Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christine van Oosterwey (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christine van Oosterwey
Afbeelding van Christine van OosterweyToon afbeelding van titelpagina van Christine van Oosterwey

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

Scans (266.55 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christine van Oosterwey

(1871)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XIV.

Jonkvrouw Christine lag dien avond lang wakker, en hoewel zij niet gewoon was hare eigene daden te ontleden, vond zij zich sedert de ontmoeting met den jongen heer van het Krekelhof sterk veranderd. De reeds sinds eenige jaren uitgedoofde hoop van getrouwd te geraken was op nieuw in het leven gekomen; haar hart was ontvlamd door de zoete blikken, door de zachte stem, door de bewijzen van achting en genegenheid, die de oudwordende jongman haar betoonde. De harten meten geenen afstand en snellen immer vooruit. De oude

[pagina 119]
[p. 119]

dochter kwam op het gedacht niet, dat de oude jongmans, de weduwnaars zelfs, meest altijd eene jeugdige levensgezellin kiezen; dat de trouwzieke man geene rekening houdt van zijne jaren, en slechts den ouderdom der vrouw berekenen wil. Neen, daar bekommerde zij zich niet mede; de ongelukkige was door die belachelijke ziekte aangedaan, die men in de volksklas het oud zot noemt, door dit soort van zinsverbijstering waarin de rampzalige, die er slachtoffer van is, niet denkt, niet denken kan, en medegesleept door zijne driften voortholt naar eenen onmetelijken afgrond.

Christine voelde zich gelukkig door de logenachtige overtuiging, dat een man die veel jonger was dan zij, haar beminde, en dat zij die liefde had opgewekt door een overblijfsel van schoonheid, door de macht van haar stralend oog, door het gebruik der kunstmiddelen, die zij ter harer beschikking had. Neen, zij kon niet inslapen; mijnheer Fernand glom voor haren geest gelijk eene nieuwe ster in haren levensnacht. Hare verbeelding, waaruit het nieuwe licht was opgerezen, schonk den jongen heer van het Krekelhof hoedanigheden, die niet kunnen bestaan. Zij bedroog zich, maar was gelukkig; zoo gelukkig dat zij, wanneer de zon sinds lang haar rooskleurig morgenkleed had afgeschud, om in vollen luister de lachende velden te beschijnen, nog wakend over haar geluk lag te droomen.

Toen de jonkvrouw beneden kwam, zag zij er buitengewoon goed uit, zij was wezenlijk verjongd. Uit hare oogen straalde een jeugdig geluk, hare stem was verhel-

[pagina 120]
[p. 120]

derd, door de levendige gewaarwordingen des harten, en de wazem der zaligheid, die over haar gelaat lag, vulde de rimpelen van haar vermoeid wezen.

En vriendelijk dat ze was! vriendelijk! onder het gebruik van een kop chocolade praatte ze met huisgenooten en knoopte zelfs een gesprek met den ouden Van der Maere aan. Zij geleek thans een duifje zonder gal; zij was voor den oogenblik het zoetste en het zaligste wezen der aarde.

De studenten moesten in den voormiddag vertrekken en ook tegen die jonge heeren was zij buitengewoon lieftallig. ‘Hendrik weet mij wonen’ sprak ze glimlachend. Alfons gaf zij haar adreskaartje om hem tot een bezoek uit te noodigen; en toen de jongens gereed waren om af te reizen, wenkte zij Hendrik ter zijde, zij nam haar eigen gouden zakuurwerk, dat aan eene kunstig gewerkte ketting hing, van haren hals en reikte ze met eenen kus aan haren neef, ter herinnering aan haar vacantiebezoek.

In de verrassing nam de student het uurwerk aan, gelijk de moeder het strookje papier, dat acht duizend franken waard was, had aangenomen; en na allen vaarwel te hebben gekust, vertrok hij welgezind met het geschenk naar de stad der Artevelden.

Ook op het gelaat van Alfons blonk de zaligste tevredenheid. Bij het laatste gesprek met Klara had hij haar kunnen overtuigen, dat hij nooit zonder haar en zij nooit zonder hem gelukkig zou zijn; en daarenboven droeg hij ook een geschenk meê dat hem scheen te behagen: in zijnen vestzak stak de verslensde rozenknop, dien jonkvrouw van

[pagina 121]
[p. 121]

Santbergen den vorigen dag aan jonker Fernand Germanes had geschonken.

's Namiddags ging tante Christine eene oude dame bezoeken, die in de nabijheid der kerk woonde: een edele jonkvrouw, die ook nog jonge dochter was, en die het in hare jeugd zoo breed had aangelegd, dat zij zich in hare grijsheid in een dorp had moeten afzonderen voor het profijt en daar met eene enkele dienstbode leefde.

Het was een treurig bezoek, dat Christine daar ging afleggen; maar zij kon er zich niet aan onttrekken, de welvoegelijkheid verplichtte er haar toe. Ja, het was een treurig bezoek; vooreerst zou zij van den ganschen dag mijnheer Fernand van het Krekelhof niet zien; daarenboven zou de grijze dochter weêr van haren wederkeerigen ouderdom beginnen te spreken, en historiën ophalen uit haren jongen tijd. Zij zou weêr van den baron de Grenoble, van den protégé van mevrouw van Griffelen en van al de andere pretendenten gewagen, die zij zelve sinds lang vergeten had en waar zij niet gaarne van hoorde. De eenige troost bij dit vervelend bezoek was, dat haar den volgenden dag alles zou vergoed worden.

's Anderdaags zou men met den nieuwen char à banc van mijnheer Germanes uitrijden, verre weg, naar den polder, om de bloeiende koolzaadvelden in het nieuw schoon te zien en eene modelhoeve te bezoeken, die aan den ouden heer behoorde. Mijnheer Fernand zou zelf de paarden besturen, en zij, Christine van Oosterwei, zijne ge...... o, zij kon het schier niet uitspreken, het

[pagina 122]
[p. 122]

zoete woord, wiens beteekenis haar deed sidderen van aandoening, van geluk - zij, zijne geliefde, het woord was er eindelijk uit, zou aan zijne zijde zitten, en de familie van den doctor weêr achter in den wagen. Welk vooruitzicht! welke schoone wandelreis!

In die gemoedsgesteltenis was de tante het bezoek gaan afleggen, en weêr hadden de moeder en Klara zich bij den ouden oom in het tuinkamertje gevoegd, om zaken te bespreken waar hun hart van overvloeide.

‘Helena, lieve Helena,’ sprak de grijsaard, ‘nu gij bereid zijt van, gelijk Klara het noemt, alles of niets te spelen, houd ik mij overtuigd dat onze zaak gewonnen is. Voor ik sterf zal ik u nog als landvrouw op Oosterwei begroeten. U de meesteresse op het vaderlijk erfgoed te zien, is mijn droom van over veel jaren; en die droom gaat waarheid worden, dat zegt mij mijn hart en de goede reden.

Nog eens werd het opstel der codicil en het briefje met de namen in potlood gelezen.

‘Onder de drie namen die gij kent, zal er wel iemand gevonden worden, die de waarheid wil zeggen,’ zei Van der Maere, ‘doch wij moeten voorzichtig te werk gaan in ons onderzoek; die dingen moeten met behulp van vreemde personen opgeklaard worden.’

‘Dat zal veel geld kosten,’ zeide de weduwe: ‘Hendrik heeft dezen morgen mijn laatste goudstukje medegenomen, en vermits het besloten is dat wij de acht duizend franken niet aannemen....’

‘En dat blijft besloten’, onderbrak Klara. ‘Wij

[pagina 123]
[p. 123]

kunnen tante toch niet aanvallen met haar eigen wapens; wij moeten toch geld bij den notaris Blommaart opnemen, in afrekening op uw kapitaal, lieve moeder,’ streelde het meisje; ‘en wij kunnen iets meer nemen, in de hoop op goeden uitslag.’

‘Wanneer het er op aankomt, kan ik ook mijnen spaarpot aanspreken’, zeide de oude oom. ‘Wij moeten in de onkosten geen bezwaar maken, want de zaak is goed.’

‘Ik heb al eens gedacht,’ ging de grijsaard voort, ‘van de jonkvrouw onverwachts met een paar vragen te bestormen; doch ik heb dat plan laten varen; want moest zij vermoeden, dat er quaestie is van haar rekening te vragen, dan ware zij in staat van met een leger advocaten onzen weg te belemmeren en ons van 't spoor te helpen.’

‘Maar indien wij de acht duizend franken teruggeven, krijgt ze hierdoor dan geenen wenk tot kwaad vermoeden,’ viel de weduwe ditmaal zeer verstandig in. ‘Die eene liefdegift weigert, stelt zich als vijand aan.’

‘Dat is waar ook,’ antwoordde de oom.

‘Het briefje eet immers geen brood,’ bemerkte Klara, ‘wij kunnen het in de kas leggen, en terug geven op tijd en stond.

De weduwe zat eenen oogenblik te droomen.

‘Mij dunkt’, zegde zij na de overweging, ‘dat er niemand beter dien Theodoor van Griffelen, Achille van den Hove de Courtepointe of dien Ivo Ketelaar kan vinden, dan onze studenten. Zij wonen in Gent en kunnen overal uit en ingaan zonder argwaan te verwekken.’

[pagina 124]
[p. 124]

‘Alfons zal de zaak wel opklaren,’ riep Klara, ‘tegen dat hij advocaat is en opentlijk werken mag.’

‘Zoo gebeurt alles onder ons,’ bemerkte de oud-olieslager. ‘Hij die zijn eigen koeijen wacht, wacht ze wel; zegt het spreekwoord.’ En de brave man vouwde het merkwaardig opstel der codicil weder toe en verborg het in zijne brieventasch.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken