Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 2 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 2
Afbeelding van Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 2Toon afbeelding van titelpagina van Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (0.97 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO). Aflevering 2

(1977)–Jo Daan, M.J. Francken–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Toelichting bij gebruikte termen en spelling

1. Termen:

Klinkers: de termen voor-, achterklinker zijn op dezelfde wijze gebruikt als in Van den Berg (1972). Als variant van voorklinker is gebruikt: voorvooaal, als varianten van achterklinker zijn gebruikt: achtervooaal, velaire vooaal.

Nauwe, wijde klinker: gesloten, meer open klinker.

Neutrale klinker: [ə] (Van den Berg (1972) 32).

Scherp- en zachtlange oo: scherplange oo is ongeveer de Nederlandse oo voor r, zachtlange oo is ongeveer de Nederlandse oo in andere positie. De fonetische realisering is niet overal dezelfde, maar als een dialect een scherp- en zachtlange oo heeft, zal de eerste veelal ontstaan zijn uit een wgm. au, de andere uit een korte klinker.

 

Sleeptoon en stoottoon: distinctief kenmerk van de Limburgse dialecten; verschillend intonatieverloop binnen een lettergreep. Zie voor deze begrippen Jongen (1972).

 

Tweeklanken:

Een tweeklank kan oneigenlijk zijn, d.w.z. dat het fonologisch een monoftong is, maar in de fonetische realisering een verloop naar de neutrale klinker vertoont. In de diachronische ontwikkeling kan een oneigenlijke diftong een echte diftong worden, de monoftong en de naslag gaan sterker verschillen in fonetische realisering; anders gezegd: de niet- of weinig-gedissimileerde diftong wordt tot een gedissimileerde of sterk gedissimileerde diftong.

 

Verandering van klinkers en tweeklanken:

De termen centreren en medialiseren worden beide gebruikt als een voor- of achterklinker (een monoftong of een element van een diftong) verandert op zo'n wijze dat het gedeelte van de tong waar deze het gehemelte het dichtst na-

[pagina 14]
[p. 14]

dert meer naar het midden van de mond (meer naar voren of meer naar achteren) wordt verplaatst. Dit gaat wel gepaard met verlies van de lipronding.

2. Fonetische tekens:

In de tekst zijn de fonetische tekens tussen [ ] geplaatst. Deze zijn alleen gebruikt als een grotere fonetische nauwkeurigheid nodig was.

Het fonetische systeem is dat van de Rnd. Het is afgedrukt in E. Blancquaert, Na meer dan 25 jaar dialect-onderzoek op het terrein (1948) en in elk deel van de Rnd. Dezelfde tekens worden ook gebruikt door Van den Berg (1972), met één afwijking: de klank van Nederlands hond wordt in het systeem van de Rnd aangegeven met [ʊ] en niet met het minder duidelijke teken [o] dat Van den Berg gebruikt.

3. Spelling in de legenden:

Daar een fonetische spelling misleidend zou zijn door het suggereren van een te grote nauwkeurigheid, die hier onmogelijk is, sluit de spelling zoveel mogelijk aan bij die van het Nederlands. Een enkel teken in gesloten lettergreep geeft een zogenaamde ongespannen klinker aan. Op kaart 12 b.v. moet men de klinker van ut ongeveer als die van put realiseren, die van öt als die van Köln, die van et als de klinker van pet; op kaart 13 is de klinker van dir ongeveer die van pit, en op kaart 18 die van bōm ongeveer die van hond, maar langer.

In open lettergreep en voor een volgende ə kon dit systeem niet doorgevoerd worden. Op kaart 16 en 18 is de klinker van pit gespeld met ı (i zonder punt erboven). Dus stīn geeft aan dat de klinker van pit, maar lang, bedoeld is, stin heeft de klank van piet en stīēn heeft dezelfde ie, maar iets langer. Op kaart 18 duidt bōəm op de onge-

[pagina 15]
[p. 15]

spannen klinker van hond of kok (het verschil is in dit geval niet belangrijk), iets langer dan in het Nederlands en gevolgd door een naslag, en bīəm duidt op de klank van pit, maar iets langer en met naslag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (ANKO) (2 delen)