Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een boekje met prentjes, waarbij wat te lezen staat, voor brave kinderen. Deel 2 (1827)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een boekje met prentjes, waarbij wat te lezen staat, voor brave kinderen. Deel 2
Afbeelding van Een boekje met prentjes, waarbij wat te lezen staat, voor brave kinderen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Een boekje met prentjes, waarbij wat te lezen staat, voor brave kinderen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een boekje met prentjes, waarbij wat te lezen staat, voor brave kinderen. Deel 2

(1827)–Alexander Cranendoncq–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Deel 2


Vorige
[pagina 7]
[p. 7]

[Een boekje met prentjes.]

 


illustratie

 
Ziedaar, zei de vader, een prenteboekje,
 
En hier een lekker krentekoekje:
 
Wat kiest mijn kleine Jan
 
Daarvan?
 
Het boekje, lieve vader!
 
Riep Jantje, o zoo blij
 
Een wijze keus, zei vader,
 
En schonk hem 't koekje er bij.
[pagina 8]
[p. 8]
 


illustratie

 
Henrietje.
 
Goeden nacht, Papatje!
 
Goeden nacht, Mamatje!
 
Henrietje gaat naar 't bedje.
 
Vader en Moeder.
 
Goeden nacht, mijn liefje!
 
Slaap stil en zoet.
 
Moeder.
 
Maar weet mijn hartediefje.....?
 
Henrietje.
 
Dat zij bidden moet;
 
Niet waar, lieve Maatje!
 
Dat God u, en Paatje
 
Voor rampen bewaren,
 
En lange jaren
 
In 't leven wil sparen.
[pagina 9]
[p. 9]
 


illustratie

 
Is Henrietje nog niet opgestaan?
 
vroeg de moeder.
 
Zij ging naar Henrietje's slaapkamer;
 
Deed de deur zachtjes open.
 
En wat zag zij daar?
 
Daar lag haar dochtertje, o zoo lief,
 
Op de knietjes te bidden.
 
Zoo bad zij eerbiedig:
 
Lieve God!
 
geef mij,
 
Dat ik altijd braaf mag wezen!
 
Dat ik wél mag leeren;
 
Vader en Moeder eeren,
 
En U hartelijk beminnen. Amen.
[pagina 10]
[p. 10]
 


illustratie

 
Martinus,
 
Zoo heet de kleine knaap, die daar
 
zoo vlijtig in zijn boekje zit te leeren.
 
Hoe oud is hij al?
 
Pas vier en een half jaar, en hij
 
leest zoo mooi, dat het een lust is
 
om te hooren.
 
 
 
Ik zou gaarne veel weten, zegt hij,
 
als ik groot ben;
 
En daarom moet ik zorg dragen,
 
dat ik mijne les ken.
[pagina 11]
[p. 11]
 


illustratie

 
Maria.
 
Wat hebt gij daar? Saartje!
 
Saartje.
 
Een lekker taartje.
 
Maria.
 
Ik geef van mijn leven
 
geen enkelen duit
 
Aan taartjes of pruimpjes
 
of babbelaars uit.
 
Ik koop liever wat nuttigs,
 
een prent of een boekje;
 
Dat duurt vrij wat langer,
 
Dan een taartje of een koekje.
[pagina 12]
[p. 12]
 


illustratie

 
Gerard.
 
Goeden dag, mijnheer!
 
De heer.
 
Goeden dag, lieve jongen!
 
Gij groet zeer vriendelijk.
 
Waar leert gij dat?
 
Gerard.
 
In de school, mijnheer!
 
Meester zegt:
 
De kinders moeten
 
Vriendelijk groeten,
 
Die hun ontmoeten.
 
En dat doe ik ook.
 
De heer.
 
Gij zijt een aardig knaapje
 
Als gij zoo voort gaat,
 
Zal u elk graag mogen lijden.
[pagina 13]
[p. 13]
 


illustratie

 
God loon het u!
 
Zei de arme man, toen hij van den
 
kleinen Pieter een cent of wat
 
in zijn' hoed kreeg.
 
Zoo dacht die brave jongen:
 
 
 
Zou ik dien armen ouden man,
 
Die werken noch verdienen kan,
 
Niets van mijn zakgeld geven?
 
Ik zag nog laatst geschreven:
 
Deel kindren iets aan de armen mee,
 
Dan lieft u God, en smaakt gij vree.
[pagina 14]
[p. 14]
 


illustratie

 
Wie heeft dat theek opje gebroken?
 
Dat heeft zeker de meid gedaan!
 
sprak de moeder.
 
Ach, goede, lieve moeder!
 
zie Mietje,
 
de meid heeft het niet gebroken:
 
ik heb het gedaan.
 
Vergeef het mij toch,
 
Moeder lief!
 
Het was een ongeluk.
 
Mietje!
 
Sprak de moeder toen,
 
Geef me een zoen.
 
Ik scheld u 't voorval gaarne kwijt,
 
Omdat gij zelve uw schuld belijdt.
[pagina 15]
[p. 15]
 


illustratie

 
Foei! Foei!
 
Zie die stoute jongens eens vechten!
 
Weet gij, waarom?
 
Zij speelden zamen
 
en kregen geschil.
 
In plaats van elkander
 
wat toe te geven,
 
Wilden zij door vechten
 
Het geschil beslechten.
 
Was dat wel goed?
 
 
 
Als de een den ander niet toe wil geven,
 
Dan kan men nooit in vrede leven.
[pagina 16]
[p. 16]
 


illustratie

 
Drink niet te schielijk,
 
Kleine Maat!
 
Ook niet te veel in eens.
 
Die gaarne gezond wil blijven
 
(En wie wil dat niet?)
 
Die mag bij drinken en eten
 
Dit versje niet vergeten.
 
 
 
Onmatigheid in spijs en drank
 
Maakt rijken arm, gezonden krank.
[pagina 17]
[p. 17]
 


illustratie

 
Zoo, zoo,
 
Lief Meisje!
 
dat gaat heel wel.
 
O, het is zoo goed,
 
Dat kindren jong leeren werken,
 
en niet altijd spelen;
 
Dan zal hun, als zij groot zijn,
 
de tijd niet vervelen.
 
En wat nog veel meer zegt,
 
komt iemand in nood,
 
Dan wint hij door werken
 
het dagelijksch brood.
[pagina 18]
[p. 18]
 


illustratie

 
Zie dien kleinen mandemaker
 
eens vlijtig arbeiden.
 
Hoor, wat hij zingt.
 
 
 
Dit mandje is weder bijna klaar.
 
Het werken valt aan velen zwaar,
 
En mij zoo ligt.
 
Mijne arme moeder, die 't gezigt
 
Verloren heeft, na vaders dood,
 
Verschaft mijn werken 't dagelijksch brood.
 
Die goede vrouw,
 
Voorzeker, zou
 
Van armoe en gebrek vergaan,
 
Bragt ik mijn weeklijksch loon niet aan.
[pagina 19]
[p. 19]
 


illustratie

 
Betje.
 
Zoo gij mijn pop niet weg wilt leggen,
 
Zal ik het aanstonds vader zeggen.
 
Geertrui.
 
Wel zoo! het is mijne eigen pop.
 
Betje.
 
Geef hier, zeg ik, of 'k sla er op.
 
Geertrui.
 
Ik wil, ik zal ze u nimmer geven.
 
 
 
Wat is dat voor een ijslijk leven!
 
Sprak toen de vader zeer verstoord,
 
Hij had dat twisten juist gehoord.
 
Foei, kinders! om een pop zoo kijven
 
Dat speelgoed mag in huis niet blijven.
 
Breng haar daad'lijk buurvrouw Naatje,
 
Voor haar brave dochter Kaatje.
 
 
 
De kinders hadden nu wel spijt;
 
Doch waren 't mooije popje kwijt.
[pagina 20]
[p. 20]
 


illustratie

 
Help! Help!
 
ik ben in nood.
 
Help! Help!
 
hij bijt mij dood.
 
 
 
 
 
Wat kermt die jongen bitter!
 
Hij heeft dien hond zoo lang
 
met eenen stok getergd tot het
 
dier boos werd, den ketting
 
aan stukken sprong, en
 
hem vreesselijk
 
aanvalt.
 
Wat zal die arme jongen er slecht afkomen!
 
 
 
Dat heeft hij voor zijn wreed behagen
 
Om een schuldloos dier te plagen.
[pagina 21]
[p. 21]
 


illustratie

 
De kleine Frans moest op eenen avond,
 
toen het stik donker was,
 
eene boodschap doen.
 
Hij nam zijn landtaarntje in de hand,
 
en ging zoo gerust over den weg,
 
of het klaar lichten dag ware.
 
Is hij dan niet bang voor spoken?
 
Ha, Ha, Ha!
 
Zou hij daar bang voor wezen!
 
Dan moest hij in zijn boek niet lezen:
 
‘Een kind, dat aan een spook gelooft,
 
Schijnt van gezond verstand beroofd.’
[pagina 22]
[p. 22]
 


illustratie

 
Spiegelt u,
 
Lieve kinderen!
 
Aan mij, ellendigen man,
 
Die niet gaan of werken kan.
 
Ik was voorheen zoo fiks als gij;
 
Doch wild en woest daarbij,
 
En hoorde nooit naar wijzen raad.
 
Eens reed een rijtuig door de straat,
 
In vollen galop.
 
Ik liep het na, en: wip! er op;
 
Maar viel, eer ik op 't rijtuig zat,
 
En raakte met mijn voet in 't rad.
 
Ik sleepte toen ijslijk over de steenen;
 
En, ach! verbreizelde beide mijn beenen.
[pagina 23]
[p. 23]
 


illustratie

 
Wie heeft dat geld op de tafel geteld?
 
vroeg de moeder.
 
Er lagen:
 
Een gulden, een halve gulden,
 
een kwart gulden, tien cents
 
of een dubbeltje, en vijf cents
 
of een stuiver.
 
Net zoo als hier afgebeeld zijn.
 
Dit geld, zei Saartje,
 
Heb ik langzaam vergaard:
 
Wijl Klaartje de waschvrouw
 
Op morgen verjaart,
 
Zou ik haar gaarne een jakje vereeren;
 
Dat goede vrouwtje heeft bijna geen kleeren.
 
Goed, zeer goed, mijn liefje!
 
zei de moeder.
 
En 's andrendaags bragt Saartje
 
Het nieuwe jak aan Klaartje.
[pagina 24]
[p. 24]
 


illustratie

 
De moeder van Jantje
 
was zoo ziek, o, zoo ziek.
 
Toen bad Jantje bij moeders ziekbed.
 
 
 
Hemelsche Vader! ik min U zoo teeder,
 
Zie op mijn zieke moeder neder,
 
Ach, laat haar toch niet sterven!
 
Moest ik mijn moeder derven,
 
Een moeder, die mij zoo bemint,
 
Wat deed ik ongelukkig kind!
 
Ach, goede Hemelheer!
 
Herstel mijn moeder weer.
 
 
 
En binnen weinig dagen
 
Nam moeders ziekte af;
 
Behoeft men wel te vragen,
 
Wie haar herstelling gaf?
[pagina 25]
[p. 25]
 


illustratie

 
Mijn broer heeft zeven duiten,
 
En ik heb er drie;
 
Dertien heeft er Jantje,
 
En negen zuster Mie.
 
Die onder een gesteld,
 
En zamen opgeteld,
 
Komt twee- en dertig uit;
 
Dat wed ik om een duit.
 
 
 
Ik durf niet wedden, lieve meid!
 
Want zeker was ik 't duitje kwijt.
[pagina 26]
[p. 26]
 


illustratie

 
Vader.
 
Loopen, springen,
 
lagchen, praten,
 
Kan mijn Koosje wonder goed.
 
Koos.
 
Leeren ook wel,
 
lieve vader!
 
'k Speel niet als ik leeren moet.
 
Vader.
 
Gij doet zeer wel,
 
mijn lieve jongen!
 
'k Heb het maar uit jok gezeid:
 
'k Zie u gaarne
 
vrolijk spelen;
 
Maar alles op den regten tijd.
[pagina 27]
[p. 27]
 


illustratie

 
Foei, broertje!
 
Hoe kunt gij dit arm dier
 
zoo plagen!
 
Dat is gansch niet fraai:
 
Want:
 
De huiskat doet
 
Ons zeer veel goed.
 
En al was dat zoo niet,
 
Dan doet het vader toch verdriet
 
Gij weet hoe menigmaal hij zegt:
 
Dieren kwellen is heel slecht.
[pagina 28]
[p. 28]
 


illustratie

 
Ziet gij dat jongetje
 
wel in den hoek staan?
 
Daar heeft hij reeds een uur staan
 
huilen en pruilen.
 
Waarom?
 
Hij heeft zijn werk niet afgedaan,
 
En mag dus niet met vader gaan.
 
Zijn zusje hoeft niet t'huis te blijven.
 
Zij had nog meer dan hij te schrijven,
 
En maakte nog een som daarbij.
 
Wat is dat vlijtig meisje blij!
[pagina 29]
[p. 29]
 


illustratie

 
Moeder.
 
Voor wien is dat briefje? lieve Na!
 
Naatje.
 
Voor vader, die op reis is naar Breda.
 
Moeder
 
Wel zoo, mijn liefje!
 
Lees eens voor,
 
Dat ik uw briefje
 
Aan vader hoor.
 
Naatje.
 
(leest.)
 
Lieve Papatje!
 
Keer spoedig weer,
 
Dit wenscht zoo zeer
 
Uw dochter
 
Naatje,
 
Moeder.
 
Dat is regt aardig,
 
kleine, lieve meid!
[pagina 30]
[p. 30]
 


illustratie

 
Mijn vogeltje is dood!
 
Wat ben ik bedroefd!
 
Ach! Ach! Ach!
 
Maar zacht!
 
Wat helpt die klagt.
 
Men moet rampen en plagen
 
geduldig verdragen,
 
Zoo heb ik laatst in een boekje gelezen,
 
En daarom wil ik zoo droevig niet wezen.
[pagina 31]
[p. 31]
 


illustratie

 
Wel, moedertje! zei Jan,
 
Die juist uit de school kwam,
 
En dit stok oude vrouwtje
 
Onder weg vernam,
 
Die last valt u te zwaar,
 
Kom helpen wij elkaar.
 
Hiermee vat hij het mandje vast,
 
En helpt het vrouwtje trouw den last
 
Tot aan de huisdeur dragen.
 
Zoo vindt hij steeds behagen
 
Om andre menschen bij te staan.
 
Wat zegt ge, is dat niet wel gedaan?
[pagina 32]
[p. 32]
 


illustratie

 
Karel.
 
Zusje! Zusje!
 
Nu weet ik wat.
 
In den kelder staat een
 
schotel met honig.
 
Vader en Moeder
 
zijn niet te huis:
 
Niemand zal ons zien.
 
Laten wij daar eens ter deeg
 
van smullen.
 
Jansje.
 
Neen! Neen!
 
Broertje!
 
dat doe ik niet:
 
want:
 
Het oog van God, dat alles ziet
 
Ontwijkt men in den kelder niet.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken