Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza. Eerste bundel (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza. Eerste bundel
Afbeelding van Proza. Eerste bundelToon afbeelding van titelpagina van Proza. Eerste bundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.73 MB)

XML (0.71 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

schetsen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza. Eerste bundel

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Eerste bundel


Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Het stille geneucht

De donkere gracht lag toegevroren in den avond, waar een klare, wassende maan, als een brok diamant, in de lucht hing, toch niet klaar genoeg om veel meer licht te laten vallen dan alleen over de randen der oude daken, die kartelden tegen de lucht... en in de stukken ijs, als brokjes diamant ook, bij de weêr toegevroren wakken. En de schaatsenrijders, over de nauwelijks aangelichte gracht, reden, reden op en neêr: de huzaren, de jongens, de meisjes, alleen, twee aan twee, de handen kruislings of plotseling een lange sliert, van wie elkander vasthielden aan de heupen... En zij reden allen stil, bijna zonder een woord, zonder een kreet en alleen was even in den hoek van ieders oog, van ieders mondhoek een zalige glimp van geneucht... Om het ijs, om het, met kromme knieën, uitschuiven links en rechts, gladdig voortschuiven; om de handen ook op de heupen, die de achterste echter miste...

- Gedenk den baanveger! klonk telkens luider de kreet soms van wie niet mede genoot, maar veegde, veegde de baan schoon.

Een gilletje, een lachje, even een bassiger mannewoord en het schoof weêr voort, zalig; zaligheid, die zich in woorden niet uitte... Rissen militairen schoven te samen, schoten te zamen vooruit, broederlijk de een vuisten geklampt aan den ander. Een artillerist reed er alleen, heel alleen, niet krommer van knie dan zwierig mannelijk was: hij reed, armen gekruist, de donkere gracht op en neêr, alsof hij een wel aangenamen plicht volbracht, sloeg uit, zwierde beentje-over, krulde om zichzelven lustig rond, bleef toen na een korten schuif stil staan, de beenen in de hooge laarzen even wat wijd.

[pagina 10]
[p. 10]

- Gedenk den baanveger! drong die niet genoot.

Boven, op straat, aan den rand, stond een meisje. Zij had een paar schaatsen onder haar arm. Een bontje worgde haar halsje en een diep hoedje dreigde als een domper haar flikkerende oogjes te dooven.

- Kom je? lokte de artillerist naar boven, wijd op zijn beenen.

Zij kenden elkaâr niet, maar zij glimlachte.

- Spring maar, zeide hij.

Zij aarzelde nog even en sprong toen.

Er stond daar een stoel aan het einde der baan.

- Wil ik je schaatsen aanbinden?

Zij knikte van ja. Zij had al het zalige glimpje om den hoek van haar mond en ter zij in haar oog. Zij zat neêr en hij bond haar schaatsen aan.

- Willen we rijden? vroeg hij.

Zij knikte van ja; zij had nog geen woord gezegd. Zij reden naast elkaâr, kruislings de armen en zij reed wel goed, meende hij, maar zeide het niet. De handen, ongeschoeid, voelden warm in elkaâr, haar fijnere winkelmeisjes-handje in zijn ruwere artilleriste-hand. Het was warmer dan handschoenen aan, meenden zij beiden, maar zeiden het niet.

Toch zeide zij iets:

- Rij 's achter me...

Hij reed achter haar, zwierde haar voort, zijn twee artilleriste-handen strak om haar slanke heupjes. Zij wiegden zwierende voort. Nu was het heelemaal niet meer noodig wàt ook maar te zeggen. Wie met hen mede schoven en schoten, heen en weêr terug, in telkens herhaalde ontmoeting, zeiden ook niets.

- Gedenk den baanveger!

Een lachje, een gilletje, even een bassiger mannewoord... Zij beiden wiegden maar heen en weêr in het deemster over de gracht, waar de stil genietende silhouetten kwamen en gingen van het eene einde naar het andere.

Toen, met een rukje, draaide hij haar als een tolletje rond en stonden zij.

[pagina 11]
[p. 11]

- Ik moet weg, zeide zij.

- Moetje weg?

- Ja, zeide zij.

- Mag je niet langer? vroeg hij.

- Neen. Van moê... Ik mag maar effentjes.

- Nou, dan... zeide hij, zich schikkende.

Zij zette zich in den stoel; hij bond haar de schaatsen los.

Zij stond op en ging naar de plank, die schuin lag.

- Dàg! zeide zij.

- Dàg! groette hij weêr.

Hij zag haar de plank op loopen en toen verdwijnen, over de straat, langs de gracht; zij had even nog een zijlinkschen blik, met een glimpje van na-geneucht.

Toen, alleen, reed hij, niet krommer van knie dan zwierig mannelijk was, de armen gekruist, de gracht weêr op, achter de sliert militairen... Maar omdat hij het wat koud ging krijgen stak hij een cigaretje op. En schoof hij zijn wanten aan.

- Gedenk den baanveger! klonk het alleen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken