Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht
Afbeelding van Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternachtToon afbeelding van titelpagina van Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (5.98 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht

(1877)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

III.

Omstreeks acht weken nadat Samuël Stoppel ‘door die warmte kou heeft gevat,’ staat Govert Meibloem in zijn werkpakje voor de deur van zijn winkel de straat in te kijken. Ofschoon de wind vlak Noord is, zoo is die laatste der Februari-dagen toch heerlijk te noemen: ‘Zoo'n zomervoorproefje!’ zegt Govert.

‘Govert! Sta je op stoep? Waar kijk je naar?’ klinkt het in 't achterhuis.

‘Naar niemendal!’ is het antwoord.

‘Dan zou ik maar hier komen!’ spreekt vrouw Truitje terwijl ze naderbijkomt. En Govert zegt: ‘Nou, schreeuw maar zoo niet;’ en komt binnen, en trekt zelfs de deur toe.

‘'t Zou me niemendal verwonderen dat je nog selderemendig genoeg waart, om op den koop toe naar 't mirakel te kijken;’ herneemt de vrouw op negatief zoeten toon: ‘Ze moeten hier voorbijkomen, is 't niet; en jij, je zoudt misschien de pet nog wel afnemen voor zoo'n serpent, die met z'n getoeter m'n huis verschandaliseerd en de onrust d'r in heeft gejaagd. Kom, toon wie je bent en neem d'r geen notiesje van. 't Is m'n eigen zuster, dat is het, maar. als 't m'n zuster niet was, dan liep ze voor mijn part met den bedelzak, dat dee ze, want zie je, beloofd heeft z't dat ze van 't hare zou doen wat ze kon. - Wij met onze tien kinders! En wàt heeft ze gedaan! Wat? zie je, niet zóoveel heeft ze gedaan.... niets, niemendal!

‘Tenminste bijna....!’ zegt Meibloem bedaard.

‘Jij met je bijnajigheden!’ roept de gekrenkte huisvrouw: ‘Ik zeg je niemendal, voor zoo'n rijke! En dàt 'en eigen zuster, die 'r

[pagina 96]
[p. 96]

testementasie op mijn had behooren te zetten - Wat doet ze! Die luistert naar zoo'n prul van 'en schuiftrompet, om ons en onze kinders te riwweneeren, dat doet ze! - Niet dat we d'r noodig hebben; goddank! we bennen mans genoeg voor ons brood, en we hebben haar - de hemel weet waarvandaangehaalde en beschimmelde centen niet van noode; maar weet je, dat ze zoo'n fluuderefluu aan den haak slaat, die ons Bartje 't hoofd op hol heeft gerammeld, zie je, dáar ben ik giftig om; daar draait me 't hart van, en, als jij naar hen kijken durft wanneer ze met d'r tweën zoo schijnheilig en vroomegezichtig voorbijkomen, dan zou ik vierkant 't raam uit kunnen springen.... Stil, daar hoor ik 'en rijtuig. Alla mee!’

Govert Meibloem volgt zonder te spreken zijn wederhelft naar de huiskamer achter den winkel, en hij denkt: 'k ben toch blij dat er niemand was die Trui kon hooren; ze zouden perjen gedacht hebben dat ik zooveel as onder de plak zit; maar - 't lijkt er wat naar! Dat ik mee ga, zie je, dat doe ik omdat ze nu in d'r ziel gelijk heeft, en omdat ze soms zoo onmanierlijk kan schreeuwen, maar gelijk dàt heeft ze.

‘Ik had ze brutaal in de oogen willen zien,’ zegt Meibloem binnen de huiskamer: ‘hem zoowel als haar, om ze maar “rondeman” te toonen: we hebben jelui zooveel als niemendal van noode. Zie je, kind, dáarom stond ik die koets op te wachten; maar als je me vraagt wat beter is; - beter is 't zoo.’ Met pijnlijk opeengedrukte lippen zet Meibloem zich op zijn gewone plaats bij de potkachel.

‘Weet je wàt je bent....’ klinkt de stem van vrouw Truitje na eenige seconden van diepe stilte, waarin zij vermoedelijk tot het resultaat van 's mans zedelijk bestaan zal gekomen zijn: ‘Je bent goed maar kortzichtig. Van meet afaan heb ik, toen zuster komen zou, gezeid, dat we dien toeterletoe moesten laten optrekken om haar in huis te kunnen nemen. Ja - of jij alweer datzelfde malle gezicht zet, en 't zelfde wilt zeggen, ik zeg je dat die kamer voor Mie best en voldoende geweest was. Ze heeft het van z'n leven bij vader Zuuring wel minder gehad. Was die kamer niet goed genoeg? En met m'n mooiste meubels die in 't laatst door dien Stoppel heelemaal zijn verfomfaaid geworden. We hadden zuster Mie om en bij ons moeten hebben; en jij, meester Meibloem, jij hadt niet tegen Jan en alleman van d'r hebben en houwen moeten spreken; dát was kortzichtigheid. En dan! en dan!!’ vervolgt vrouw Meibloem met sterke verheffing van stem: ‘om Bartje 't hoofd op hol te maken, dáar hadt je plezier in. Alsof zoo'n zwartlakensche menheer aan Bartje zou gedacht hebben! Niét dat ze te min voor hem zou wezen,’ vervat zich de spreekster: ‘in 't geheel niet, want we weten wie d'r vader en moeder is; maar dien andere: hij slacht den wind wat, je weet niet waar ie vandaan komt, noch waar ie heen gaat. En!’ vervolgt zij hoe langer zoo sterker bewogen: ‘dat rijdt nou samen naar 't raad-

[pagina 97]
[p. 97]

huis, en samen - de Heer vergeef me de zonden! en samen naar de kerk toe; en wij hebben tien kinders; en Bartje loopt met oogen als vuur; en jij - jij bent er de groote oorzaak van; ja jij en geen ander!’ Vrouw Meibloem valt met haar armen plat op de tafel en legt er het hoofd in. Meibloem antwoordt volstrekt niet; hij heeft zoo zijn ondervindingen: Truitje is een goed en best schepsel, maar, als zij eens haar mondje aan 't roeren is... Nu evenwel kon zij gelijk hebben; misschien had hij zuster Vlak meer kunnen believen; misschien.... Doch wat helpt dit bedenken; 't land staat onder water, en dan - pomp maar!

Wij hebben lang genoeg binnen de huiskamer der Meibloems vertoefd om te begrijpen hoe 't kwam dat Samuël Stoppel - sedert vier weken hersteld - acht dagen na die herstelling, de bovenkamer der Meibloems voor No. 1 in De Arend heeft moeten verruilen; 't is gewis onnoodig te verklaren waarom de kerk, nu, midden in de week, voor iedereen openstaat, en des huurkoetsiers gala-koets werd ingespannen, en de banketbakkersjongen twee groote ronde doozen aan 't bovenhuis van mevrouw de wed. Vlak geboren Zuuring te bezorgen heeft. De zaak is volkomen helder, en ieder zal 't begrepen hebben.

Wie er niets van begrijpt, 't is Bartje.

Bartje is, denkbeeldig, aan de natte wasch, in 't waschhok achter vaders werkplaats; maar inderdaad tuurt ze in 't spion van ‘menheer Samuël Stoppels kamer.’

Ja, Bartje heeft roodgeschreide oogen; 't lieve kind ziet voor 't overige zeer bleek: - Hier op deze zelfde kamer heeft hij gewoond en geleefd,’ peinst het meisje: aan die tafel daar, met den mahoniehouten rand en dat groene wasdoek, heeft hij - op dezen zelfden stoel - gezeten, en gelezen, en gegeten; en ginds onder den spiegel stond zijn piano, en onder in de la van de - nu heelemaal leege chiffonnière, daar had hij zijn viool geborgen. Hier, hier speelde hij zoo heerlijk, en hier, ja hier heeft hij meermalen gezegd: ‘Kind, je lijkt op Emma....’ Wie Emma is dat weet ik niet, en: ‘lieve Bartje!’ o, dat laatste zei hij zoo dikwijls; nog den dag van zijn vertrek. Of hij het in dien zin bedoelde....? Vader wist immers zeker dat die ingetogen en knappe mijnheer Samuël mij en geen ander tot vrouw zou nemen. - En, is 't dan droom of waarheid dat hij op dezen zelfden dag, met de rijke Oostersche tante in 't huwelijk zal treden, alleen, zooals moeder zegt, om een huisgezin met tien kinders van een heerlijk erfdeel te berooven en voor zich zelven een gemakkelijk leven te hebben? - Nee moeder, dat is onwaarheid! Had hij niet de tranen in de oogen toen gij hem stoutweg zijn valschheid verweet; en waren 't niet zijn eigen woorden: ‘Je lastert vrouw Meibloem, de waarheid ligt in de toekomst der Kunst!’ Ik begrijp dat niet; maar.... 't is toch geen droom dat heden zijn

[pagina 98]
[p. 98]

huwelijk wordt voltrokken - Hoor, daar komt een rijtuig de straat in; de mooie koets uit De Arend. - Hendrik de voerman heeft witte handschoenen aan. - Binnen dat rijtuig zit, aan deze zijde, een zware vrouw in 't geel damast; zij houdt een grooten bloemruiker in de hand. En ter linkerzijde....? - Nog kan Bartje dien ander niet zien. De koets komt nader. - ‘Ja, ja, hij is het!’ En - in éen zwenk is het rijtuig voorbij.

Nu begrijpt zij 't volkomen!

Arm kind! hebt gij dien man zóo teederlijk lief dat ge zoo lang en zoo bitter moet schreien!

Ja Bartje schreit, maar eindelijk, eindelijk, daar slaat zij den blik naar omhoog. Daar boven aan den blauwen hemel schijnt toch de zon zoo helder. En.... beneden toeft haar de arbeid; beneden moet zij als oudste van een talrijk kroost, haar ouders tot hulp zijn. - Voort! moedig! getroost! spreekt het in Bartje's boezem: mijn hemelsche Vader weet toch alleen wàt mij nut is. Geen muschje valt er op aarde zonder Zijn heiligen wil. - Mijn wensch was zelfverheffing; mijn liefde was zondig; dit zij mijn straf! God geve dat zij gelukkig zijn! Moedig, geen tranen meer!

En het lieve meisje spoedt zich naar haar arbeid, en ofschoon zij niet als naar gewoonte een vroolijk liedje kan aanheffen, en haar oogen nog rood en gezwollen zijn, zoo is zij toch straks in de huiselijke omgeving bedrijvig en vriendelijk, en op den uitval der even diep teleurgestelde moeder: ‘Nu heeft het schandaal zijn beslag!’ antwoordt zij op zachten toon: ‘We willen maar hopen moeder, dat de goede God hun huwelijk zegenen zal.’

't Schijnt wel vreemd dat Bartje juist door de goede lessen harer moeder en het huiselijk godsdienstoefenen, in staat was geworden zulk een antwoord te geven, maar 't is toch zoo, en 't bewijst ten opzichte dier moeder niets anders, dan dat het lichter valt zelfverloochening te prediken dan in beoefening te brengen.

Wie nu echter wanen zou dat Bartje - door 't zien naar boven en 't zien naar beneden - haar bijzonder gevoel voor den muziekmeester als een verstorven plant op eenmaal heeft uitgeroeid, en dat er nimmermeer een traan zal opzwellen in haar vriendelijke oogen, vooral wanneer zij op mijnheer Samuëls kamer iets te verrichten heeft, die vergist zich, evenzeer als wanneer hij zich de boosheid der echtelieden Meibloem als het welig tieren van een wilden wijngaard mocht voorstellen.

Toen vader Govert, drie dagen na 't huwelijk van zuster, mevrouw de wed. Vlak geb. Zuuring met mijnheer den speelman Samuël Stoppel, een bestelling van vijf en tachtig nieuwe stoelen voor de groote kerk kreeg, en de kosterszoon bij die gelegenheid wel wat schuchter zei: ‘Hé baas Meibloem, Bartje - zal'k maar zeggen, is toch 'en knappe meid!’ toen dacht de stoelenmaker: ‘God zal alles wel goed

[pagina 99]
[p. 99]

maken. Zie je, Evert, de zoon van koster Heiblok, die een laken- en manufactuurwinkel hield, lei op studie voor paardendokter bij de militeeren. En - ‘daar kon je zelfs epoletten van krijgen!’

Toen moeder Meibloem, vier weken later, met een klein langwerpig briefje in de hoogte gehouden, opgetogen vaders werkplaats kwam binnenstormen, toen riep ze met vuur: ‘Govert! kijk! onze Willem is vrij! Laat ieder het zijne; God maakt het wèl!’

Zieje, Willem, de handige jongen, had een hoog nommer voor de ‘natsjenaale melisie’ getrokken. En vader Meibloem zei: ‘Ja zeker, God maakt het wèl.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken