Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christeliicken waerseggher (1603)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christeliicken waerseggher
Afbeelding van Christeliicken waerseggherToon afbeelding van titelpagina van Christeliicken waerseggher

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (25.61 MB)

ebook (30.55 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christeliicken waerseggher

(1603)–Jan David–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 256]
[p. 256]

Cap. LXXIIII.

 
VVie gaetter teghen nacht, met tvvist en droefheydt rusten?
 
Die s'daeghs heeft onbedacht, ghevolght zijn quade lusten.

Ga naar margenoot+DE Heydensche wijse hadden als een ghemeyn spreekwoordt, dat sy mede bedwonghen, oft weder-hielen die groot uytghestorte wellustigheydt, vande ghene die haer seluen te seer vergaten, oft inde blijdtschap des daeghs ontginghen: te weten: Nescis quid serusGa naar margenoot+ vesper vehat: Ghy weet luttel, wat v noch den spaeden auondt aenbrenghen sal. Ghelijckmen by ons seght: Den dagh en is noch ten auonde niet comen. T'is misselijck, wat noch zijn sal. Aensiet het eyndeken. Ten is noch soo spade niet, alst zijn sal. Want ghemeynelijck,Ga naar margenoot+ soo Salomon seght: Druck en droefheydt sluyten het eyndeken [A] van alle ghenoeghte op: ende slaen ghemeynelijck inden steert van alle sotte blijdtschap: ghelijck deur-gaens, der kinderen spel en voortstel, meest op een pijpen en iancken uyt-comt. Soo oock experientie leert: naer groot maeltijden, bancketten, danssen, spelen, langhe [B] clappen, onghesticht lacchen, drinckardije, brasserije, tuysscherije, ende meest naer oneerlijcke wellustigheydt, daer volght ghemeynelijck verbittertheydt des ghemoedts, ongherustheydt van conscientie, hoofd-sweer, hert-sweer, twist, onpeys, wonderlijcke fantasijen en droomen, ende eenen nacht vol van quellinghe ende onghesteltheydt, ende het duyuelken in't midden van vreughden dansende. Ende dit al, veur [C] een weynigh sottigheydts, ghenoeghte, ijdelheydts, ende veur een luttelken vol-doens van sijn sinnelijcke begeerlijckheydt en quade lusten.

Och, wat een onsprekelijcke schade en verlies, veur soo cleyne, vlietighe, en bedrieghelijcke vermaeckelijckheydt! sonder noch die iammerlijcke quetse der sielen die't al te bouen gaet. Daerom seght de Ga naar margenoot+ Wijse-man wijselijck: Lacchen en schacchen hebb'ick veur een dolinghe ghehouden: ende totte blijdschap hebb'ick gheseyt: Waerom laet ghy v te vergheefs bedrieghen? Te kennen gheuende, dat de blijdschap des weerelts den mensche in dolinghe brenght, ende bedrieght: schoon aencomende, met een blijde ghelaet: leydende binnen dien tot weedom ende rouwe. Daerom seyde Aristoteles wel: Voluptates abseuntesGa naar margenoot+ confiderandae: De wellustigheden moetmen aenmercken, niet in d'aen-comen, maer in't wegh gaen. Want wattet van sulcke sottigheydt is, dat kentmen alder-best, alsmen siet, watter al quaedts uyt volght: ende hoe ijdel een saecke dattet is, als sy veur-by ende gheleden is: niet wat sy schijnt te wesen als sy eerst aencomt en beghint.

[pagina t.o.256]
[p. t.o.256]

Die male exacto; mirvm, qvid servs vesper vehat. 74.



illustratie

 
Quis, contrá, anxiferam petit aegra mente quietem?
 
Cui lucem exactam combussit praua cupido.
 
 
 
Wie gaetter teghen nacht, met twist en droefheyt rusten?
 
Die t sdaechs heeft ombedacht, gheuolght syn quade lusten.
 
 
 
Qui porte en sa couche, D'une viue touche, Les tristes regrets?
 
A qui la iournee, Sans fruit s'est trainee, En vice et forfaits.
[pagina 257]
[p. 257]

Want het aenschijn van weerlijcke ghenoeghte is schoon en blijde: maer inden steert light het fenijn.

Daer werdt dan ghevraeght: wie gaetter s'auondts met droefheydt rusten? Dat is, Wie vindt hem s'auondts in quellinghe van sinnen, herte, ende van conscientie? ende deur-sulcks, ontstelt, bedroeft, ende gheschapen sijn nacht-ruste te verliesen: oft oock verschrickelijcke [D] droomen en beroerten te hebben? De antwoorde seght: die s'daeghs ghevolght heeft sijn quade lusten. Ende wat wonder ist, dat hy cleyn ruste can hebben, inwendigh, en uytwendigh, die deur t'volbrengen en volghen sijnder quade lusten en begheerlijckheden, sijn slaep-kamer en sijn bedde, al met doornen bestroyt heeft? Iae sy seluen, niet alleen in doornen ghewentelt, maer oock ghewonden heeft, ende soo meynt daer mede gherust te gaen slapen? Deliciae sunt spinae: seytGa naar margenoot+ S. Ian Gulde-mondt: Wellustigheden ende sinnelijcke vermaeckinghen zijn doornen. Schouwt dese, soetelijck aen-comende, ende doodelijck daer naer stekende lusten, als bedrieghelijcke doornen der conscientie: ist dat ghy met vrede slapen gaen, en steruen wilt.

De keyser Augustus, hoorende dat eenen ghestoruen was, wiensGa naar margenoot+ gherust leuen, waken en slapen, hy altijdts tot verwonderens toe bemerckt hadde: ende verstaende, dat sijn bedde metten anderen huysraedt te coope quam, dede hy dat bedde coopen. Hy wiste wel dattet in de ghesteltheydt des herten gheleghen was, datmen gherust oft ongherust sliep: maer hy dedet soo tot een meerder aengheuen, wattet was, van soo gherustelijck te slapen.

Pythagoras plaght te segghen, dat eenen mensche, die den daghGa naar margenoot+ sijns leuens met quaedt ouer-brenght, meer lijdens ende pijne heeft, midts t'knaghen sijnder conscientie, dan iemandt die naer den lichaem gheslaghen ende ghegeesselt wordt. Nu rekent eens, hoe't henlieden moght lusten te slapen, die op de pijn-banck, oft onder de roede ligghen. De ruste der conscientie moet dan ghesocht werden ist dat iemandt gherustelijck slapen oft steruen wilt.

Ghebedt op ghenade en goede ruste.

O Heere Godt, hoe hebb'ick desen dagh ten auonde ghebracht! Hoe ongherust maeckt my mijn conscientie? Ick maecke, o Heere, van stonden aen, een propost van my te biechten ende te beteren: En laet my doch desen nacht in mijn sonden niet versmooren: maer morghen, als eenen nieuwen mensch een nieuw leuen beghinnen. Amen.

margenoot+
Lust brekt rust.
margenoot+
Virgil.1. Georg.
margenoot+
Prou.14.
margenoot+
Eccls.2.
margenoot+
Aristot.
margenoot+
Chrysost.
margenoot+
Augustus Keyser.
margenoot+
Stobaus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken