Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christeliicken waerseggher (1603)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christeliicken waerseggher
Afbeelding van Christeliicken waerseggherToon afbeelding van titelpagina van Christeliicken waerseggher

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (25.61 MB)

ebook (30.55 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christeliicken waerseggher

(1603)–Jan David–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Cap. XXX.

 
VVelck is dat groot misbaer, en Roep van sulck beclaghen?
 
De boosheyd groot, en svvaer onrecht, niet om verdraghen.

Ga naar margenoot+WAt een onverdraghelijcke saecke moet het wesen, die deur sulcke sonden gheschiedt: aenghesien dat de selue als een ghecrijsch uyt gheuen veur den Rechter-stoel Godts, om wrake te doen ouer de gene diese ghedaen hebben: als gheen straffe ter weerelt groot ghenoegh zijnde, om soo groot een boos stuck te straffen.

Soo dat wel te duncken is ende te bevreesen, dat daerom onse ghebeden en roepen niet verhoort en worden, om dat den roep vande boosheden, die hedens-daeghs regneren, aen de ooren Godts om wrake roepende, soo groot en gheweldigh is, dat hy den flauwen cleynen voys van ons karmijten en clagen, bidden en suchten niet en hoort. Ende soomen hier op niet en let, ende cleyn oft gheen teecken van beternis gheeft, maer eer van daghe te daghe met vele verarghert: alsoo isser cleyn hope van beteren tijdt te crijghen, oft van de plaghen ontslaghen te worden: maer dat ons t'elckent en nieuwe roede te verwachten staet, eer dander wel versleten is.

Ga naar margenoot+Exempel, van de eerste der vier roepende sonden, hebben wy inGa naar margenoot+ Cain als hy sijnen broeder Abel vermoordt hadde. Soo sprak Godt [A] tot hem: Quid fecisti? Vos sanguinis fratris tui clamat ad me de terra: Wat hebdy ghemaeckt? Den voys des bloedts van uwen broederGa naar margenoot+ roept tot my vander aerde. Van de tweede roepende sonde spraken [B] de engelen tot Abraham: Clamor Sodomorum & Gomorrhaeorum multiplicatus est: & peccatum eorum aggrauatum est nimis: Den roep van die van Sodoma en Gomorrha is vermenighvuldight: endeGa naar margenoot+ haerlieder sonde is al te seer verswaert. Vande derde roepende sonde [C] hebben wy claerlijck Godts ghetuyghenis, ende ghebodt daer teghen, sprekende vande vremdelinghen, armen, weduwen, weesen,Ga naar margenoot+ ende derghelijcke ghebreckelijcke menschen: Si lęseris eos, vociferabuntur ad me. & ego audiam clamorem eorum, &c. Ist dat ghy die eenighe letsel oft onghelijck doet, oft erghens in vercort: sy sullen tot my roepen: ende ick sal haer-liederen roep verhooren: ende mijnen tooren sal hem ontsteken, ende ick sal u-lieden metten sweerde slaen: dat is, met alder-hande plaghen castijden. Ende u-lieder huys-vrouwen sullen weduwen werden, ende u-lieder kinderen, weesen: te weten om dat ghy weduwen en weesen ende andere veronghelijckt sult hebben.Ga naar margenoot+ De vierde roepende sonde staet ons wel bekent, als Godt van [D]

[pagina t.o.82]
[p. t.o.82]

Qvis sit clamor ille, paccatrorvm clamantivm 30.



illustratie

 
Quis sese hic Clamor caelo illetabilis effert?
 
Flagitium execrandum oculis Diuumque, hominumque.
 
 
 
Welck is dat groot misbaer, en roep, van sulcke beslaghen?
 
De boosheyt groot, en swaer onrecht; niet om verdraghen.
 
 
 
Que fait, ie vous prie, Le peché qui crié? A il sentiment?
 
Il crí par nature, Lors que son ordure, Put enormement.
[pagina 83]
[p. 83]

die sprekt tot sijnen volcke, aldus: Geeft den werck-man sijnen loon,Ga naar margenoot+ oock binnen den seluen daghe, veur der sonnen onder-ganck: want hy arm is, ende daer by leuen moet: op dat ghy teghen v tot Godt niet en roepe: ende dattet v niet veur sonde gherekent en worde.

Sint Iacob sprekt totte rijcke onghenadighe menschen wel dapperlijck, in dese maniere: Ecce merces operariorum, qui messuereuntGa naar margenoot+ regiones vestras, quae fraudata est à vobis, clamat: & clamor eorum in aures Domini Sabaoth introiuit: Siet, den loon van v werk-luyden, die v landt ghemaeyt hebben, die ghy-lieden hun onthouden hebt, die roept: ende haer-liederen roep is inghegaen tot in de ooren Godts, heere der heyr-crachten. Veel saligher ist, wercken der bermhertigheydt toe doen, die sterckelijck om gratie en om ghenade roepen moghen, als ghy anders by ouonteur inden noodt soudt blijuen.

Men leest met verschricktheydt en schroom des herten, de hardigheydt ende wreedtheydt van sommighe heydenen: maer de wreedtheydt betaemt de sacht-moedighe Christenen alderminst: en nochtans vintmen daer sommighe die de heydenen in sulck te bouen gaen. Sulcke moghtmen wel by Tamberlanum stellen, die nochtans vande onghenadighste was, Coninck van Seythien. DesenGa naar margenoot+ Tamberlanus eens ghevraeght zijnde, waerom hy soo onmenschelijck was: ende oft hy niet eens ten eynden ophouden en soude van sijn onghenadigheydt: hy met een wreedt ghesichte, Meynt ghy, seyt hy, dat ick een mensche ben? Ick ben de gramschap ende de gheesel Godts, om de menschen te castijden. Dat moghten de verdruckte soo in verduldigheydt keeren: maer dat en verschoonde hem niet. Alsoo en salt hun niet verschoonen, wiens onghenadigheydt Godt te wercke stelt, tot oeffeninghe der vercorene, oft oock tot castijdinghe der sondarighe menschen: maer sylieden sullent metten eeuwighen brande becoopen. want alsmen de roede ghenoegh ghebruyckt heeft, soo worpt mense self int vier.

Ghebedt teghen de wrake Godts.

HEt bloedt onser sonden, o goedertieren Heer, roept wrake tot u over ons: maer het pretieus bloedt Christi Iesu, dat roept noch al stercker om ghenade en gratie: Daerom, doet gratie en gheen recht, o Heer, over uwen knecht. Amen.

margenoot+
Boosheyd der roepende sonden.
margenoot+
Vier roepende sonden.
margenoot+
I. Genes. 4.
margenoot+
II. Genes. 18.
margenoot+
III.
margenoot+
Exod.22.
margenoot+
IIII.
margenoot+
Deut.24.
margenoot+
Iac. 5.
margenoot+
Sabell. lib.8. cap.3. Tamberlanus onghenadigh.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken