Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christeliicken waerseggher (1603)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christeliicken waerseggher
Afbeelding van Christeliicken waerseggherToon afbeelding van titelpagina van Christeliicken waerseggher

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (25.61 MB)

ebook (30.55 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christeliicken waerseggher

(1603)–Jan David–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Cap. IX.
Wonderlijcke bekeeringhe van S. Augustijn, deur het openen eens boecks met Godts ghehenghenisse.

OP dese maniere heeft het Gode belieft, Sinte Augustijn te bekeeren, ende als een costelijcke peerle uyt het slijck der sonden ende duysternisse der ketterijen te rapen, ende in de kroone sijnder bruydt der H. Kercke te stellen.

Want, soo hy t'eynden rade was, niet wetende, wat hem te doen oft te laten stondt van sy seluen: soo hoorde hy een stemme roepende: Tolle, lege: Tolle, lege: Nemt op en leest: nemt op en leest. Ende hy terstondt in d'aensicht ontschepen zijnde, niet wetende wat het was, dachte oft het kinderen waren, die daer ergens soo speelden. Ende niet ghedenckende, datter eenigh sulck spel onder de kinderen plaght te wesen, daermen sulcke woorden in moght singhen: de tranen hem uytten ooghen vloedende, ende wat wederhoudende, stondt hy op, niet anders connende bevroeden, dan dat hem met die veur-noemde woorden, van Godts-weghe bevolen wierdt, dat hy den boeck op doen soude, ende het eerste Capitel lesen, d'welck hem ter handt soude comen. Want ick hadde (seyt hy) van S. Antonis somtijdts ghehoort, dat hy uyt het hooren van d'Euangelie (daer hy by ghelucke te nae-ganghe quam) vermaent ende gheroert is gheweest, als oft hem daer van Godts-weghe gheseyt hadde gheweest: Vade & vende omnia, & c. Gaet en vercoopt al, etc. Ende dat hy met sulck eenen roep ende in-spreken Godts bekeert is gheweest: soo wy hier rechts te veuren verhaelt hebben, in t'vijfde Capitel.

Soo dan S. Augustijn het nieuwe Testament, oft S. Paulus brieuen ter handt nemende, van daer hy dien boeck te veuren gheleyt hadde; Arripui, aperui, & legi in silentio Capitulum, quò primùm coniecti sunt oculi mei: Non in comessationibus, &c. Ick hebbe den boeck open ghedaen (seyt hy) ende in stilligheydt ghelesen t'Capitel, d'welcke hem veur mijne ooghen eerst van al vertoont heeft,Ga naar margenoot+ te weten, dit: Niet in brasserije ende dronckenschap, niet in wulpschheden ende oneerbaerheydt, niet in ghekijf en benijdinghe: maer doet den Heere Iesum Christum aen, ende zijt niet sorghvuldigh veur den

[pagina 361]
[p. 361]

vleesche, in sijn wellustigheden. Ick en wilde niet voorder lesen, (seyt hy) ende ten was oock gheenen noodt. Want terstondt met dese sententie, als met een licht der gherustheydt in mijn herte ghestort, zijn al de duysterheden der twijfelachtigheydt verdreuen. Dan hebb'ick (seyt hy voorts) den boeck ghesloten, mijnen vingher, oft eenigh ander teecken daer tusschen stellende, daer ick dat ghelesen hadde: ende hebbet aen Alipius mijnen mede-gheselle te kennen ghegeuen. Maer Alipius dit aen-merckende, heeft oock dat soete ende saligh ghebruyck t'hem-waerts willen nemen: ende sijn goedt veurnemen verclarende, begheerde te sien, wat Sinte Augustijn ghelesen hadde, ende wat daer naer volghende was. Ende siet daer volghde (ten goeden ghelucke) iet dat Alipio soo wel diende, als t'veur-gaende op S. Augustijn wel paste: te weten dit: Infirmum autem in fide assumite: Wilt den crancken in t'ghelooue tot u-lieden aen-nemen. Het welcke hy Alipius veur sijn deel nam, ende aen S. Augustijn sijn herte opende, als deur die woorden hem veur vermaent ende ghesterckt voelende, om in sijn goedt heyligh veur-nemen voort te gaen.

Siet daer die wonderlijcke bekeeringhe van dien heylighen Doctoor ende Leeraer der H. Kercke, ende versterckinghe van Alipius in sijn goedt veur-nemen, uyt sulck een maniere van doen ghesproten: met den boeck op te doen, en te besien, daer de ooghen eerst op vallen souden, t'selfde nemende, als van Gode hun veur-ghehouden.

margenoot+
Rom.13.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken