Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vijf en veertigste hoofdstuk.
Naar de stad.

Sedert het gebeurde op Reespoor zijn er omstreeks drie weken verloopen.

In de laatste helft van dien tijd vertoonde de winter zich in zijn volle kracht.

De ijsbloemen wijken niet van de glazen. 's Avonds schitteren ze mooi in de winkels, wanneer men 't licht er heeft aangestoken.

Maar, het ijs op de ruiten der arme werkstakers schittert des avonds slechts zelden; en wanneer soms roode vlammen er achter blinken, dan ziet men distels en doornen. Die palmen - het zijn de palmen der victorie niet.

De werklieden van Het Kromveld houden vol.

Het is alsof de ontbering en de ellende er hen te sterker toe prikkelen; het is alsof de droppel van het martelaarschap den ganschen bitteren lijdenskelk verzoet.

En er zijn er in het kleine stadje - ook onder de meergegoeden - die, onbekend met den juisten stand van zaken, ach en wee roepen over de hardheid van den jongen fabrikant, en, mede

[pagina 239]
[p. 239]

door het geven van aalmoezen, het vuur van buiten weer aanblazen, terwijl de huisgenooten er bijna in geslaagd waren het inwendig te blusschen.

Ook Binzer, die in zijn ellendigen toestand een weinig te laat had begrepen dat de woede der arbeiders over hem zou losbarsten, heeft door het bezorgen van kleine bijdragen de hoop op een spoedige krachtiger hulp van buiten, zoeken levendig te houden. Hoe hij er in geslaagd is, dat blijve zijn geheim. Zoodra hij genoeg zal hersteld zijn om Veenwijk en Nederland voorgoed te kunnen verlaten, dan - zoo besluit hij - mag de bom losbarsten en springen waarheen zij wil.

Intusschen is bij het nijpende winterweer, de ellende onder de arbeidersgezinnen tot een hartverscheurende hoogte geklommen.

- Men zegt dat de soldaten, die door den burgemeester uit de naburige stad gerequireerd werden, altijd met scherp geladen op wacht blijven, omdat er reeds samenscholingen voor de huizen van bakkers en winkeliers hebben plaats gehad. Volgens sommigen moeten de besten en verstandigsten onder de werklieden, die wel verbetering gezocht maar niet het uiterste hebben begeerd, met vuisten en messen zijn gedreigd, indien ze nog weer van toegeven durfden spreken. Immers de groote hulp zou, volgens Binzer, nu spoedig komen; en hoe erger het liep, en hoe meer de burgerij hun ellende zag, des te meer ook zou de haan van Het Kromveld bestookt en bestormd worden, en gedwongen om aan den eisch te voldoen.

Men beweert dat de schuld, die er nu reeds gemaakt is, in geen jaren zal te vereffenen zijn.

Men zegt - en wil het weten - dat het kerkhof reeds vijf gezinnen in den nood is te hulp gekomen.

Maar, wat men mede beweert en luide verkondigt, het is de laster dat den man van 't Kromveld juist nu bij dit strenge winterweer en de stremming der scheepvaart, de werkstaking zeer welgevallig is.

Alzoo, in dit oogenblik terug te keeren en toe te geven, zoo oordeelde de meerderheid, zou de grootste dwaasheid zijn. Volhouden moest men; strikken in Gods naam, totdat hij hen noodig had!

 

Over den hardbevroren dijk rolde het dichte rijtuig van Reespoor stadwaarts.

Bronsberg is gedurende een paar dagen van huis geweest, ten einde zijn plannen voor de toekomst op nog vastere grondslagen te ves-

[pagina 240]
[p. 240]

tigen, en Nelly heeft van haar moeder verlof bekomen om Willem in Veenwijk te gaan afhalen.

Reeds een paar uren vóórdat de diligence er moest aankomen, is Nelly vertrokken, omdat zij in Veenwijk - volgens haar verzekering nog eenige commissies te verrichten had.

Mevrouw Degen glimlachte, toen zij haar dochter met een hoogrood kleurtje in het rijtuig zag stappen.

- Och, zij kon zich dat zoo voorstellen, al had zij het zelve minder gekend. De liefde, het sterke verlangen maakt onrustig en gejaagd. - Dat moet toch een zalige onrust zijn. - Zij zelve had in vroegere dagen meer een zeker tegenopzien, iets angstigs wanneer hij komen zou. Maar dát was ook iets anders. Degen was toen zooveel ouder dan Willem nu is. En zij, de verloofde, zij had iets stijfs en iets koels.... ten minste voor Degen.

Toen Nelly wegreed, kwam er een zucht van verruiming over haar lippen, ofschoon haar onrust inderdaad nog even groot was als gedurende den ganschen voormiddag. - Ja, zij verheugt zich wel op het weerzien van haar Willem, en, dat zij eindelijk aan haar plan kan gevolg geven, het schenkt haar wel een gevoel alsof zij aan het eind van een moeielijk pad is gekomen, maar, terwijl het oogenblik dier langgewenschte ontmoeting met Hanna al meer en meer nadert, ziet zij er tegen op als tegen een steile rots.

Het prachtige winterlandschap 't welk zich, vooral ter linkerzijde, aan haar oog vertoont, is niet in staat om haar van het tooneel af te trekken, dat zich gedurig aan haar geest komt opdringen. - Maar zij wil naar het landschap zien. Hoe prachtig is het riviergezicht! Gansch dichtgekruid met hooge ijsschotsen, glinsteren de schuine zonnestralen op het sneeuw van den verstijfden stroom tot aan den zachtwasigen horizon. - Nelly's oog bleef op een kleine wolk aan den horizon rusten. De wolk nam een gedaante aan. En daar stond Hanna weder; Hanna met dien brief in de hand.

Eensklaps dook Nelly in het rijtuig-kussen terug, en sloeg de handen voor 't gelaat. Maar ook, schier in hetzelfde oogenblik heeft zij haar moed herwonnen.

- Moest zij zoolang lijden en zwijgen; moest zij zoolang reikhalzen naar een gelegenheid als deze, om nu weer bang en weifelend te worden? Kloek dan Nelly; wees krachtig; het geldt de rust van je hart; het geldt de eer van je vader.

Weinige minuten later lichtte Nelly, na een zacht kloppen, de deurklink van Abels huisje. Zij weet dat Hanna sedert het gebeurde op Reespoor in Abels woning werd opgenomen, ofschoon het haar

[pagina 241]
[p. 241]

onbegrijpelijk voorkomt dat de man met zijn behoeftig gezin, terstond na de werkstaking tot zoo iets heeft kunnen besluiten.

Een vluchtig rood kleurt Nelly's gelaat, nu zij het bitter armoedig maar toch zindelijk huisvertrek binnentreedt.

Hanna te zien en te spreken is het doel van haar komst; maar toch ademt zij ruimer nu zij slechts Abel met twee zijner oudsten ginds op den vloer aan 't mandenvlechten, en moeder Lina aan de tafel met haar jongste bezig vindt. - Hanna was er niet.

Abel ziet op, en geeft zijn verbazing te kennen dat de juffrouw van Reespoor zich zoo onverzeld in deze achterbuurt van Veenwijk vertoont. - Het volk was niet kwaad, maar - de juffrouw wist toch misschien dat het korzelig door den nood was. - Zeker, zij kon het niet helpen, en mijnheer Bronsberg zou ook wel volgens Gods bestel hebben gehandeld, maar men was nu in de verdrukking, en hoe licht konden ruwe gasten de juffrouw kwaaddoen.

Abel wist niet dat er door Bronsberg - ofschoon deze steeds zijn grootste kracht in zijn recht vond - de noodige maatregels zijn genomen om de beide vrouwen, wier welzijn hem zoo na aan het hart ging, tegen driest geweld te beschermen indien het noodig mocht zijn.

Ook nu in zijn afwezigheid, was er voldoende gezorgd; en, of Nelly het zelve wist of niet, toen het rijtuig van Reespoor in Veenwijk gezien werd, en de juffrouw zich van De Posthoorn, waar men stalde, te voet naar het huisje van Abel begaf, toen hield de ontwaakte politie, ofschoon van verre, een oog in 't zeil.

‘Mijnheer Bronsberg meent het goed,’ antwoordt Nelly: ‘en wie het goede wil, vreest niet. - Jij bent immers ook niet bevreesd Abel?’

‘Ik....?’ vraagt de man verwonderd, terwijl hij inmiddels is opgestaan, en de pet in de hand draait.

‘Men heeft mij gezegd dat je Hanna Van Til in je gezin hebt opgenomen. En als men dan toch zelf in nood verkeert; mij dunkt....’

‘O spreek daar niet van, lieve juffrouw,’ valt vrouw Lina in: ‘dat is een wonder van den Heer.’

‘Ja,’ zegt Abel: ‘dat er een wonderbare zegen op haar arme hoofd rust, dat moeten we getuigen. Wat er met haar gebeurd is, dat weet je juffrouw; maar hoe liefderijk van hart en gemoed ze was, dat heb ik ondervonden, ik! Zij heeft mijn arme Klaartje welgedaan, en toen ze nu als een onbeheerde wees zonder dak en brood alleen stond in de wereld, toen zei ik: kom jij hier kind. En dat sprak vanzelf. - Maar wat niet vanzelf spreekt, dat was

[pagina 242]
[p. 242]

de zegen. Nietwaar vrouw, zij bracht den zegen in huis? En, zoo waar als de Heer regeert, wij wisten toch niet dat zij ze zóó meebrengen zou.’

Nelly weet in hoofdzaak 't geen ze nu van Abel verneemt. Door tusschenkomst van dominee Knipping heeft de man wekelijks een som ontvangen ongeveer gelijk aan die, welke hij met de zijnen en ook Hanna, gemiddeld per week verdiende. Ware het geld hem niet door ‘den dienaar des Heeren’ ter hand gesteld, misschien zou Abel geaarzeld hebben die som om niet te ontvangen, te meer dewijl hij van deze hulp aan Hanna niets zeggen mocht. Nu echter had hij vrijheid gevonden om de zijnen met die uitredding voor gebrek te behoeden, en, nog weldoende aan anderen, den Heer te loven en te danken met gansch zijne ziel.

Wat Abel misschien vermoedde wist Nelly zeker.

't Was haar geliefde, die het arme gezin die hulp deed toekomen. - Bronsberg heeft het haar gezegd. Aan Hanna Van Til had men immers op dien Zondagavond voor het grootste deel den snellen aftocht der werklieden te danken gehad, en de menschen, die zich in weerwil hunner ellende, zoo liefderijk over haar hadden ontfermd, zij moesten de vrucht van hun weldaad toch plukken. - Dat de welwillende en voorzichtige predikant door Bronsberg in den arm is genomen om Hanna's vertrouwen te winnen en zoodoende een gevreesde ontknooping te voorkomen; dat er reeds plannen zijn beraamd om Hanna naar een andere plaats te doen vertrekken - ofschoon men in dezen geheel buiten de persoon, wie het gold, beraadslaagd had - daarvan echter wist Nelly niets. - Immers zoomin over den brief, dien zij Bronsberg zag lezen, als over Hanna's krankzinnigheid, is er later tusschen Bronsberg en haar een woord meer gewisseld. Nu brandt ze van ongeduld om Hanna te zien, al kan zij ook bij de enkele gedachte aan die ontmoeting haar hart voelen bonzen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken