Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het geschenk van den jager (1864)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het geschenk van den jager
Afbeelding van Het geschenk van den jagerToon afbeelding van titelpagina van Het geschenk van den jager

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (129.15 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het geschenk van den jager

(1864)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

XII.

Reginas hart klopte van blijdschap, wanneer op zekeren morgend de geneesheer verklaarde dat Petrus zijne werkzaamheden op de fabriek mogt hernemen. Zij mogt wel blijde zijn en juichen, haar laatste vijffrankstuk was reeds gewisseld. Het was dus hoog tijd dat er eenig gewin in huis kwam, wilde zij den toevlugt niet moeten nemen tot datgene, wat zij altoos bij anderen had afgekeurd, tot den plakwinkel of tot den Berg; die twee afgronden, die gereed waren haar geluk te verslinden.

De jonge vrouw had nogthans sedert eenige dagen over die twee reddingsmiddelen gansch anders gedacht dan zij gewoon was; zij begon te begrijpen dat er oogenblikken in het leven zijn, op welke de mensch zich niet redden kan zonder vreemde hulp, op welke hij moet schuld maken, geld leenen of bedelen.

‘Schuld maken wanneer men arm is!’ dacht zij; ‘wie wilt borg blijven in den uitersten nood? Niemand.’

‘En geld leenen?’

[pagina 152]
[p. 152]

In hare verbeelding zag zij den ongelukkigen die moest leenen, met tragen stap en kloppend hart de wooning naderen dergenen die hij vrienden noemde. Zij zag hem de angstige zweetdruppelen van het voorhoofd wegdroogen, en dan met een vriendelijk gelaat, met eenen lach op de lippen, een lach die meer medelijden afdwingt dan eene traan, den vriend wiens hulp hij moet inroepen, te gemoet gaan. Zij ziet hem verbleeken, zij hoort hem stotteren; en eindelijk valt de vraag van zijne bevende lippen..... IJselijke stond! Wat zal het antwoord wezen? Zal die vriend een echte vriend zijn, of zal de ongelukkige na den vernederenden stap, ontgoocheld en verplet den geliefden moeten verlaten, die thans zijner vriendschap on waardig is? En Regina, de têergevoelige woudbloem, sidderde bij de gedachte aan eenen dergelijken toestand. ‘Geld leenen, neen, dat nooit.’ zuchtte zij.

‘En bedelen? Wat bedelen! is dit niet verboden door de wet? Niemand mag bedelen dan...

Ja, in eenen dier stonden, op welke Regina in den geest een reddingsmiddel zocht legen den nood, die met haastige stappen hare wooning naderde, verscheen haar de Berg van Bermhertigheid in eene nieuwe gedaante. Neen, hij scheen haar thans geenen afgrond, geen alles verslindend monster meer; maar de gevleugelde geest der liefdadigheid, die, terwijl

[pagina 153]
[p. 153]

hij uit den hoorn van overvloed nieuwe levenskracht nederstrooit, de ongelukkigen toeroept:

‘Maakt geen misbruik van mijne mildheid, werkt en zorgt.’

En thans vond zij het schoon en grootsch, dat de werkman in zijnen regtveerdigen trots niet den toevlugt neemt tot het krediet, tot den bedelzak, of zelfs de vriendschap niet op de proef stelt, zoo lang hy een middel vindt om zich zelven te redden.

Ja, zij vond het schoon en grootsch, van in den uitersten nood het laatste kleedingstuk te verpanden vooraleer men de hulp van vreemden inroept; gelijk zij het afgrijselijk vond, van het geld dat men in den Berg van Bermhertigheid heeft geleend, in zorgeloosheid te verteeren. Naar mate dat zij de ellende der steden leerde kennen, waardeerde zij ook die maatschappelijke inrigtingen, waar zij te voren nooit dan huiverend had aan gedacht. Reeds bewonderde zijden Berg van Bermhertigheid en het Gasthuis.

Petrus hernam zijn werk; maar Karel, och arme! was nog altoos in het Gasthuis; hoewel er geen nood van sterven meer was, bleef hij lijdend en zwak; en reeds was het winter.

Nelleken was armer dan ooit; het kind was krank gebleven, zoodat zij sinds Karel in het gasthuis lag, nog slechts acht dagen op de fabriek had gewerkt. Regina had haar zeer edelmoedig geholpen, zoo lang zij helpen kon, en zelfs toen zij het laatste stuk had ge-

[pagina 154]
[p. 154]

wisseld, had zij de schoonzuster nog eene kleinigheid gegeven. Nu was Petrus wel aan het werk, maar er moest nog eene geheele week gewerkt worden eer hij geld ontving; en eene week is zoo lang, wanneer men, uitgeput door langdurige ontberingen, den honger als een ondier aan het hart voelt knagen, en reeds voor het laatste zilverstukje een brood heeft gekocht.

Zoo stond het bij Regina; en bij Nelleken was de nood reeds ten hoogste geklommen. Sedert de ziekte van Karel had de winkelvrouw niets meer willen borgen. De vriendinnen bezien haar niet meer, en de ongelukkige heeft reeds alles wat verpandbaar was, ja, tot den laatsten bovenrok laten wegdragen. Zij heeft de deuren der eetschappraai en het bedstroo opgebrand, en nu zit zij daar dun gekleed, met de hand op de maag gedrukt om de knaging van den honger te onderdrukken bij de wieg te bibberen, bij de wieg van het bijna zieltogend kind. En het is zoo koud, de ruiten zijn dik bevrozen; weêr ligt er een ijsberg op den poortkoer, en aan de dakpannen hangen zware franjen van winterkristaal.

Arme moeder! wat zal zij aanvangen? Naar Regina gaan? Naar Regina die steeds gegeven en geholpen heeft, zonder te berekenen wat zij gaf; naar de schoonzuster die zij miskend en verdacht heeft, en wier medelijden zij on waardig is? En honger en koude lijden is zoo bitter! de hongerdood

[pagina 155]
[p. 155]

is zulke schrikkelijke dood! en de verkleumde jonge moeder die reeds zooveel van hare levenskracht heeft verloren, dat zij eene slaapwandelaarster gelijkt, ziet in den geest dat spooksel naderen. De moederliefde geeft haar nieuwe kracht: zij grijpt den zuigeling aan, drukt hem aan haar hert en vlugt naar Regina.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken