Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beknopte prosodia der Nederduitsche tael (1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beknopte prosodia der Nederduitsche tael
Afbeelding van Beknopte prosodia der Nederduitsche taelToon afbeelding van titelpagina van Beknopte prosodia der Nederduitsche tael

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.37 MB)

ebook (2.78 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beknopte prosodia der Nederduitsche tael

(1851)–Johan Michael Dautzenberg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

2o Versvoeten.

Versvoeten (pedes) of rhythmische maten noemt men de geleders, waerin een vers zich schikt door middel der daerin heerschende toonbeweging. De indeeling eener versmaet (metrum) in zulke geledering is noodig, om den Rhythmus te bepalen.

De versvoeten bestaen of uit ongelyke tyddeelen: lange en korte silben, of uit gelyke tyddeelen: bloote lengten of bloote kortten.

Deze tyddeelen moeten echter door eene toouverhouding met elkander verbonden zyn. In elken versvoet moet een deel de rhythmische heffing (arsis), een deel de daling (thesis) hebben. Natuerlikst treft het eerste de lengten, het laetste de kortten.

Elke zamenstelling van ongelyke tyddeelen tot eenen versvoet moet deshalve òf in den toon dalen, wanneer de lengte voorafgaet en de kortte volgt (b.v. schūldǐg, vrēdě); òf zich verheffen, wanneer de kortte voorafgaet en de lengte

[pagina 12]
[p. 12]

volgt (b.v. gěwēld, gězōnd). De versvoeten der eerste soort zyn vallende of dalende, die der tweede, ryzende of klimmende versvoeten.

Versvoeten die uit gelyke tyddeelen, b.v. uit twee lange of uit twee korte silben bestaen, laten beide bewegingen toe: de vallende (b.v. hillustratiegmōed) of de ryzende (b.v. schālmeillustratie).

In versvoeten, die meer dan twee tyddeelen bevatten, kunnen beide rhythmische bewegingen vereenigd zyn. Deze zyn dan ryzend-dalend (b.v. gědāchtěn), of dalend-ryzend (b.v. wāndělstōk).

Men onderscheidt de versvoeten gewoonlik naer het getal der tyddeelen (in de tael: silben) waeruit zy bestaen. Er zyn twee-drie-vier-en meerdeelige- of silbige versvoeten. Zy hebben allen grieksche namen. Vele echter kunnen ook eenen nederlandschen naem aennemen.

A. Tweesilbige voeten.

a.illustratie Spondaeus (gelykstap), kērkhōf; 4 tydig dalend: willustratienstōk, illustratiepstāen; of zyzend: stāet illustratiep, lōop hillustratien!
b.illustratie Trochaeus of choreüs (walser, valler), vāděr; 3 tydig dalend: mēnschěn, dānkěnd, hēmělsch.
c.illustratie Jambus (springer), gězāng; 3 tydig ryzend: gědūld, věrnōegd, ǒmhōog.
d.illustratie Pyrrhichǐus (looper, danser), 2 tydig, geen tweesilbig woord bestaet in onze tael uit twee korte silben. De pyrrhichǐus bevindt zich echter in meersilbige woorden naest eene lengte; b.v. vrien | dělǐk, vreug | dǐgě.

B. Driesilbige voeten.

a.illustratie Dactylus (vingerslag), brōeděrěn; 4 tydig vallend: kōnǐngěn, māchtiger, hēilǐgěn.
b.illustratie Anapaestus (opspringer), běgělēid; 4 tydig ryzend: věrgězēld, hět věrlīes, ǐk ǒntvlūcht, mǎjěsteit.
c.illustratie Creticus (vastvoeter), bārděnzāng; 5 tydig dalend-ryzend: ōogěnblīk, āengězīcht, gāet ěr hēen!
d.illustratie Scolius (zwakvoeter), gězāngěn; 4 tydig ryzend-dalend: gěliēfdě, hěrvīnděn, hy̌ ̄yldě.
[pagina 13]
[p. 13]
e.illustratie Bachīus (opstormer), gězāngschōol; 5 tydig ryzend: hět bērglānd, zy̌ vlūcht snēl, dě sprīngbrōn.
f.illustratie Antibachīus (zwaerval), kērkhōvěn, 5 tydig vallend; stōrmwīnděn, lūid dōnděrt.
g.illustratie Molossus (zwaerstap), brandwyngeest, 6 tydig: hōogt̄ydfēest, 't drēunt vēr hēen, schōuwspēlzāel.
h.illustratie Tribrǎchis (snellooper), 3 tydig, bestaet niet als 3 silbig woord in onze tael, maer wel in verscheidene woorden of als verbuigingen: b.v. vrien | dělǐkěr, dui | zělěn ěr | hēen.

C. Viersilbige voeten, die door menigvoudige zamenstelling der vorige gevormd worden.

N.B. Wy willen hier de vreemde benamingen maer weglaten, en enkel voorbeelden aengeven voor de naest de letter aengeduide voeten.

a.illustratie Boekweitmeelstof; wild loert roofgier.
b.illustratie Morgengebed; klokkengelui; jubelgezang.
c.illustratie Gelukzalig; terugschouwen; de zee golfde.
d.illustratie Gezondheidsleer; de vreugde sterkt; bevestingwerk.
e.illustratie Zielenlyden; zonnenstralen; zweeg en meende.
f.illustratie Eerwaerdiger; vriendschappelik; kryg woedede.
g.illustratie Meteöorsteen; de geleidsman; hy begon kryg.
h.illustratie Geduldproefsteen; de woudstroom ruischt.
i.illustratie Zonnenopgang; lieve toonkunst; heer des heelals.
k.illustratie Volksvreugdefeest; afscheidsgezang; aenvang der nacht.
l.illustratie Krygsheirstraten; eiloofranken; zwygt zeestormen.
m.illustratie Vlugtigere; vriendeliker; vriendlikere.
n.illustratie Geweldiger; verdedingen; het aerdigste.
o.illustratie Alabaster; begeleiden; er verhief zich.
p.illustratie Religieus; de begelei | der; vlug | tigeren dans.
q.illustratie Vrien | delikere; aer | dǐgěrě gě | beurtenis; dě gěběně | dyde.
Ieder versvoet met uitzondering der illustratie, illustratie en illustratie laet zich, gelyk bovenstande voorbeelden bewyzen, door één woord daerstellen, of ook door verscheidene naer zin en toon nauwverwante woorden (b.v. lidwoord en
[pagina 14]
[p. 14]

zelfst. nw, voornaemw. en werkwoord), welke te zamen een toonwoord vormen, ofschoon ze spraekkundig meer woorden uitmaken.

Zulk daergestelde versvoet wordt dan een wordvoet genoemd. Zulke woordvoeten zyn, b.v. hēlděr (trochaeüs), věrlīes (ïambus), věrhōudīng (amphibrachius), hět gěvōel (anapaestus), enz.

Nogthans verlangt de Rhythmus niet, dat ieder versvoet door eenen woordvoet volledig uitgevuld worde, zoo dat met iederen versvoet ook een toonwoord eindige. Het is eerder eene vereischte van het vers, dat van tyd tot tyd een woordvoet binnen eenen versvoet eindige, zoodat zich beide wederkeerig doorsnyden, daerdoor onstaet eene schoone oplossing van den Rhythmus; b.v. de woorden: dīerbǎer | vāděr drukken twee trochaeën door twee trochaeïsche voeten uit; de woorden: kōm běmīndě zyn ook twee trochaeën, welker eerste edoch de eerste silbe des amphibrachischen woordvoets beminde tot zich trekt, en daerdoor eene kleine insnede ontvangt.

In volgende verzen wyken de versvoeten gansch van de woordvoeten af:

Verdeeling naer versvoeten (scandeeren):

 
Līefdě gě | vēst ǐn hět | hārt běgě | lēidt hěm ǐn | āllě věr | wārrǐng.

Naer woordvoeten:

 
Līefdě | gěvēst | ǐn hět hārt | běgělēidt hěm | ǐn āllě | věrwārring.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken