient de lezing van het handschrift de voorkeur: ‘[...] en Dionyzos, vertrouwende, ook sluimerde in.’

Daar, vóór hunne, oogen was het de hel...(Wereldvrede eerste druk, p. 327)

De komma achter ‘hunne’ is inhoudelijk en ook vanuit het zinsritme niet te verklaren. Zij hoort achter ‘oogen’, zoals de lezing in De gids luidt.

Als een fout reeds in een eerdere versie voorkomt en vandaaruit in de basistekst is overgenomen, kan strikt genomen niet van een zetfout in de basistekst gesproken worden. Het gaat dan om een schrijf- of zetfout die Couperus blijkbaar bij elke correctie over het hoofd heeft gezien. Bijvoorbeeld:

Het gat is ook niet zoo heél diep en als het genezen is, zal het litteeken mij herinneren, die ik u toehoor, heer, en uw slaafje ben...(Antiek toerisme eerste druk, p. 64-65)

De zetfout ‘die’ in plaats van ‘dat’ is vanuit Groot Nederland in de eerste druk overgenomen. Wij weten niet of de fout al in de kopij voor Groot Nederland voorkwam, want er zijn geen handschriften van Antiek toerisme bewaard gebleven.

Verwonderd scheurde Milia den brief open, doorlas hem...Omdat Giannina wachtte en haar aanzag, zeide zij:
- De signore komt niet thuis eten, Milia...Hij heeft een vriend ontmoet...in Ponte...
- Dan breng ik maar op, voor u...
(Aan den weg der vreugde eerste druk, p. 181)

Milia zegt natuurlijk niet tegen zichzelf, maar tegen Giannina dat de signore niet komt eten. De fout is al in het kladhandschrift

[pagina 461]
[p. 461]

gemaakt en vervolgens overgenomen in het kopijhandschrift, de voorpublikatie en de boekuitgave.

In tegenstelling tot de bovenstaande voorbeelden van schrijf- of zetfouten die naar onze mening correctie behoeven, hebben wij feitelijke onjuistheden in het verhaal die toegeschreven moeten worden aan een slordigheid of vergissing van Couperus, niet verbeterd. Het verschil tussen beide categorieën is, dat de laatstgenoemde ‘fouten’ in hun context meestal een zinnige lezing opleveren.Ga naar voetnoot158 Bovendien kunnen de feitelijke onjuistheden alleen ongedaan worden gemaakt door in te grijpen in het verhaal. Maar de editeur dient, zoals gezegd, niet als mede-auteur van het werk op te treden. Couperus zelf vond de vergissingen wel vervelend, maar men krijgt niet de indruk dat hij er zwaar aan tilde. In 1903 vroeg hij Veen of het mogelijk was het tweede vel van Het heilige weten over te drukken: ‘Zoo ja, dan had ik gaarne de verandering aangebracht, die ik op bl. 21 aangeef [...]. Is het soms al te veel last en kosten, enfin, dan kan het er wel door, maar is het eenigszins te doen, dan had ik het gaarne, omdat bl. 21 een onjuistheid aangeeft.’Ga naar voetnoot159 Veen antwoordde: ‘Het overdrukken kost een kleine fl. 50. = aan zetten, drukken en papier en zooals gij weet uw wil geschiedde[!], dus als gij het gaarne hebt, doe ik het.’Ga naar voetnoot160 Daarop liet Couperus weten: ‘Wij zullen de verandering maar niet maken, als ze zooveel kost. Er zijn wel meer onnauwkeurigheden in mijn boeken: het publiek moet ze er maar bij slikken.’Ga naar voetnoot161

Couperus vergiste zich vaak met getallen, zoals leeftijden.Ga naar voetnoot162 Bijvoorbeeld:

Zij had ook nu haar broêr bij zich gevraagd, een aardige jongen van zeventien jaar [...]. (Langs lijnen eerste druk, deel ii, p. 11)

[pagina 462]
[p. 462]

De jonge Hope was een stevige frissche jongen van achttien jaar [...]. (Langs lijnen eerste druk, deel ii, p. 31)

Wat is verder mijn leven. Met Ida, met drie kinderen, in wie ik [= Frans van Helderen] hun moeder voorzie [...]. (De stille kracht eerste druk, deel i, p. 113)

De twee kinderen van Van Helderen, een jongen en een meisje, zes en zeven [...]. (De stille kracht eerste druk, deel ii, p. 67)
In de roman De komedianten wordt een slavin te koop aangeboden voor ‘tweehonderd-vijf-en-twintig sestertiën’, terwijl elders wordt verteld: ‘een gewone slaaf-van-waarde kostte zoo ongeveer honderdduizend sestertiën.’ De rijke Sextilianus wil voor de tweeling Cecilius en Cecilianus ‘tweehonderd-vijftigduizend sestertiën’ betalen. Waarschijnlijk heeft Couperus in het geval van de slavin het getal duizend vergeten.

Verder zijn er verschillende ‘fouten’ in de congruentie tussen onderwerp en persoonsvorm die niet als zetfout geïnterpreteerd kunnen worden. Bijvoorbeeld:

De koningin en haar geheele hof bereikte den heuvelkam, daalde ter andere zijde neêr in het kamp. (De ongelukkige eerste druk, p. 218)
De koningin en het hof zijn als één geheel opgevat.

En verhalen, die haar niet interesseerden, gingen om: oom Daan, tante Floor vertelde van de kinderen [...]. (Van oude menschen eerste druk, deel ii, p. 29)

Hier kan een samentrekking bedoeld zijn: ‘oom Daan [vertelde], tante Floor vertelde’. Een bekend soort ‘fout’ is ook:

Een troep studenten schreeuwen, roepen zijn naam en leve, en

[pagina 463]
[p. 463]

zwaaien hunne kleurige petten. (Majesteit eerste druk, deel i, p. 43)

c. Auteurscorrecties

Voor de correctie van zetfouten in de basistekst is ook gebruik gemaakt van: erratalijstjes, opmerkingen van Couperus in brieven aan Veen en aantekeningen in exemplaren uit Couperus' bezit. Bij het doorlezen van de tijdschriftafleveringen of de afgedrukte vellen van de boeken ontdekte Couperus altijd nog wel een paar fouten. Het was dan te laat om correcties in de tekst aan te brengen. Meestal legde hij zich hierbij neer, maar soms raakte hij zo geïrriteerd, dat hij als laatste redmiddel een erratalijstje in een volgende aflevering van het tijdschrift of achterin de boekuitgave liet afdrukken. Zo schreef hij op 2 oktober 1905 aan Veen over het eerste deel van De berg van licht: ‘Er wordt vrij goed afgedrukt, maar toch blijven er - met al mijn zorg - nog leelijke dingen staan. Het schijnt niet anders te kunnen, ook al vroeg ik 10 revizie's! Nu weêr bl. 172, regel 4 koppen voor knoppen. Dat moet met een erratum verbeterd worden, achter, want het is te dol. Misschien vind ik nog meer.’Ga naar voetnoot163 Hij vond er inderdaad nog meer. Ze werden achterin deel iii van De berg van licht in een erratalijstje vermeld. In de editie zijn de erratalijstjes zelf niet opgenomen, maar de door Couperus opgegeven correcties zijn in de tekst van het desbetreffende werk verwerkt.

Sommige fouten constateerde Couperus pas na de ontvangst van de boeken. Een paar maal schreef hij hierover aan Veen. Als hij in zijn brief concrete voorbeelden noemt, zoals in het geval van Herakles,Ga naar voetnoot164 hebben wij deze correcties overgenomen. De achteraf gevonden zetfouten corrigeerde Couperus in zijn eigen exemplaar van het boek. Het is niet zeker of hij dit altijd deed. Voorzover bekend, zijn er slechts enkele boeken uit Couperus' bezit overgeleverd met aantekeningen van zijn hand. In die

[pagina 464]
[p. 464]

exemplaren heeft hij ook enkele veranderingen genoteerd die hij waarschijnlijk heeft overwogen in een volgende druk aan te brengen. Maar van deze boeken is tijdens zijn leven geen herdruk verschenen. We hebben de veranderingen niet in de tekst overgenomen. Ze worden vermeld in de verantwoording bij het werk.

Er is bijvoorbeeld een exemplaar van De berg van licht bewaard gebleven waarin Couperus op sommige plaatsen een naamvals-n heeft toegevoegd of geschrapt. Dit soort veranderingen valt buiten het gehanteerde formele en inhoudelijke criterium. We hebben de fouten tegen de traditionele geslachtsregels van De Vries en Te Winkel, zoals een verkeerd of inconsequent gebruik van de naamvals-n, niet verbeterd, tenzij ze een onzinnige lezing opleveren. Deze ‘fouten’ zijn vergelijkbaar met ‘foute’ of inconsequente spellingen. Het uitgangspunt is niet geweest Couperus te verbeteren, maar zijn werk zoveel mogelijk te zuiveren van tekstcorruptie die ontstaan is bij de tekstoverdracht van geschreven naar gedrukte vorm en van voorpublikatie naar boekuitgave.

Het is bekend, dat Couperus veel waarde hechtte aan het accent circonflexe op woorden als zoû, weêr, neêr, meê, enzovoort.Ga naar voetnoot165 Op dit punt heeft hij uitdrukkelijk wèl consequent willen zijn. Het is echter niet altijd gelukt. Daarom hebben we in voorkomende gevallen het accent toegevoegd, hoewel het ontbreken ervan geen enkele inhoudelijke consequentie heeft. We achten deze uitzondering gerechtvaardigd, omdat zij berust op een duidelijke intentie van Couperus. Vergelijkbaar hiermee zijn de vormen ‘'t’ en ‘'n’ voor ‘het’ en ‘een’. In sommige krantepublikaties van Couperus' feuilletons komen de verkorte vormen voor om ruimte te sparen, zodat de tekst nog net binnen een kolom past. De verkorte vormen zijn door ons verbeterd, omdat ze duidelijk in strijd zijn met Couperus' intentie. Op 21 november 1917 eiste Couperus van Veen de correctie van ‘z'n’ en ‘'n’ in ‘zijn’ en ‘een’,

[pagina 465]
[p. 465]

‘daar ik zulke taalverkrachtingen niet wil en nooit schrijf.’Ga naar voetnoot166

8.6 Oorzaken tekstcorruptie

De eerste vormen van tekstcorruptie in het werk van Couperus zijn ontstaan bij het overschrijven van het kladhandschrift in het net. Toen Veen in 1902 Couperus voorstelde met het overschrijven van Het late leven te stoppen en zijn kladhandschrift als kopij te sturen, antwoordde hij: ‘[...] ik geef mijn m.s. niet weg, en daarbij, ik zelf weet niet altijd wat er staat.’Ga naar voetnoot167 Als Couperus zelf soms zijn eigen kladhandschrift al niet kon ontcijferen, is het begrijpelijk dat zijn vrouw bij het overschrijven allerlei fouten heeft gemaakt. Zij las woorden verkeerd, sloeg woorden over en bracht ook veranderingen aan. Deze vergissingen en veranderingen hebben lang niet altijd geleid tot een onzinnige lezing. Daardoor heeft Couperus ze bij de correctie van de proeven niet opgemerkt en zijn ze in de gepubliceerde tekst terechtgekomen.

Vooral de handschriften van Langs lijnen van geleidelijkheid geven een goed beeld van de gevolgen van het overschrijven. Van de roman is een compleet kladhandschrift overgeleverd. Verder beschikken we over een onvolledig kopijhandschrift, dat gedeeltelijk door Couperus zelf en gedeeltelijk door zijn vrouw is gemaakt. Enkele voorbeelden uit het handschrift van Elisabeth zijn:

- Ik denk...van ja...Ik heb geschreven naar Chicago, zeide zij vol van weifeling. (kladhandschrift)

- Ik denk...van ja...Ik heb geschreven naar Chicago, zeide zij weifelend. (kopijhandschrift Elisabeth en eerste druk, deel i, p. 135)
Het woordje ‘vol’ is in Couperus' kladhandschrift moeilijk te lezen.

[pagina 466]
[p. 466]

Daarop gingen Duco en Cornelie naar Napels. Zij deden het niet als een vlucht [...]; Cornelie zeide rustig aan Urania en den prins dat zij naar Napels ging [...] en Van der Staal haar daar wellicht zou volgen. (kladhandschrift)

Daarop gingen Cornelie en Duco naar Napels. Zij deden het niet als een vlucht [...]; Cornelie zeide aan Urania en aan den prins, dat zij naar Napels ging [...] en dat van der Staal haar wellicht zou volgen. (kopijhandschrift Elisabeth en eerste druk, deel i, p. 189-190)Ga naar voetnoot168
Elisabeth heeft op talrijke plaatsen aan het Frans ontleende woorden vertaald. Bijvoorbeeld:
Toch had zij de brouille gaarne voorkomen. (kladhandschrift)

Toch had zij de verkoeling gaarne voorkomen. (kopijhandschrift Elisabeth en eerste druk, deel i, p. 189)
Andere voorbeelden zijn: ‘étage-verdieping’, ‘amuzeerde-vermaakte’, ‘unaniem-eenstemmig’, ‘educatie-opvoeding’, ‘interessant-gewichtig’, ‘charme-bekoring’, ‘stupefactie-stomme verbazing’, ‘pailletten-loovers’. Het is niet bekend of Elisabeth dit soort veranderingen op eigen gezag, of in overleg met haar man heeft aangebracht. In ieder geval zijn de Franse woorden in het door Couperus overgeschreven gedeelte van de roman niet vervangen. Het gevolg is dat het eerste deel van Langs lijnen op dit punt zeer inconsequent is geworden. In sommige gedeelten staan ‘educatie’, ‘interessant’, ‘charmant’, ‘frazen’, ‘stupefactie’, ‘pailletten’, enzovoort en in andere gedeelten zijn deze woorden vervangen door een Nederlands equivalent.

[pagina 467]
[p. 467]

Een aantal duidelijke fouten van Elisabeth heeft Couperus blijkbaar in de proeven verbeterd. Soms is hierdoor een andere lezing ontstaan dan oorspronkelijk in het kladhandschrift voorkwam. Bijvoorbeeld:

Het begon te schemeren en zij reden terug. (kladhandschrift)

Het begon te schemeren en zij terug. (kopijhandschrift Elisabeth)

Het begon te schemeren en zij gingen terug. (eerste druk, deel i, p. 187-188)Ga naar voetnoot169
De vergissingen en veranderingen van Elisabeth die niet hebben geleid tot een onzinnige lezing en om die reden door Couperus, zij het onbewust, zijn gesanctioneerd, vormen voor de editie van Couperus' werk een principieel probleem. Moeten ze ongedaan worden gemaakt of moet de passieve autorisatie ervan door Couperus worden gerespecteerd? Wij menen dat ook hier het inhoudelijke criterium de doorslag moet geven. Het zou onjuist zijn een zinnige, door de auteur passief geautoriseerde, lezing te vervangen, als blijkt dat die lezing is ontstaan door een vergissing of verandering van een ander. Ook hier geldt dat de editeur niet als mede-auteur van het werk moet optreden. Bovendien kan van de meeste boeken van Couperus de tekstgeschiedenis niet volledig worden gereconstrueerd, omdat er geen kopijhandschrift bewaard is gebleven. In deze situatie is er geen andere mogelijkheid dan alle zinnige lezingen in de basistekst te accepteren, ook als ze verschillen van de oorspronkelijke lezingen in het kladhand-

[pagina 468]
[p. 468]

schrift. Zonder het kopijhandschrift is immers niet uit te maken of een afwijkende lezing toegeschreven moet worden aan een vergissing of verandering van Elisabeth, van de zetter of van Couperus zelf.

 

In het volgende stadium van de tekstoverdracht zijn door toedoen van de zetter nieuwe fouten ontstaan, die ten dele vergelijkbaar zijn met de vergissingen van Elisabeth. Volgens Gaskell werden mislezingen van geschreven kopij vrijwel altijd veroorzaakt door het onduidelijke handschrift van de auteur of door onduidelijke veranderingen en toevoegingen in de kopij.Ga naar voetnoot170 Bij Couperus waren het vooral de zetters van De gids, Groot Nederland, Het vaderland en de Haagsche post die met zijn moeilijk leesbare handschrift werden geconfronteerd. Maar ook als men kon beschikken over gedrukte kopij, werd er niet foutloos gezet. Gaskell noemt twee oorzaken van zetfouten: ‘a mental lapse’ van de zetter en ‘vuile’ letterkasten.Ga naar voetnoot171

Allerlei ‘mental lapses’ kwamen voor, maar volgens Gaskell waren drie soorten algemeen:Ga naar voetnoot172

a. De zetter vervangt in de zin of in de zinsdelen die hij van de kopij in zijn hoofd heeft, onbewust een woord door een ander. Het vervangende woord zal een semantische relatie hebben met het woord in de kopij en het zal erop lijken qua vorm en ritme. Bijvoorbeeld:

Het portret zelve [...] had zij met zijne andere cadeaux [...] hem teruggezonden, als eene allerlaatste [...] wreedheid, die zij hem had toegebracht. (Eline Vere eerste druk, deel iii, p. 31)

Het portret zelve [...] had zij met zijne andere cadeaux [...] hem teruggezonden, als eene allerlaatste [...] wreedheid, die zij hem had toegedacht. (Eline Vere vierde druk, deel ii, p. 109)

[pagina 469]
[p. 469]

b. De zetter vervolgt zijn werk vanaf de verkeerde plaats in de kopij, waardoor hij een stukje tekst overslaat of juist herhaalt. De oorzaak van deze fout is meestal dat een zelfde woord in één zin of in opeenvolgende zinnen van de kopij voorkomt. Bijvoorbeeld:

Er verscheen niets, er weêrklonk niets, alles bleef stil. (Eene illuzie eerste druk, p. 190)

Er verscheen niets, alles bleef stil. (Eene illuzie tweede druk, p. 175)

[...] kreten van muziek, een wereld van muziek, liefde en wanhoop [...]. (Majesteit eerste druk, deel ii, p. 240)

[...] kreten van muziek, liefde en wanhoop [...]. (Majesteit zesde [= vijfde] druk, p. 171)

[...] allerminstens met millioenen en millioenen onkosten toch nog een gewapenden Vrede noodzakelijk maakte en altijd noodzakelijk maken zoû! (Wereldvrede eerste druk, p. 148)

[...] allerminstens met millioenen en millioenen onkosten toch nog een gewapenden Vrede noodzakelijk maken zoû! (Wereldvrede derde [= tweede] druk, p. 82)

Nog nooit had hij zijne macht gevoeld [...] als zulk een genot, om te kunnen bevelen en snel te zien uitvoeren, wat hij beval. (Wereldvrede eerste druk, p. 108)

Nog nooit had hij zijne macht gevoeld [...] als zulk een genot, om te kunnen bevelen en snel te kunnen bevelen en snel te zien uitvoeren, wat hij beval. (Wereldvrede derde [= tweede] druk, p. 59)

c. De zetter doet onbewust een greep in het verkeerde vakje van

[pagina 470]
[p. 470]

zijn letterkast. Dit levert fouten op van het type ‘ledemalen’ in plaats van ‘ledematen’.

De zetfout ‘ledemalen’ kan ook het gevolg zijn van een ‘vuile’ letterkast. Een letterkast bestond uit een aantal vakjes waarin de letters volgens een bepaalde indeling elk in een apart vakje werden bewaard.Ga naar voetnoot173 Volgens Gaskell waren er vrijwel geen kasten in een drukkerij die geen letters in het verkeerde vakje hadden. Als de kast te vol was, konden gemakkelijk letters van het ene vakje in het andere vallen. Maar de belangrijkste oorzaak van ‘vuile’ kasten waren fouten bij het zogenaamde distribueren: na het afdrukken van een boek werd het gebruikte zetsel weer letter voor letter opgeborgen in de letterkast.Ga naar voetnoot174 Door vergissingen die hierbij gemaakt werden, kwamen allerlei letters in een verkeerd vakje terecht.

 

De tekst die Couperus uiteindelijk in de vorm van proefvellen voor de boekuitgave onder ogen kreeg, bevatte zowel onopgemerkte fouten uit eerdere stadia van de tekstoverdracht als nieuwe zetfouten. Bij de correctie van de proeven heeft hij geprobeerd alle zetfouten te signaleren, maar daarnaast heeft hij ook veranderingen in de tekst aangebracht. Het eindresultaat, dat wil zeggen de eerste druk, is dus een mengeling van Couperus' oorspronkelijke tekst en van de vergissingen en veranderingen die er tijdens het overschrijven, het zetten van het werk en het corrigeren van de proeven in zijn gekomen. De tekstuele verschillen tussen de eerste druk en de voorafgaande versies zijn dikwijls niet te onderscheiden in auteursvarianten en in niet-opgemerkte, en daardoor niet-verbeterde, (zet)fouten. Bijvoorbeeld:

- Praat u dan met iedereen zoo vertrouwelijk?
- Neen, bijna met niemand. Met niemand. Vroeger had ik een vriend, hij is dood. (Langs lijnen in De gids)

[pagina 471]
[p. 471]

- Praat u dan met iedereen zoo vertrouwelijk?
- Neen, bijna met niemand. Vroeger had ik een vriend, hij is dood. (Langs lijnen eerste druk, deel i, p. 53)
Naar analogie van de eerder gegeven voorbeelden zou het ontbreken van ‘Met niemand.’ een ‘klassieke’ zetfout kunnen zijn: door het voorkomen van hetzelfde woord vergiste de zetter zich en sloeg een stukje over. Maar die eerder gegeven voorbeelden zijn ontleend aan herdrukken die Couperus niet heeft gecorrigeerd, in tegenstelling tot de eerste druk van Langs lijnen. Omdat de eerste druk ook zonder ‘Met niemand.’ een zinnige lezing oplevert, is de vraag: heeft de zetter een fout gemaakt die Couperus niet heeft gezien, of heeft Couperus zelf ‘Met niemand.’ geschrapt? Wellicht vond hij de herhaling achteraf niet nodig of niet mooi. Voor dit dilemma komt de editeur van Couperus' werk herhaaldelijk te staan. Het gaat hier om wat Bowers noemt ‘one of the most difficult problems in the editing of texts - the identification of authorial proofreading.’Ga naar voetnoot175

Auteurs zijn in het algemeen geen professionele correctors. Ze zullen de proeven niet altijd met dezelfde nauwkeurigheid corrigeren: ‘Some pages are better read than others, some with reference to copy, some without.’Ga naar voetnoot176 Het maakt uiteraard een groot verschil of de auteur de proeven corrigeert door ze te lezen dan wel door ze te vergelijken met de kopij. In het eerste geval zal hij geneigd zijn elke plausibele lezing in de proeven te aanvaarden. Dickens die zijn proeven doorlas, maakte soms om een fout te corrigeren een nieuwe lezing in plaats van terug te vallen op de lezing van zijn kopijhandschrift.Ga naar voetnoot177 Deze werkwijze komt ook voor bij Couperus. Bijvoorbeeld:

Waarom mag ik auteurs geen amuzeurs noemen? Ze amuzee-

[pagina 472]
[p. 472]

ren zich met hun eigen verdriet en emoties, en met den weemoed daarover in een sonnet [...]. (kopijhandschrift Van oude menschen)

Waarom mag ik daarover auteurs geen amuzeurs noemen? Ze amuzeeren zich met hun eigen verdriet en emoties, en met den weemoed in een sonnet [...]. (Van oude menschen in Groot Nederland)

Waarom mag ik dus auteurs geen amuzeurs noemen? Ze amuzeeren zich met hun eigen verdriet en emoties, en met den weemoed in een sonnet [...]. (Van oude menschen, eerste druk, deel i, p. 88)
De zetter van Groot Nederland heeft bij vergissing ‘daarover’ in de verkeerde zin gezet. Couperus heeft deze fout niet opgemerkt, of hij is pas in het stadium van de revisie ontstaan, zonder dat Couperus nog een revisieproef heeft gezien. De corrupte lezing keerde terug in de proeven van de eerste druk, want die is gezet naar Groot Nederland. Bij de correctie van die proeven heeft Couperus de fout gezien en geprobeerd een correcte lezing te maken, zonder echter het handschrift te raadplegen. Daardoor is de lezing van de eerste druk nog altijd niet erg zinnig.

Beide geurden naar lang niet gekend geneucht; ìn moest ik mij houden om beiden niet gulzig naar binnen te slokken. (kopijhandschrift De verliefde ezel)

Beide geurden naar lang niet gekend geneucht; ik moest ik mij houden om beiden niet gulzig naar binnen te slokken. (De verliefde ezel in Het vaderland)

Beide geurden naar lang niet gekend geneucht; ik moest in mij houden om beiden niet gulzig naar binnen te slokken. (De verliefde ezel eerste druk, p. 92)
[pagina 473]
[p. 473]

Hier is door een zetfout in Het vaderland een variante, maar wel zinnige, lezing in de eerste druk ontstaan.

Op grond van bovenstaande voorbeelden kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken, dat Couperus altijd de proeven slechts las en ze niet vergeleek met de kopij. We weten niet precies hoe Couperus proeven corrigeerde en nog minder welke soorten veranderingen hij in de proeven van zijn werk heeft aangebracht.Ga naar voetnoot178 Volgens Elisabeth Couperus was haar man bij het corrigeren van proeven ‘putteluttig’.Ga naar voetnoot179 Men krijgt uit de correspondentie met zijn uitgever inderdaad de indruk dat hij zich vooral druk maakte over details. Maar hij beklaagde er zich bijvoorbeeld nooit over dat de zetter woorden of hele zinnen had overgeslagen. Het gaat voortdurend over spellingskwesties en kleine zetfouten. Toen de corrector van Thieme op eigen gezag in Langs lijnen de salon had veranderd in het salon, schreef Couperus aan Veen: ‘Ik verlang, dat men afdrukt, precies naar mijne laatste revizie, en afdrukt precies zooals het er staat, zonder er tittel of jota aan te veranderen. Ik wil liefst zelve de verantwoordelijkheid van mijne woorden dragen.’Ga naar voetnoot180 Maar na de ontvangst van de afgedrukte vellen van De berg van licht was zijn reactie: ‘Ik besteed veel zorg aan proeven en revizie, maar waarom bestaat er een corrector bij de drukkerij als hij laat staan: heiligschennes (wat natuurlijk een suffigheid van mij was.) In der tijd werd in een roman overal de salon veranderd in het salon...en deze keer worden er zelfs zulke fouten niet verholpen, die ieder verstandig mensch begrijpt dat schrijffouten zijn, vooral omdat elders heiligschennis voorkomt. Enfin, een boek schijnt niet zonder fouten te kunnen verschijnen, maar het is heel vervelend.’Ga naar voetnoot181 Veen antwoordde: ‘Ja,

[pagina 474]
[p. 474]

die drukduivel is lastig. De corrector kijkt je proeven na, maar durft natuurlijk geen woorden bijna te veranderen.

‘[...] Komt er een errata in de deelen? of alleen in deel iii. Het laatste zou mij het aangenaamste zijn. Liever natuurlijk in het geheel geen, want och die fouten wijt iederen fatsoenlijk lezer toch aan den duivel, wel.’Ga naar voetnoot182 Couperus meende dat de corrector wel een briefkaart had kunnen sturen om hem op de fouten te attenderen. En hij voegde eraan toe: ‘Ik apprecieer natuurlijk zijn eerbied, maar ik kan ook wel eens suffen en rare dingen laten staan.’Ga naar voetnoot183

Dit soort uitspraken in de correspondentie Couperus-Veen zijn vrijwel de enige gegevens over de correctie van de proeven waarover we beschikken. Volgens Greg behoort het tot de verantwoordelijkheid van de editeur een onderscheid te maken tussen auteursvarianten en onbedoelde, niet-gecorrigeerde, veranderingen van de zetter.Ga naar voetnoot184 Hoe juist deze stelling op zichzelf ook is, in de praktijk is een dergelijk onderscheid door het ontbreken van feitelijke gegevens dikwijls alleen op subjectieve gronden te maken. Als wij het door ons gehanteerde inhoudelijke criterium zouden loslaten en in plaats daarvan, zoals Greg wil, meer op ons eigen oordeel zouden afgaan, zou ook in de volgende gevallen een editorische ingreep in de basistekst overwogen moeten worden:

Zoo, nu rust ik in je armen, nu hang ik in je armen veilig! (Dionyzos in Groot Nederland)

Zoo, nu rust ik in je armen veilig! (Dionyzos eerste druk, p. 61)

- O blijde [...] Danaïden! Niet vóór den dageraad zal het Vat [...] leêg zijn geloopen...dàn vallen de ranken verwelkt af...maar nu, pluk dit oogenblik, pluk de druif en pluk het genot,

[pagina 475]
[p. 475]

en laat later in de oogenblikken der bitterste smart het weelde [...] zijn u het blijde genot te herdenken! (Dionyzos in Groot Nederland)

- O blijde [...] Danaïden! Niet vóór den dageraad zal het Vat [...] leêg zijn geloopen...dàn vallen de ranken verwelkt af...maar nu, pluk het genot, en laat later in de oogenblikken der bitterste smart het weelde [...] zijn u het blijde genot te herdenken! (Dionyzos eerste druk, p. 169)

Hier ben ik, Thezeus: ik heb je lief, wees mijn vrouw, wees mijn vrouw, Ariadne! (Dionyzos in Groot Nederland)

Hier ben ik, Thezeus: ik heb je lief, wees mijn vrouw, Ariadne! (Dionyzos eerste druk, p. 236)
In alle drie de gevallen ontbreekt in de eerste druk de herhaling, zonder dat er een onzinnige lezing is ontstaan. Het is niet uit te maken of de desbetreffende passages door Couperus zijn geschrapt of door de zetter bij vergissing zijn overgeslagen. Volgens het inhoudelijke criterium dienen de drie lezingen te worden aanvaard. Daartegenover staat dat de roman Dionyzos juist wordt gekenmerkt door een veelvuldig gebruik van de stijlfiguur ‘herhaling’. Daarom zouden Greg en Bowers van de editeur van Dionyzos eisen, dat hij probeert vast te stellen of Couperus inhoudelijke en/of stilistische redenen kan hebben gehad om in de drie genoemde voorbeelden de herhaling te schrappen.Ga naar voetnoot185 Als die redenen naar het oordeel van de editeur niet aanwezig zijn, moet hij de lezingen in de eerste druk als zetfout interpreteren en de oorspronkelijke lezingen herstellen. Hij loopt dan wel het risico een door de auteur bewust aangebrachte doorhaling ongedaan te

[pagina 476]
[p. 476]

maken.Ga naar voetnoot186 Zeller wil dergelijke risico's juist uitsluiten met zijn negatief geformuleerde omschrijving van het begrip ‘(zet)fout’: ‘Ein Textfehler liegt nicht vor (d.h. ein Texteingriff hat unter allen Umständen zu unterbleiben), wo nicht zu unterscheiden ist zwischen Variation durch den Autor selbst und autorisierter Variation durch Dritte, selbst wenn bloss “passive” Autorisation einer Textentstellung vorliegt, die man üblicherweise als Druckfehler bezeichnet. Die Bestimmung soll vermeiden, dass eine Variante, die dem Text und der Herkunft nach vom Autor stammen könnte, durch eine zu weite Fassung des Begriffs Textfehler eliminiert wird.’Ga naar voetnoot187

De consequentie van Bowers' standpunt is een groot aantal editorische beslissingen die louter gebaseerd zijn op het persoonlijk oordeel van de editeur over welke varianten van de auteur kunnen stammen en welke niet. Zellers standpunt leidt ertoe dat door de auteur onopgemerkte zetfouten die de zin van de tekst niet hebben aangetast in de editie worden opgenomen.Ga naar voetnoot188 Wij hebben ons bij Zeller aangesloten, omdat Bowers' standpunt een te subjectieve en willekeurige tekstconstitutie van Couperus' werk zou opleveren. Naar onze mening zou zelfs na een uitgebreid onderzoek van Couperus' stijl en taalgebruik in de meeste gevallen niet anders dan op subjectieve gronden beslist kunnen worden of een variant aan Couperus of aan de zetter moet worden toegeschreven.

[pagina 477]
[p. 477]

8.7 Indeling

Met uitzondering van Wereldvrede, Metamorfoze en Dionyzos zijn Couperus' grote romans in twee of drie delen verschenen.Ga naar voetnoot189 De indeling van Majesteit, De boeken der kleine zielen, De berg van licht, Van oude menschen en Iskander berust op de inhoud van het verhaal en is door Couperus zelf aangebracht. De splitsing van Eline Vere, Langs lijnen van geleidelijkheid, De stille kracht en Herakles is uitsluitend op aandrang van de uitgever totstandgekomen. Hierbij speelden zowel boektechnische als commerciële overwegingen een rol. De ingenaaide exemplaren van de grote romans met hun kwetsbare papieren omslagen konden moeilijk in één deel worden uitgegeven. Daarom werden grote romans vroeger meestal in twee delen met een apart titelblad en een aparte paginering gedrukt en in verschillende uitvoeringen te koop aangeboden: gebonden in één band en ingenaaid in twee afzonderlijke delen. Het was voor een uitgever ook commercieel gezien aantrekkelijk een roman in twee of drie delen te laten verschijnen. Het versterkte de indruk dat het een grote roman was en het negentiende-eeuwse publiek was gewend aan omvangrijke boeken.Ga naar voetnoot190

Als Couperus zelf geen verdeling in zijn roman had aangebracht, liet Veen de splitsing in twee delen van ongeveer gelijke omvang over aan de drukker.Ga naar voetnoot191 Thieme berekende aan de hand van de kopij eerst het aantal vellen en maakte vervolgens een verdeling. Hij hield daarbij geen rekening met de inhoud van het

[pagina 478]
[p. 478]

verhaal. Zo begint het tweede deel van De stille kracht met paragraaf iii van het vierde hoofdstuk. Couperus heeft zich met tegenzin neergelegd bij deze merkwaardige splitsing. Op 29 augustus 1900 schreef hij aan Veen: ‘Gaat ge tot de 2 deelen over?? Enfin, ik vind het niet mooi, maar als het niet anders kan, dan moet het maar. Ieder deel is dan nog geen 200 bl: het 1ste deel snijdt midden in het Vierde Hoofdstuk af...’Ga naar voetnoot192

De bundels Van en over mijzelf en anderen, Van en over alles en iedereen en Legende, mythe en fantazie zijn uitsluitend om commerciële redenen ook in twee delen verschenen.Ga naar voetnoot193 Couperus wilde zijn feuilletons het liefst in kleine, goedkope boekjes laten herdrukken. De splitsing van de bundels in twee deeltjes, die in een kleiner formaat en met een aparte paginering werden gedrukt, werd door Thieme in overleg met Veen gemaakt.

De boektechnische en commerciële redenen die indertijd de aanleiding zijn geweest voor een splitsing van de grote romans en de bundels feuilletons, gelden thans niet meer. Daarom zijn in de Volledige Werken alleen de door Couperus zelf gemaakte indelingen overgenomen.

8.8 Typografische aanpassingen

De typografische vormgeving van de oorspronkelijke boekuitgaven van Couperus' werk, zoals het gebruik van vignetten en sierletters in de dichtbundels, is in de Volledige Werken niet overgenomen. Met behoud van de hoofdstuk-, paragraaf-, en alinea- indeling van de romans en verhalen, en van de inspringingen in de gedichten, is gekozen voor de volgende aanpassingen:

a. Het beletselteken is teruggebracht tot drie puntjes, tenzij het een hele regel beslaat. Het aantal puntjes is in Couperus' handschriften, in de tijdschriften en kranten, en in de boekuitgaven soms min of meer consequent drie of vier, maar meestal afwisse-

[pagina 479]
[p. 479]

lend drie, vier of zelfs vijf. Het aantal puntjes hangt dikwijls samen met het uitvullen van de regel: als er weinig ruimte was, werden er drie puntjes zeer dicht op elkaar gezet, op andere plaatsen zijn er vier of vijf puntjes met spatie ertussen gezet. Een beletselteken van slechts twee puntjes hebben wij op basis van het formele criterium als zetfout geïnterpreteerd.

b. De (sprekende) hoofdregels bovenaan elke bladzijde in Couperus' boeken zijn niet overgenomen.

c. De hoofdstuk- en paragraafaanduiding is geüniformeerd. De hoofdstukken zijn romeins genummerd en de paragrafen arabisch.

d. Het gebruik van cursief en klein-kapitaal in de basistekst is overgenomen. Woorden in kapitaal zijn in klein-kapitaal gezet en spatiëringen zijn vervangen door cursief.

e. Aan het begin van een hoofdstuk en van een paragraaf, en na een regel wit, een regel puntjes of streepjes wordt niet ingesprongen.

f. De dubbele aanhalingstekens zijn vervangen door enkele. Vroeger was het gebruikelijk in citaten het aanhalingsteken aan het begin van elke regel te herhalen. Deze conventie is niet overgenomen.

g. De volgorde van afhalings- en leesteken is, voorzover nodig, op inhoudelijke gronden gecorrigeerd. Bijvoorbeeld:

[...] hadden zij alleen maar gesnuffeld in ‘Nana,’ voor de vuiligheid, [...]. (Metamorfoze eerste druk, p. 8)
De komma hoort na de afhaling: ‘Nana’,.

h. De typografie van de dateringen is geüniformeerd.

i. De dialogen in de romans en verhalen zijn consequent aangegeven met een kastlijntje, ook als in de oorspronkelijke uitgave aanhalingstekens staan.

voetnoot140
[Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 68.
voetnoot141
Blok:‘Inleiding’, p. xv.
voetnoot142
Couperus: Ongebundeld werk, p. 227-228.
voetnoot143
Couperus: Ongebundeld werk, p. 228.
voetnoot144
Couperus: Verzamelde werken, dl. 1, p. 816.
voetnoot145
Greg: Collected papers, p. 375-376.
voetnoot146
Bowers: ‘Some principles for scholarly editions of nineteenth-century American authors’, p. 54-55. Elders zegt hij: ‘It is a shameful thing that we are bringing up a generation of undergraduates who are scarcely conscious that the language of the past differed in its forms from that of the present, that Shakespeare did not write in logically punctuated Johnsonian periods [...].’ (Bowers: Essays, p. 294.)
voetnoot147
Gaskell: From writer to reader, p. 8.
voetnoot148
Zie bijvoorbeeld Kraft: Die Geschichtlichkeit literarischer Texte, p. 51-52, 93-96; Zeller: ‘Vitium aut virtus?’, p. 228.
voetnoot149
Oellers: ‘Angleichung, Normalisierung, Restitution’, p. 33. Zie ook Bowers: Essays, p. 292.

voetnoot150
Couperus: Ongebundeld werk, p. 639.

voetnoot151
Zie voor de koppeltekens die in de Volledige Werken aan het einde van een regel staan, hierna, p. 490.

voetnoot152
Blok: ‘Inleiding’, p. xvi.
voetnoot153
Couperus: Ongebundeld werk, p. 201.
voetnoot154
Gaskell: From writer to reader, p. 7-8.
voetnoot155
Bowers heeft in de Hawthorne- en de Crane-editie de inconsequenties geüniformeerd volgens de vorm die het meeste in het werk voorkomt. Zie voor de principiële en praktische bezwaren tegen deze editorische ingreep: Tanselle: ‘Problems and accomplishments in the editing of the novel’, p. 341-342.

voetnoot156
Zie voor een vergelijkbaar voorbeeld in het werk van Klopstock: Boghardt: Analytische Druckforschung, p. 56-58.

