Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Romantische werken. Deel 8: Dokter Helmond en zijn vrouw (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Romantische werken. Deel 8: Dokter Helmond en zijn vrouw
Afbeelding van Romantische werken. Deel 8: Dokter Helmond en zijn vrouwToon afbeelding van titelpagina van Romantische werken. Deel 8: Dokter Helmond en zijn vrouw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Romantische werken. Deel 8: Dokter Helmond en zijn vrouw

(1879)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

Dertiende hoofdstuk.

Op den avond van dienzelfden dag zijn de weduwe Van Hake en haar zoon in het schemerdonker bijeen. Mevrouw Van Hake zit in haar leunstoel. Men ziet van haar niet veel meer dan 't wit van haar muts en het wit der breikous waaraan zij met ijver werkt, 'tgeen aan het rusteloos naaldengetiktak te hooren is.

Thomas met den rug naar het venster gekeerd, is in massa wel zichtbaar, maar zijn goedaardig doorgaans vroolijk gelaat is nu - natuurlijk - zoo zwart als de nacht.

‘We willen er dan maar 't beste van hopen moedertje, en ik beloof je vast er geen woord van te zullen spreken; maar, neem me niet kwalijk, den eersten keer dat ik weer merk dat ze u voor haar meid aanziet.....’

‘Stil stil beste Thom, wie heeft dat gezegd, ik....’

‘Nee, dat hebt u niet gezegd, maar wij beiden hebben het bemerkt moeder; en ik herhaal het: den eersten keer dat zij u op de een of andere wijze weer durft krenken, dan.... ja, dàn moet het maar uit zijn!’

‘Lieve Thom, 't is zeker je goeje hart dat daar spreekt, maar je hebt me immers moeten toestemmen dat óok de jonge mevrouw getoond heeft een goed hart te bezitten; en daarom, wie weet.....’

‘Nu ja moedertje, maar goeje harten hebben alle menschen. Gisteren hoorde ik nog van een zekeren mijnheer vertellen: dat hij gedurig zijn vrouw sloeg, maar anders au fond een heel goed hart had.’

‘Eva heeft zich illusies gemaakt Thomas. De reeds lang loopende Kippelaans-praatjes: dat Helmond voor liefhebberij praktizeert; dat hij van den schatrijken oom zooveel geld kan krijgen als hij verlangt; dat de generaal het mooie huis op de markt voor z'n neef zou koopen, dat alles heeft haar al wat hooger opgewonden dan goed was. Zoolang wij Eva kenden was zij hooghartig, en we weten ook dat ze thuis - vooral sedert haar terugkomst uit den Haag - door haar familie als een halve godin werd gediend en ontzien. Wellicht heeft dat ziek-zijn er toe bijgedragen; en later toen ze met dokter Helmond geëngageerd was, toen is het er zeker niet op verbeterd. De goede dokter die haar zoo liefheeft mag haar mede wel een beetje bedorven hebben.’

‘Mijn beste moeder weet altijd de verschoonende zij van een karakter op te sporen; maar.....’

‘We willen nu liever zwijgen over dit punt beste Thom. Ik heb heden meer hoop voor de toekomst gekregen; en vergeet het niet, dat we uit dankbaarheid voor onzen lieven dokter toch wel wat geduld mogen hebben.’

[pagina 126]
[p. 126]

‘Tot het uiterste moeder! Ja! maar ze moeten van ú afblijven! bij God! of anders.....’

‘Stil kind, stil! Maar bedenk dan ook dat je moeder nevens haar wensch om jou gelukkig te zien, er geen grooter heeft dan om hier onder dit vreedzaam dak, op de plaats waar ze je braven vader zag werken en lijden, haar dagen te eindigen, en het hoofd neer te leggen, het oog gericht op een betere toekomst.’

De massa die Thom moest wezen, had zich verplaatst, en men zag nu niets, volkomen niets meer in de huiskamer der Van Hake's. Toch, als men scherp keek, dan zag men nog een grauwe vlak - die mevrouw Van Hake's muts moest wezen - zich zeer terzij bewegen, terwijl men niet langer het getiktak der breinaalden, maar een zoet geluid vernam, het bewijs der innigste liefde tusschen moeder en zoon.

Uit een eerst bijna onhoorbaar gemurmel worden in 't eind verstaanbare klanken geboren. Zacht fluisterend klinkt het nu:

‘Jawel Thom, jawel!’

‘Nee moeder; nee....!’

‘Er moet wel iets wezen Thom; je waart in den laatsten tijd niet zoo vroolijk als anders. 't Is waar, je hadt veel te doen; en dan de dood van mijnheer Donerie; je dagelijksche orgel-oefeningen in het vroege morgenuur; de zorgen voor moeder's toekomst..... ja, ik weet het wel; maar, is er dan niets, niets anders, dat...?’

Alsof Thom nog vreesde dat men in 't donker, wit van rood kon onderscheiden, dook hij met den blonden krulkop achter moeder's hals, en terwijl hij - op den arm van haar leunstoel gezeten - haar middel omvatte en haar zoo een zoen in den hals gaf, sprak hij een oogenblik later zeer zacht, maar toch schijnbaar luchtig:

‘Wil ik je eens een vertelseltje doen moeder? 't Is heel kort: D'r was eens een boerenjongen en een koning; en de koning had een dochter; en de boerenjongen was een gek. Toen de koningsdochter van 't paard was gevallen en de boer haar naar 't paleis had gereden, toen vroeg hij de koningsdochter tot vrouw.’

‘En....?’

‘Nou is 't uit moeder.’

‘Hoe meen je? ik begrijp niet.....?’

‘Ik heb u immers gezegd moedertje, dat die boerenjongen een gek was.’

Hoor, daar klonk de schel der apotheekdeur.

In éen oogwenk was Thom óp, en ter kamer uit.

‘Hoe vaarje; hoe vaarje?’ klinkt een stem den komenden provisor tegen: ‘Altijd wél geweest? 't Is hier drommels donker. Ik heb immers 't plezier dokter Helmond te zien?’

‘Je plezier van zien kan zoo groot niet wezen menheer Kip-

[pagina 127]
[p. 127]

pelaan; maar wacht, ik zal even de aptheek-lamp aansteken. U moet immers in de aptheek zijn?’

- O! ah zoo menheer Van Hake, ben u het! Verrukt je te zien..... of..... je zoo straks te zullen.... enfin! Mama welvarend? Komaan, dat doet me ontzettend veel plezier. Al gehoord dat je mama laboreerde. Zondag niet in de kerk geweest. Dokter welvarend en 't jonge vrouwtje? Allerliefst lief vrouwtje, allerliefst! Altijd een charme van me geweest. Entre-nous gezegd, bepaald vues op gehad; maar zwak, niet gezond. Tenminste.... die ziekte waar ze mee uit den Haag kwam, toen dacht ik: prudent! Voel-je? En ik wachtte; maar tusschentijds is dokter gekomen. Enfin, even goeje vrinden. Je weet Van Hake, dat we om zoo te zeggen boezemvrinden zijn, en dus....’

‘Moest u dokter hebben menheer Kippelaan?’

‘Chut, chut, amice. Je begrijpt wel dat ik mijn reden heb waarom ik hier achter inkom. Mijn vriend Helmond wilde ik spreken; jawel, maar chut! in een teere zaak; heel teere zaak; en dáarom..... A propos je hebt witte drop, wit? Klaar hê?’

‘Jawel. - Verkouden menheer Kippelaan?’

‘Ik, nee nee, pardon, nee, maar er is iemand die.... Enfin, ik wou wel graag een pond witte drop hebben..... mijn neef de professor is vóor witte drop; bepaald!’

Van Hake ondanks zich zelven lachend:

‘Een pond.....!?’

‘Jawel, of tenminste een groote quantiteit, en dan in een prachtdoos; iets énorms - zóo zieje, van die hoogte bijvoorbeeld. Och entre-nous menheer Van Hake, jij bent de eenige aan wien ik 't zeggen zou, maar 't staat alles in 't nauwste verband. De reden waarom ik eigenlijk hier kom is een gezondheidsinformatie. Is.... isse dokter vandaag op De Zonsberg geweest?’

‘Dokter is er op 't oogenblik met zijn vrouw.’

‘Op 't oogenblik, och-kom, dus niet thuis? Ojee!.....’ Eensklaps komt hij den provisor die nog voor de toonbank staat, terzij; omvat met zijn beide handen Van Hake's rechter-onderarm, karnt er met een geweldige hartelijkheid mee op en neer, en vervolgt: ‘Ik vertrouw je menheer Van Hake; je bent iemand in wien ik fiducie heb, en bovendien ik dank je, jawel ik dank je; want ik heb verplichting aan je, groote verplichting; parole!’

‘Voorzichtig menheer Kippelaan, je zult zwarte handen krijgen want mijn jas....’

‘Niemendal m'n vriend, niemendal;’ zegt Kippelaan, ofschoon hij Van Hake loslaat, die zich nu met een snelle wending achter de toonbank verschanst.

‘Je hebt meer voor me gedaan dan ik zeggen kan,’ herneemt Kippelaan: ‘We zijn hier veilig niewaar?’ Hij ziet naar de open-

[pagina 128]
[p. 128]

staande gangdeur doch zonder eenige beweging te maken om haar dicht te doen: ‘Enfin, op den dag toen mijn geliefde vriend Donerie, 's-avonds gestorven is, toen ben je 's-morgens bij baas Krul geroepen niewaar? En een uur later toen heb je iemand, een zeker iemand, compris, met een vigilante naar een zeker landgoed gebracht.... Vatje? Jawel, je vat me.... hê? De generaal heeft het die domme timmermansfamilie zeer zeer kwalijkgenomen dat ze haar als 't ware gedwongen hadden naar boven te gaan, blootgesteld aan een tooneel dat haar bijna van schrik den dood op het delicate lijf heeft gejaagd. Ze was geheel van zich zelve niewaar?’

‘U spreekt van..... juffrouw Van Barneveld?’

‘Chut! chu .. u .. ut, mijn beste vriend. Enfin, wie zou ik anders bedoelen. Jawel, onder ons, ik spreek van Jacoba, en ik ben óvergelukkig dat het toeval mij u, en niet dokter Helmond deed vinden. Je hebt haar op dien morgen gezien, geobserveerd, ge.... enfin door je uitmuntende zorgen haar in 't leven behouden. Merci, waarachtig Van Hake, van harte merci!’

Kippelaan tastte over de toonbank naar handen die echter niet voor den dag kwamen. Weer omziende: ‘Nu is het alleen maar de vraag of het..... toevallen zijn of niet....? Men zegt dat ze toevallen heeft. Men zegt! maar men zegt zooveel. Geen verschijnselen - je weet wel.... op den mond niewaar? Mijn neef de professor....’

‘Zijn ze razend!’ roept Thomas: ‘daar is niets niets van waar,’ en hij voegt er nog een krachtige bestrijding bij. Die malle Kippelaan was anders wel instaat om te gaan rondventen dat juffrouw Van Barneveld de vallende ziekte had, en als zijn zegsman den intiemen vriend Van Hake te noemen.

‘Merci, merci hoor!’ valt Kippelaan uit: ‘Ik was er zeker van; 't was de schrik, de agitatie. Débiel gestel niewaar? Niet vrij van een weinigje aamborstigheid. Goed geobserveerd; jawel! Ik kom er tegenwoordig aan huis. De beide laatste keeren háar echter niet gezien. Débiel gestel. Na die scène zou 't haar te veel schokken..... 't Heet nu verkouden; vooralsnog moet ik haar excuzeeren. Versta je, vooralsnog!’

‘Aha, dus bestaan er plannen?’ zegt Thomas nu tamelijk laconiek, ofschoon hij zich zonderling voelt geslingerd tusschen uitbundig lachen en ‘afranselen’!

‘Chut, chuuuut! Plannen, ja ja. Ben ik te rond geweest, te openhartig, zeg? Ja, ik ben te rond. Maar enfin, ik ben die ik ben. Zieje, ik moest zekerheid hebben; ik wilde .. e .. e .. e. - Geen aanleg voor .... tering?’

‘Watblief?’

‘Een idee; een invallend idee. Ik heb een huwelijk gekend dat werd vernietigd door die fatale ziekte. Enfin, vooruit kunnen weten. Maar - zou je denken? aanleg?’

[pagina 129]
[p. 129]

Van Hake heeft onwillekeurig den stamper uit den grooten vijzel ter hand genomen, en krijgt nu sterke aanvechting om ‘dat heer de tanden uit den mond te slaan’. - Zeer laconiek klinkt echter zijn antwoord:

‘Om dát heel zeker te weten menheer Kippelaan, zou ik neef den professor eens laten komen.’

‘Maar .... maar m'n beste vriend, hoe zou die....? Ja! wat zijn capaciteiten betreft; maar hoe zou ik neef bij juffrouw Coba kunnen zenden om haar borst te onderzoeken. - Doch niewaar, als er iets van aan was, dan zoudt u en mijn vriend Helmond het weten. Zie 't was een idee. Ieder mensch heeft zoo zijn aanleg voor eenige kwaal.’

‘Welzeker,’ bevestigt Thomas: ‘zooals men bijvoorbeeld veeldenkende en alles onderzoekende menschen wel eens naar 't krankzinnigenhuis ziet marcheeren.’

‘Och-kom!’ zegt Kippelaan terwijl hij onwillekeurig naar zijn hoofd tast. En dan op eenigszins kalmer toon, herhaalt hij zijn innigsten dank voor de allerbelangrijkste inlichtingen. Mijnheer Van Hake zou toch moeten toestemmen dat men op zijn leeftijd - om en bij de dertig - eenigszins met verstand moest te werk gaan. Dood in vertrouwen gezegd was er toch bovendien 't een en ander, dat..... enfin - Van Hake zou er wel alles van weten.

Terwijl Van Hake, peinzend op een afdoend middel om dat individu kwijt te raken, half gedachteloos ontkent, verwringt Kippelaan zijn gelaat tot zulk een uitermate geheimzinnig en vertrouwelijk knipoogje, dat Thom toch met een weinig meer belangstelling zijn ontkenning herhaalt.

‘Niet!’ zegt Kippelaan: ‘weet je niets van die verstandhouding tusschen den generaal en..... jawel onzen vriend, je uitmuntenden patroon?’

‘Verstandhouding?’ zegt Thomas opziende.

‘Ja ja! alles behalve wenschelijk. Uit een goede bron. Watblief? Weet je van niets? Ik zou 't aan niemand vertellen, maar aan u, die me drievoud verplichtte....’ En Kippelaan vertelde nu in 't diepst geheim - Van Hake was reeds de zesde vertrouweling - 'tgeen hij volgens zijn verklaring uit een goede bron vernam, maar inderdaad op dien avond, onder den eik en onder het raam van Van Barneveld's kamer heeft afgeluisterd. 't Was buiten twijfel verzekerde Kippelaan - die slechts de luidst gesproken woorden heeft kunnen opvangen - dat de generaal in 't geheel niet zóo met den neef was ingenomen als men dat meende. Nog op den avond vóor zijn huwelijk, had hij hem in hevige woede, terwijl hij somtijds als razend de tafel door vuistslagen deed dreunen, zijn gebrek aan eerbied en onderdanigheid verweten, terwijl hij hem met geheele onterving had bedreigd indien hij daarin geen verandering bracht.

[pagina 130]
[p. 130]

Van Hake was nog te zeer onder den indruk van die eerste zotte informaties naar Jacoba's gezondheid, dan dat hem deze laatste mededeeling ernstig kon treffen. Al wist hij niet dat dit geheele verhaal op een misverstand steunde, dewijl die toorn van den generaal immers geenszins den geliefden neef maar wel diens broeder Philip had gegolden, zoo hield hij de gansche geschiedenis toch aanstonds voor een ‘Kippelaans-praatje’ en, ofschoon hij ook nu nog met zijn vroegere belhamels-natuur te strijden had, en dien babbelaar zeer gaarne een paar blauwe oogen zou hebben geslagen, zoo riepen hem nu al de etiquetten der groote medicijnflesschen toe: dat hij hier zijn verstand moest bewaren, en 't allerminst in de apotheek van zijn goeden patroon een dwaasheid mocht begaan.

Hoe 't zij, toen Kippelaan ongeveer een kwartier later, maar zonder zijn wit drop, uit Helmond's apotheek in de donkere straat kwam, toen mocht hij wel van geluk spreken, zonder kleerscheuren van achter die toonbank te zijn weggekomen. In 't eind toch was hij Van Hake's verschansing binnengedrongen, en, terwijl hij de hand had vermeesterd waarin Thom den stamper hield, en er vol innigheid mee op en neder karnde, verzocht hij ‘rondement’ aan zijn besten vriend, om - met het oog op iets zeer ‘kortafs’ van den generaal, hem een enormen dienst te willen bewijzen. Van Hake zou wel begrijpen wat hij bedoelde, en - nietwaar, de beste vriend was juist de persoon om zoo eens te polsen, want, sedert den morgen dat mijnheer Van Hake juffrouw Jacoba van baas Krul naar De Zonsberg bracht, is hij immers een paar malen zeer welwillend door den generaal ontvangen.

Ja, indien Kippelaan had geweten wat daar omging in Van Hake's borst, dan mocht hij wel van geluk spreken - althans betrekkelijk - zoo heelhuids uit die apotheek te zijn weggekomen, want, zelfs de zware vijzelstamper die hem eensklaps - voorzeker onwillekeurig door den provisor losgelaten - op den voet is gevallen, die stamper had hem slechts weinig geraakt, tenminste 't had niets te beteekenen; o niets! nee - heusch.... tenminste.... Bonsoir!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken