Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nicolette. Lotgevallen eener vondeling (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nicolette. Lotgevallen eener vondeling
Afbeelding van Nicolette. Lotgevallen eener vondelingToon afbeelding van titelpagina van Nicolette. Lotgevallen eener vondeling

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.44 MB)

ebook (3.22 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nicolette. Lotgevallen eener vondeling

(1868)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 319]
[p. 319]

Zeven-en-dertigste hoofdstuk.

Het was eene blijde vereeniging de vereeniging van het grootste getal van Nicolette's pleegvaders bij den advocaat Hoogenberg. Het was geheel iets anders, dan toen er quaestie was van het zuigelingje eene voedstermoeder te verschaffen, of het opgroeiende kind naar eene kostschool te zenden. Het gold thans het uithuwelijken van de tot eene prachtige jonkvrouw opgegroeide pleegdochter. Nicolette was de bruid van jonker Maurits van Eylar, die van zijne kinderloozen broeder van halven bedde, de gravenkroon der van Eylar's moest erven.

De advocaat Hoogenberg las het onderling contract voor der pleegvaders, waarbij bepaald werd, dat zij, (de pleegvaders,) de verplichting aangingen, de vondeling ten gepasten tijde te doteeren, naar hun vermogen, en naar de behoeften van hun aangenomen kind.

Pleegvader Galjart ging overeind staan.

‘Ik ben in staat die belofte te houden,’ sprak hij: ‘wèl heeft pleegvader Bleek mij schrikkelijk beetgenomen, in de associatie, die ik met hem had aangegaan, want, nadat ik er mijn geheel kapitaal had bij ingeschoten, had hij mij verleden jaar buiten de firma ge-

[pagina 320]
[p. 320]

cijferd. En thans is hij, hetgeen gij waarschijnlijk weet, sedert dezen morgen frauduleus bankroet.’

‘Ik wist, dat het er van komen moest,’ zei de knappe advocaat Hoogenberg, die, om zoo te zeggen in de kamer van koophandel, op de griffie en bij de rechtbanken te huis hoorde. Die catastrophe zal waarschijnlijk de oorzaak zijn, dat hij hier niet opgekomen is.’

‘Dat geloof ik ook,’ zei Galjart; ‘dat van Zirik niet present is, wat ons ook niet verwonderen kan, en behalve die twee is ons getal volledig. Is de echtscheiding tusschen hem en zijne dame reeds uitgesproken, advocaat?’

‘Neen,’ antwoordde Hoogenberg, ‘maar hij bevindt zich toch niet in omstandigheden om zich in een gezelschap als het onze te vertoonen, om eene zaak van eer te regelen; dewijl hij minder even als Bleek in dezen oogenblik zou kunnen bewijzen, of hij nog wel als man van eer kan beschouwd worden.’

‘Dat meen ik ook,’ zei Galjart, ‘en de vrienden hebben zeker ook al wel eens gemeend, dat Galjart de lieve pleegdochter in den nood zou moeten laten, wanneer het er op aan kwam, om de handteekening, die hij op het contract geschreven heeft eer aan te doen. Ik heb het zelfs gemeend, vrienden,’ ging de praatzieke voort, ‘maar Galjart heeft, voor eenige maanden een schoon erfdeeltje opgestreken, en is in staat de noodige som bij te dragen.’

‘Dat zal ook het geval wezen met allen, die hier tegenwoordig zijn,’ zei Hoogenberg. ‘Wij zijn met ons zessen: van Eylar, Donia, Zevenaar, Galjart, Bol en ik.’

De graaf van Eylar stond op en sprak:

‘Mijne heeren, uit den aard van het huwelijk dat onze lieve pleegdochter aangaat, blijkt, dat het artikel van ons contract, waarin er van doteeren werd gesproken,

[pagina 321]
[p. 321]

overtollig was. Al wat wij jufvrouw Zevenster thans zouden kunnen aanbieden zou een huwelijksgeschenk zijn, ten blijke van onze voortdurende belangstelling.’

‘Daarenboven is onze dochter niet zonder geld!’ zei Hoogenberg. ‘Pleegvader Donia heeft destijds eene som van vijf duizend gulden tot harer beschikking gesteld, en van die som heeft zij nooit gebruik gemaakt. Die som behoort haar toe, met de intresten.

‘Jufvrouw Zevenster zou dat geld voor haar trousseau kunnen gebruiken,’ sprak Zevenaar, ‘dat ware oneindig beter, dan dat zij zich door haren bruidegom van het noodige zou laten voorzien. - Dat is een kiesch punt.’

‘Zevenaar heeft gelijk!’ klonk het van alle zijden; en Donia nam weêr het woord op, om te verklaren, dat hij bereid was de eerst geschonken' som te verdubbelen, en Galjart bleef met zijne van banknootjes voorziene portefeuille in de handen zitten, want, kon hij al geene geschenken doen gelijk Donia, hij had er toch het hart toe.

Na de verklaring van Donia nam Dominé Bol het woord:

‘Ik meen, dat de vijf duizend gulden, die wij der mildheid van onzen medepleegvader Donia verschuldigd zijn, wel voldoende zullen wezen voor het toilet der bruid, want ik ben overtuigd, dat jufvrouw Zevenster, ook als mevrouw van Eylar, niet verlangen zal boven anderen te schitteren. Laat ons liever tot het voorstel van Eylar overgaan.’

Galjart zat nog altijd met zijne portefeuille te spelen en was waarschijnlijk bevreesd, dat hij het offer zijner pleegvaderlijke liefde niet zou kwijt raken, want, even als van Eylar op den avond dat men het kind uit de doos had genomen, eene quête had gedaan bij de studenten, met den hoed van Bleek, om de eerste

[pagina 322]
[p. 322]

onkosten te bestrijden, nam hij het zilveren schenkblad, dat Hoogenberg van eene oude douairière, voor welke hij een moeielijk proces tot een goed einde had gebracht, gekregen had, en met de woorden: ‘Largesse, nobles Seigneurs, largesse!’ hield hij van Eylar het schenkblad voor, wendde zich toen tot Donia, Zevenaar en Hoogenberg, zoodat hij van Eylar tijd genoeg liet om Bol eene banknoot tusschen de vingers te spelen, tot offerande op het altaar der vaderliefde. Galjart stortte ten slotte ook zijn offer op het schenkblad, en gaf het toen aan Hoogenberg over, die, volgens gewoonte, presideerde. De papiertjes werden ontplooid: de bijdragen beliepen eene hooge som, en toen werd er van alle zijden de vraag gedaan:

‘Wat zullen wij koopen?’

‘Juweelen, goud en diamanten,’ werd er geantwoord.

Op dit punt waren de pleegvaders het eens; maar onder welken vorm, dat was moeielijker om vast te stellen.

‘Een écrin,’ zeide de eene, ‘bestaande uit oorbellen, halsketting en armband... dat is mode!’

‘Ik ben noch voor kettingen noch voor armbanden,’ beweerde een ander, ‘dat zijn kenteekenen van slavernij!’

‘Een borstsieraad met groote diamanten!’ sprak een derde.

‘En ik stel voor,’ zei Galjart eindelijk, ‘een diadeem te laten maken, bestaande uit zeven diamanten sterren!’

Galjart vond bijval, zijn voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen.

Tien dagen later werd te Amsterdam het burgerlijk huwelijk van Donia en Bettemie voltrokken; maar de kerkvereeniging werd uitgesteld, om te gelijk uitgesproken te worden met den huwelijkszegen van Maurits en Nicolette, in het eenvoudige kerkje te Hardestein.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken