Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1850)–Johan Michael Dautzenberg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Herdenking.

 
De winter heerschte guur en donker;
 
De sneeuw bedolf gehucht en hof;
 
Toen kwam de lente in lichtgeflonker,
 
En ieder vogel zong heur' lof;
 
Maar zy, die 't loof ontvouwde,
 
Verzachtte niet de koude,
 
Die my tot in den boezem trof.
 
 
 
De zon met hare gouden stralen
 
Bescheen des boozen aangezicht;
 
Ik zag zyn plannen zegepralen,
 
En schrikte voor het hellewicht.
 
Geen vogel mocht myne ooren.
 
Meer door zyn zang bekoren;
 
Geen bloeijend dal gekleed in 't licht.
 
 
[pagina 31]
[p. 31]
 
Ontvlieden wil ik nu de plaatsen,
 
Die my de wereld, zoo zy is,
 
Gelyk een spiegel wederkaatsen.
 
Ik wil in kalme duisternis
 
Myn levensstroom zien vlieten,
 
En weêr den tyd genieten,
 
Dien ik sinds lange jaren mis.
 
 
 
My streelde altyd het ryk der droomen;
 
Ik sleet er menig uurtjen in;
 
Geen beekjen had ooit groener zoomen
 
In 't weeldrig land der echte min;
 
Men weet er van geen kommer;
 
Men rust in koele lommer,
 
Met open hart en blyden zin.
 
 
 
Herinring goochelt fraaije beelden,
 
Het weefsel van myn leven door,
 
En bloemen, die myn handjen streelden,
 
Verryzen voor myn kinderspoor.
 
Ik loop, en pluk ze blyde
 
Met zusjen lief ten stryde,
 
En moeder schenkt een kus er voor.
 
 
 
Nu vlieg ik door de groene weide,
 
My van myn kindsheid af zoo waard,
 
En die een vreugd rond my verspreidde,
 
Zoo als geen later leven baart;
[pagina 32]
[p. 32]
 
Maar ach! en droom en kinders
 
Verzwonden als de vlinders:
 
Wat is van langen duur op aard'?
 
 
 
De jongling stapt in 't nieuwe leven,
 
En ziet beschaamd op 't kind terug.
 
Hy zoekt en jaagt, en wordt gedreven,
 
Als 't wolkgevaart voor wind, zoo vlug.
 
Geen eindpaal kan hem stuiten;
 
Hy zwiert en draaft naar buiten,
 
En blyft voor toom en teugel stug.
 
 
 
Maar wat hem toom noch teugel mochten,
 
Vermag op hem een teedre blik;
 
Hy vreesde kryg noch woudgedrochten,
 
En was verheven boven schrik.
 
Wat angst beklemt zyn harte!
 
Bestormd door zoete smarte,
 
Ontglipt hem de eerste liefdesnik.
 
 
 
Zie hem der linde schaduw minnen:
 
Een maagd zit naast den jongeling,
 
En beide voelen zich verwinnen
 
Door zoete en teedre mymering.
 
In zulke heilge stonden,
 
Wordt deugd by min gevonden,
 
En zaalger is geen aardsche kring.
 
 
[pagina 33]
[p. 33]
 
Zoo zat ik by het stargewemel
 
Naast Dina soms op 't zodengras,
 
Ik ruilde 't plekjen voor geen' hemel,
 
De zode niet voor 't fraaist gewas.
 
In geestdrift schoof ik nader,
 
Prees zy der sterren Vader.
 
Wel my, toen ik by Dina was!
 
 
 
Nog kan 't herdenken my verrukken:
 
O meisj'! ontvlucht uw minnaar niet!
 
Met bloempjens wil ik 't plekjen smukken,
 
Waarop uw hoofdjen rust geniet.
 
O wil my niet ontspringen,
 
Hoor, hoor naar 't lieflik zingen
 
Des nachtegaals in 't groen verschiet!
 
 
 
Gelukkig ben ik in uw byzyn;
 
Uw lieflik kouten is myn lust;
 
Ik kan gulhartig, bly noch vry zyn,
 
Dan wen ik aan uw zyde rust.
 
Wil nog een stondjen beiden;
 
Maar ach! gy denkt aan 't scheiden;
 
Gy vlucht!... myn heil ontvliedt deez' kust!
 
 
 
My lacht niet meer het veld der droomen;
 
Ik slyt er nooit een uurtjen in;
 
Verdwenen zyn de bonte zoomen
 
Van 't weeldrig land der reine min.
[pagina 34]
[p. 34]
 
My rest slechts zorg en kommer;
 
Ik tril in killig lommer,
 
En treuriger wordt steeds myn zin.
 
 
 
O ware ik verre van de plaatsen,
 
Die my de wereld, zoo zy is,
 
Gelyk een spiegel wederkaatsen;
 
Mocht ik, in kalme duisternis,
 
Myn levensstroom zien vlieten,
 
En weêr den tyd genieten,
 
Dien ik sinds lange jaren mis!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken