Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het naturalisme in de Nederlandse letteren (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het naturalisme in de Nederlandse letteren
Afbeelding van Het naturalisme in de Nederlandse letterenToon afbeelding van titelpagina van Het naturalisme in de Nederlandse letteren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het naturalisme in de Nederlandse letteren

(1989)–Romain Debbaut–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Inleiding
Problematiek van het naturalisme

Door critici en academici werd het naturalisme behoorlijk lang min of meer geminacht. Niet enkel vonden ze de verwijten die het vanwege zijn tijdgenoten al te verduren kreeg gerechtvaardigd (het overdreef, had een voorkeur voor het platte en het vulgaire en koesterde absurde, pseudo-wetenschappelijke aspiraties), maar ook met Zola, de auteur die het meest tot de mundialisering van de term heeft bijgedragen, hadden ze het moeilijk.

Paradoxaal nu is de vaststelling dat de huidige erkenning van het genie van Zola niet heeft geleid tot de herwaardering van de beweging waarvan hij aan de basis ligt en tot de verspreiding waarvan hij zeer sterk heeft bijgedragen. Integendeel, in een groot aantal studies over de schrijver van de Rougon-Macquart deinst men er niet voor terug te beklemtonen dat zijn werk groots is ondanks het naturalisme, zelfs omdat het juist niet naturalistisch is.

Bestaat het naturalisme dus wel, en zo ja, loont het de moeite het te bestuderen? Sinds meer dan tien jaar houden onderzoekers zich bijzonder grondig met die vragen bezig. Behalve de geografische verspreiding van het naturalisme (naast de Europese heeft het ook de literatuur van andere continenten beroerd) willen ze immers ook de rol ervan in de literaire evolutie onderzoeken. Meer speciaal gaat hun aandacht uit naar zijn invloed op de evolutie van de literaire opvattingen, en naar de relatie van de literatuur enerzijds met de realiteit, anderzijds met het lees- en kijkpubliek. Een van de volumes-in-voorbereiding van de prestigieuze Histoire comparée des littératures de langues européennes, een initiatief van de Association Internationale de Littérature Comparée, zal helemaal aan het naturalisme gewijd zijn. Tijdens verscheidene ontmoetingen en colloquia (Nantes, 1982; Warschau, 1984; Catania, 1986) werden heel wat problemen reeds diepgaand onderzocht en werd tevens een onderzoeksmethode uitgewerkt. Dit onderzoek kan niet anders dan internationaal zijn.

Romain Debbaut is een van de actiefste medewerkers van dit internationale onderzoeksteam. Zijn grondige kennis van het Nederlandse en zijn studie van het Franse en het Duitse naturalisme stellen hem in staat het Nederlandse naturalisme nauwkeurig en gefundeerd te interpreteren, en het meteen ook in een brede internationale context te plaatsen. Zulks is noodzakelijk als men over het naturalisme wil spreken. Er ontstaat immers een delicaat probleem wanneer het naturalisme in een bepaald taalgebied behandeld wordt: zowel de oorspronkelijkheid van dit naturalisme in de eigen literaire evolutie als zijn banden met het internationale naturalisme moeten worden aangetoond. Precies voor deze

[pagina 8]
[p. 8]

dualiteit heeft Romain Debbaut bijzonder veel aandacht.

Zijn studie is een van de eerste, zoniet de allereerste, waarin het Nederlandse naturalisme in zijn geheel behandeld wordt. In vroegere werken werden nogal eens invloeden van buitenaf onderzocht. Vanwelkenhuyzen (1930) en De Graaf (1938) toonden vooral aan hoe afhankelijk respectievelijk het (Franstalige) Belgische en het Nederlandse naturalisme waren ten opzichte van Frankrijk; meer recent (1968) bestudeerde Van Vreckem Buysses aandeel in het naturalisme; terwijl hij uitdrukkelijk de pioniersrol van de auteur van Het recht van de sterkste in de verf zet, belicht hij terzelfder tijd de niet-naturalistische aspecten van diens oeuvre (zijn houding is te vergelijken met die van bepaalde Zola-critici); zowat op hetzelfde ogenblik (1967) publiceerde De Jong een Heijermansstudie met comparatistische inslag: hij plaatst het werk van de Nederlandse dramaturg naast dit van Ibsen, Strindberg, Hauptmann en Tsjechow. Tenslotte kan herinnerd worden aan Ton Anbeeks De naturalistische roman in Nederland (1982).

Met zijn studie nuanceert en vervolledigt Romain Debbaut deze werken; omdat hij rekening houdt met de onderzoeksresultaten in andere Europese taalgebieden, kan hij de oorspronkelijkheid van het Nederlandse naturalisme beter aflijnen. De oorsprong van dit naturalisme ligt zonder twijfel in het buitenland, maar het ontwikkelt zich weldra op eigen kracht. Vast staat dat het zeer gematigde Nederlandse realisme, met zijn romantische inslag en zijn morele en didactische bedoelingen, de Nederlanden niet direct voorbestemde om in de spits te lopen van een literatuur die in een confrontatie met de werkelijkheid-in-alhaar-uitingen haar hoogste doel zag. Nochtans verklaarde een van de voorlopers van het Franse naturalisme, Champfleury, reeds in 1857 dat hij overal in Europa schrijvers ontwaarde, ‘influencés par des courants mystérieux chargés de réalités’ (voorwoord tot Le Réalisme, gedateerd op 25 maart 1857), en onder het tiental realistische auteurs dat hij uit verschillende taalgebieden citeerde was ook H. Conscience. Werk van deze auteur werd trouwens ook opgenomen in de tussen 1843 en 1865 door C. Spindler uitgegeven reeks Das belletristische Ausland; het prijkte er naast bijdragen van C. Dickens, G. Eliot, W.M. Thackeray, E. Sue en G. Sand, die toch allen als ‘realistische’ auteurs doorgaan. Nochtans is Conscience vooral als schrijver van historische romans bekend; Champfleury had echter ook In 't Schipperskwartier van de Antwerpenaar D. Sleeckx kunnen citeren...Niet zoveel later dragen B. Huet, J.J. Cremer, Multatuli en anderen ertoe bij dat de Nederlandse literatuur inderdaad een meer realistische kunstopvatting gaat aankleven.

Wanneer men de meest karakteristieke symptonen van het beginnende naturalisme in Europa wil naspeuren, moet men dus niet bij de Nederlandse letterkunde te rade gaan. Poogt men, meer in het bijzonder, de eerste uitingen van het naturalisme te dateren, dan moet men in de eerste plaats in Frankrijk zijn, meer specifiek tussen 1865 en 1869; dan verschijnen daar Germinie Lacerteux, Thérèse Raquin en L'Education sentimentale. De ander kant van Europa mag evenmin uit het oog verloren worden: Schuld en boete en Oorlog en vrede verschijnen in dezelfde periode, en ook die werken worden door heel wat lezers beschouwd als uitingen van een literatuur van naturalistische signatuur. De eerste

[pagina 9]
[p. 9]

grote naturalistische ‘vloedgolf’ kan tussen 1879 en 1881 gesitueerd worden; de stroming is ondertussen erg uitgedeind; naast Frans (ook Franstalig Belgisch, onder meer het debuut van C. Lemonnier, Un mâle, 1881, uitgegeven door Kistemaekers) ziet ook Spaans, Italiaans, Scandinavisch, zelfs Engels (G. Gissing bijvoorbeeld) werk het licht. De Nederlandse lezers kunnen kennis maken met de eerste vertalingen: van Daudet worden in 1876 Fromont jeune et Risler aîné (1874), in 1879 Le Nabab (1877) vertaald; eigenaardig genoeg is het nadien de beurt aan L. Hennique:La Dévouée (1878) verschijnt in 1879 in het Nederlands onder de titel Michelle Geoffrin. Zola moet nog even wachten, hoewel er vanaf 1876 verschillende artikels over hem gepubliceerd worden. Vooral J. Ten Brink blinkt hierin uit.

Hoe dan ook, rond 1880 staat de Nederlandse letterkunde voor een keerpunt; het jaartal - 1880 - wordt extra beklemtoond door de naam - de Tachtigers - waarmee de vernieuwers de geschiedenis ingaan. Het zijn niet allen naturalisten, zoveel is zeker, maar zeker is eveneens dat, net als in de rest van Europa, in die periode in Nederland, en wat later ook in Vlaanderen, het literaire modernisme aanvangt.

Welnu, het naturalisme is een van de componenten van dit modernisme. Al te lang en al te vaak werd het als de - volgens velen verbasterde, zelfs verliederlijkte - erfgenaam van het realisme beschouwd. Gevolg daarvan was dat men het als een finale doorbraak en als een eindpunt heeft willen zien, een probeersel ook dat tot de grenzen van de literatuur voerde (als men het tenminste als literatuur wou beschouwen!). Het naturalisme is echter veel meer dan de erfgenaam van het realisme - ook al kan niet ontkend worden dat de naturalisten, zoals zoveel andere hervormers en literaire revolutionairen vóór hen (en hoevelen hebben nadien niet precies hetzelfde gedaan?), zelf wel eens verkondigd hebben dat ze alleen maar naar de bron teruggingen. Champfleury bijvoorbeeld aarzelde niet Homeros als een realist te bestempelen! Het is eveneens bekend dat de eerste theoretici van de roman - Huet in Frankrijk, Blankenburg in Duitsland - gepoogd hebben het ontstaan ervan te rechtvaardigen door hem in een epische traditie te integreren. Deze pogingen moeten in zekere mate als een captatio benevolentiae, of als een tactiek beschouwd worden; het gebeurt in de letterkunde wel meer dat de voorstanders van erg revolutionaire ideeën precies diegenen weten te bekoren die met een verbeten nostalgie naar het verloren paradijs verlangen.

Het naturalisme heeft de wereld van de letterkunde diep beroerd. Met de ‘wereld van de letterkunde’ - en hier is misschien reeds sprake van een nieuw element - worden niet enkel de auteurs bedoeld, maar ook allen die op een of andere manier met literatuur te maken hebben: uitgevers, hoofdredacteurs van tijdschriften, regisseurs, critici, politici (altijd de eersten om zich zorgen te maken over wat gezegd, geschreven en opgevoerd wordt, en vooral altijd geneigd om in te grijpen). Maar - en dat wordt door de literatuurhistorici vaak op flagrante wijze over het hoofd gezien - ook het publiek maakt van de wereld van de letterkunde deel uit, de lezers en de lezeressen voor wie en dank zij wie de literatuur bestaat. Het is precies voor dit publiek dat de naturalisten bepaalde

[pagina 10]
[p. 10]

thema's behandeld hebben, bepaalde genres beoefend, deze of gene narratieve of dramatische structuur ontwikkeld en deze of gene stilistische of formele oplossing gevonden hebben, zodat ze op hun manier de realiteit enz. recht konden laten wedervaren. Op al deze domeinen heeft het naturalisme vernieuwing gebracht, of heeft het in elk geval naar vernieuwing gestreefd. Men denke slechts aan Chérie (E. de Goncourt, 1884), waarvan de stilistische experimenten anticiperen op procédés die in de jaren zestig van onze eeuw heel gewoon waren voor de auteurs van de nouveau roman, of aan de experimenten van de Duitsers Holz en Schlaf: in hun opmerkelijke novelle Papa Hamlet (1889) resulteren de verschillende tekstmodulaties en allerhande inlassingen in eigenaardige collage- en (soms) typografische effecten; een techniek overigens die door A. Döblin in de in een sterk-naturalistische traditie geschreven Berlin Alexanderplatz (1929) veel consequenter zal worden aangewend. Men denke ook aan de pogingen van A. Strindberg om een typisch naturalistische tragedie te creëren, meer speciaal aan zijn drama Freule Julie, dat zich in zijn gebald-geconcentreerde vorm als een echt Gesamtkunstwerk aandient.

Een en ander heeft tot gevolg dat de naturalist vaak met de traditie botst, dat hij wanorde lijkt te scheppen, dat hij soms schokt; het is de prijs die hij moet betalen voor zijn nieuwe visie op en zijn nieuwe analyse van de werkelijkheid. Het gaat hem er immers niet om het publiek te behagen en diens smaak te strelen; evenmin is het er hem echter om te doen grove, en tegelijke pikante verhalen te vertellen (zoals de tegenstanders van het naturalisme altijd beweerd hebben). Terecht heeft Zola het over ‘la grande lutte de l'écrivain naturaliste avec le public’ gehad. Men denke in dit verband slechts aan het wedervaren van Ibsen met het in 1879 gepubliceerde Het Poppenhuis: toen het drama in 1880 in Duitsland werd opgevoerd, werd de auteur door de acteurs zo goed als gedwongen het einde ervan te herschrijven; zo ontstond de alternatieve slotscène waarin Helmer Nora ertoe wil bewegen haar kinderen nog eens te ontmoeten, zodat ze zich genoodzaakt ziet toch maar te blijven. De beide slotscènes van Het Poppenhuis werden om beurten gespeeld; uiteindelijk haalde de originele versie het. Op 1 maart 1889 echter, dus tien jaar na de publikatie van het Noorse origineel, was het probleem van de ontknoping opnieuw aan de orde. Toen immers had te Brussel de Franse première van Het Poppenhuis plaats (meteen de eerste Franse première van een stuk van Ibsen; pas op 29 mei 1890 ensceneerde Antoine Spoken in het Théâtre Libre). Het stuk was toen internationaal al lang doorgebroken: het was al in het Duits (1879), het Zweeds, het Engels, het Fins (1880), het Pools (1882), het Russisch (1883), het Italiaans (1884) en het Nederlands (1887) vertaald. Voor de première te Brussel werd gebruik gemaakt van een op een Duitse versie gebaseerde vertaling van L. Vanderkindere, professor aan de U.L.B. Deze vertaling (uitgegeven door de Brusselse uitgever P. Weissenbruch) respecteerde de oorspronkelijke ontknoping - het vertrek dus van Nora; bij de voorstelling op 1 maart 1889 door het Théâtre du Parc klonk het echter wel even anders: de meid komt melden dat een van de kinderen ziek is, en Nora besluit dan maar te blijven.

De problemen van Het Poppenhuis zijn kenschetsend voor de hele natura-

[pagina 11]
[p. 11]

listische letterkunde. Dergelijk werk veronderstelt immers een publiek dat in staat is zichzelf tot op het niveau van het werk op te tillen. Dit respect van het publiek zou wel eens een van de belangrijkste karakteristieken van het naturalisme kunnen zijn; immers, de naturalistische auteur, die ervan overtuigd is dat de letterkunde de realiteit kan weergeven, is onlosmakeljk verbonden met een lezer die er op zijn beurt van uitgaat dat de letterkunde deze belangrijke opdracht inderdaad moet vervullen; auteur èn lezer moeten een gelijkaardige belangstelling hebben voor, en een identieke verbazing tonen ten opzichte van het leven - en dit is een sleutelwoord van het naturalisme. Typerend in dit opzicht is wat Zola op 2 juni 1884 schreef aan Ten Brink, die zich in Nederland als zijn eerste verdediger had opgeworpen, en die ook correspondeerde met hem. Het was zijn antwoord op bepaalde bezwaren die Ten Brink betreffende La Joie de vivre had geuit: ‘Nous croyons, nous autres, à la nécessité de rendre à tous les rouages humains leur fonction au grand jour, dans la besogne de la vie’.

 

Is het naturalisme inderdaad une écriture de la vie? Ook het Nederlandse naturalisme wordt direct met deze fundamentele vraag geconfronteerd. In 1886 publiceerde F. Netscher de schetsen- en novellenbundel Studies naar het naakt model. De titel doet wat uitdagend aan, hoewel hij duidelijk naar een gekende traditie in de schilderkunst verwijst. Kunnen wij een eeuw later een dergelijk werk nog lezen, evenals andere werken die de uiting zijn van een nieuwe poging om het leven als leven te beschrijven? Het werk van Romain Debbaut kan ons daarbij helpen.

 

Yves Chevrel

Professeur de littérature comparée

à la Sorbonne


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Cyriel Buysse

  • over Louis Couperus

  • over Lodewijk van Deyssel

  • over Marcellus Emants

  • over Herman Heijermans

  • over IsraĆ«l Querido

  • over Frans Coenen

  • over Frans Netscher

  • over Stijn Streuvels

  • over Gustaaf Vermeersch