voetnoot157
Vgl. Zeller: ‘Befund und Deutung’, p. 61-73; i.h.b. p. 70-72. Het begrip ‘context’ betekent hier in de eerste plaats de inhoudelijke, syntactische samenhang van de desbetreffende lezing binnen de tekst van het werk. Maar daarnaast speelt ook, zij het meer impliciet, de literair-historische context van het werk een rol. Binnen het literair conventiesysteem van Couperus zijn bepaalde lezingen uitgesloten die bijvoorbeeld in een experimenteel werk wel zin kunnen hebben. Daarom stelt Zeller: ‘Im Prinzip muss für jede literarische Periode eine eigene Fehlerdefinition erarbeitet werden’. (Zeller: ‘Befund und Deutung’, p. 71: noot 61.)
voetnoot158
Vgl. Zeller: ‘Befund und Deutung’, p. 62-64.
voetnoot159
[Couperus]: Amice, p. 21.
voetnoot160
Brief, gedateerd 20 april 1903, in het archief-Veen.
voetnoot161
[Couperus]: Amice, p. 22.
voetnoot162
Vgl. Bulhof: ‘De chronologie van De boeken der kleine zielen’.

voetnoot163
[Couperus]: Amice, p. 77.
voetnoot164
[Couperus]: Amice, p. 143.
voetnoot165
Vgl. bijvoorbeeld: ‘Maar als ik zoû schrijf en de zetter vergeet een kap op de u, dan voel ik me altijd diep ongelukkig.’ (Couperus: Ongebundeld werk, p. 228.)
voetnoot166
[Couperus]: Amice, p. 203. Overigens gebruikte Couperus in een van zijn nagelaten, onvoltooide teksten op verschillende plaatsen de vorm ‘'t’. (Zie ‘Herders liefde’, hiervóór p. 367.)

voetnoot167
[Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 218.
voetnoot168
In de eerste druk staat ‘Cornélie’ en ‘zoû’. Dit soort minder belangrijke verschillen blijft hier buiten beschouwing.
voetnoot169
Uit dit voorbeeld blijkt, hoe hachelijk de toepassing van de copy-text theorie kan zijn. Zonder het kopijhandschrift van Elisabeth zou de lezing ‘gingen’ in de eerste druk geïnterpreteerd moeten worden als een door de auteur bewust aangebrachte verandering, die zijn laatste intentie vertegenwoordigt. In werkelijkheid is het een correctie, die de auteur zonder zijn kladhandschrift te raadplegen heeft uitgevoerd.
voetnoot170
Gaskell: A new introduction to bibliography, p. 346.
voetnoot171
Gaskell: A new introduction to bibliography, p. 347.
voetnoot172
Gaskell: A new introduction to bibliography, p. 347.
voetnoot173
Vgl. Van Krimpen: Boek, p. 28-36.
voetnoot174
Gaskell: A new introduction to bibliography, p. 347-348.
voetnoot175
Bowers: Essays, p. 432.
voetnoot176
Gaskell: A new introduction to bibliography, p. 359-360.
voetnoot177
Butt: ‘Editing a nineteenth-century novelist’, p. 158.
voetnoot178
Natuurlijk kunnen min of meer ingrijpende inhoudelijke wijzigingen en bepaalde woordvarianten, zoals de verandering van een titel, met zekerheid aan Couperus worden toegeschreven. Maar of hij bijvoorbeeld in de proeven nog veel schrapte, is niet bekend.
voetnoot179
[Couperus]: Amice, p. 159.
voetnoot180
Couperus en Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 22.
voetnoot181
[Couperus]: Amice, p. 79.
voetnoot182
Brief, gedateerd 7 november 1905, in het archief-Veen.
voetnoot183
[Couperus]: Amice, p. 79.
voetnoot184
Greg: Collected papers, p. 390.
voetnoot185
Bowers noemt dit ‘the duty to judge the validity of altered readings’. Het automatisch accepteren van alle plausibele lezingen is volgens hem ‘an unsound bibliographical principle’. (Bowers: Essays, p. 279.)
voetnoot186
Vgl. Tanselle: ‘The editing of individual texts of a work or the preparation of a record of the variants in them is a valuable accomplishment. To go a step further and to apply critical intelligence to the evaluation of those variants is, of course, to take the risk of making mistakes; but that risk is the price that must be paid for the possibility of obtaining a single text which represents, as closely as available evidence will allow, what the author wished his text to be.’ (Tanselle: ‘Problems and accomplishments in the editing of the novel’, p. 331.)
voetnoot187
Zeller: ‘Befund und Deutung’, p. 65.
voetnoot188
Vgl. Zeller: ‘Wir lassen also lieber im äussersten Fall einen vom Autor akzeptierten Setzereingriff, eine nachweisbare historische Textverderbnis zu, als mit einer weiteren Fassung des Begriffes Textfehler das Einfalltor für eine moderne Textüberfremdung durch eine willkürliche Textgestaltung zu öffnen, wie sie bisher üblich war.’ (Zeller: ‘Befund und Deutung’, p. 73.) Vgl. ook de waarschuwing van Gaskell: ‘Too much editing can be as bad as too little [...].’ (Gaskell: From writer to reader, p. 195.)
voetnoot189
Couperus heeft zich nadrukkelijk verzet tegen een splitsing in twee delen van Wereldvrede, Metamorfoze en Dionyzos. ([Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 95, 131; [Couperus]: Amice, p. 35.)
voetnoot190
Soms was de door de uitgever gewekte indruk nogal bedriegelijk. Veen koos voor de eerste druk van Majesteit een groot lettertype en een tamelijk kleine zetspiegel. De roman verscheen in twee delen van respectievelijk 256 en 265 bladzijden. In de tweede druk is de tweedeling vervallen en de typografie veranderd: een kleiner lettertype en een grotere zetspiegel. De herdruk telt 306 bladzijden.
voetnoot191
Op 11 april 1913 schreef Veen aan Thieme: ‘Couperus schrijft, Herakles kan in twee gelijke helften verdeeld worden. Daar gij de geheele copie hebt, kunt gij zelf wel ongeveer nagaan waar dit kan.’ (Brief in het archief-Veen.)
voetnoot192
[Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 179.
voetnoot193
Een uitzondering vormt de eerste bundel Van en over mijzelf en anderen. Het plan de bundels te splitsen in twee afzonderlijke deeltjes dateert van na het verschijnen van de eerste bundel in 1910.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken