Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als ik tekenen kon (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als ik tekenen kon
Afbeelding van Als ik tekenen konToon afbeelding van titelpagina van Als ik tekenen kon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.49 MB)

Scans (3.88 MB)

ebook (5.71 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als ik tekenen kon

(1992)–Tom van Deel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Rimpels
‘Gracht’ van S. Vestdijk

Tussen 2 januari en 4 juni 1931 schreef S. Vestdijk drieëntwintig gedichten met betrekking tot Amsterdam. Hij heeft ze voor het merendeel niet gepubliceerd. Waarom niet, dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Het laatste gedicht, ‘De twee gevels’, vond hij misschien meteen al niet goed genoeg, want er bestaat alleen een kladje van waar een streep doorheen is gehaald. Zo'n slecht gedicht is het anders helemaal niet. Het beschrijft hoe twee gevels aan de gracht weliswaar vlak naast elkaar staan maar door een ‘grenskeep’ toch van elkaar gescheiden zijn. De vraag is dan:

 
Kunnen zij dichter bij elkander komen
 
Dan hier voor eeuwig naast elkaar te staan?
 
Uitwisselbaar door steenen hartenbaan
 
Kunnen hun vensters in elkander stroomen?

Het kan inderdaad, maar daarvoor moeten we naar de weerspiegeling van de twee gevels kijken. Het water van de Amsterdamse gracht zorgt namelijk voor de oplossing van dit probleem, want het maakt de scheiding van de twee huizen ongedaan:

 
[...] voordat wij weggaan is 't ons geschonken:
 
De aanblik, lager, van het waterpaar,
 
Kartelig onder 't eigen lijf gezonken,
 
Zwevend verdronken in en door elkaar...

In nogal wat Amsterdam-gedichten van Vestdijk komt het grachtwater voor. Van de overige tweeëntwintig, die hij keurig in het net schreef en van een reeksnummer voorzag, zijn er ettelijke waarin het water en die spiegeling van huizen, bomen en mensen aan de orde zijn. Eén gedicht heet zelfs ‘Situs inversus’ - stuitligging - en gaat over de spiegelwereld waarin ‘de huizen, omgedraaid, / Zwemmen, van loodzwaarte verlost’.

Zoals gezegd heeft Vestdijk de meeste gedichten uit zijn Amster-

[pagina 144]
[p. 144]

dam-reeks niet gepubliceerd. Ze zijn nu te vinden in de Nagelaten gedichten, waarin een afdeling ‘Amsterdam’ staat. Aan sommige heeft hij, nadat hij ze in het net had afgeschreven, nog flink doorgewerkt, zonder twijfel met de bedoeling het gedicht beter, of minder slecht, te maken. Een spectaculair geval van herschrijving betreft het gedicht ‘De grachten ii’, dat in de opzet van de oorspronkelijke reeks nummer iv was. Het is geschreven op 6 maart 1931 en het luidt:

IV De grachten II
 
Rimpels die in zilveren scholen zwemmen,
 
Schuin en dwars voor winden zich herhalen,
 
En, den huizenspiegel overstemmend,
 
Netten weven om het wapenpralen,
 
 
 
Achter beelden vluggeworpen duiken:
 
Leeuwen en tritonen op hun ruggen, -
 
Dan ze toehalen naar smalle fuiken,
 
Zijdelings zich wringend door de bruggen;
 
 
 
Witte, gele lijsten, donk're ramen
 
In geduldig-vluchtig ijsbloemblinken
 
Grijpend, elken gevelsteen te omvâmen
 
Tot een pijnloos grijs en eff'nend zinken:
 
 
 
Langzaam loop ik met die rimpels mee,
 
En de huizen hellen naar hun vangst,
 
Hellen over, niet meer onder angst,
 
Maar verzoend met wat in 't water gleê...

Vestdijk schreef dit gedicht over uit zijn kladcahier, waarin het wat anders genummerd was. Kennelijk beviel het gedicht hem niet, want op 11 maart 1932 ging hij het bewerken en niet zo'n klein beetje ook. Omdat het zijn gewoonte was zijn netcahiers ook echt netjes te houden, voerde hij deze bewerking uit op de versie in het kladcahier. Wat daar nu te zien is doet schilderachtig aan; het is een typische bladzij Vestdijk-aan-het-werk en met een curieus resultaat.

Er zijn van Vestdijk geen gedichten bekend die door middel van hun vorm willen uitbeelden waar ze over gaan. Figuurgedichten, die door de typografische ordening van de versregels het beschre-

[pagina 145]
[p. 145]


illustratie
Kladhandschrift van S. Vestdijk, ‘De grachten’. Nederlands Letterkundig Museum, Den Haag.


[pagina 146]
[p. 146]

ven onderwerp (een appel, of de regen) uitbeelden, komen bij hem niet voor. Meer subtiele ondersteuningen van de inhoud met behulp van de vorm zijn er in Vestdijks poëzie evenwel genoeg aanwezig. Zo draait hij in het sonnet ‘De meester’ de volgorde van sextet en octaaf om, wat mooi past bij de omkering van de meester-enleerling-verhouding waarover het gedicht gaat.

In De glanzende kiemcel memoreert hij het gedicht ‘Les Djinns’ van Victor Hugo, dat kort begint en geleidelijk aan steeds langere versregels krijgt, waarna in het midden een omslag plaats heeft en het gedicht op dezelfde wijze weer inkrimpt. Deze versvorm ondersteunt, vindt hij, ‘de inhoud van het gedicht, dat de nadering beschrijft van de “Djinns”, de Arabische geesten, die de gelovige een hevige angst aanjagen, om dan langzaam aan weer weg te trekken’. ‘Het geval is aardig en leerzaam,’ schrijft hij dan, ‘maar blijft tenslotte aan de oppervlakte. Welbeschouwd kan men evengoed de nadering en het aftrekken van een onweer op deze typografische wijze symboliseren als het optreden van de Djinns.’

Toen Vestdijk ‘De grachten ii’ ging bewerken, kwam hij op de gedachte het gedicht een vorm te geven die op een met ‘Les Djinns’ vergelijkbare manier het opkomen, blinken en verzinken zichtbaar maakt; Hij noteerde in de marge hoe het aantal versvoeten per regel zou groeien en afnemen: 1 2 3 4 5 6 7 6 5 4 3 2 1. Het moest dus een gedicht van dertien versregels worden, dat handelt over rimpels in het water van de gracht. Het oorspronkelijke ‘De grachten ii’ werd daartoe sterk ingekort en ook overigens aanmerkelijk gewijzigd, met het volgende resultaat:

Gracht
 
Rimpels
 
Die als zilv'ren
 
Mazen verder zwemmen,
 
Onder 'n valwind zich herhalend,
 
En, den huizenspiegel overstemmend,
 
Zwevend over het weerkaatste wapenpralen,
 
Achter omgekeerde beelden breed geworpen duiken:
 
Leeuwen, rammen en tritonen op hun ruggen,
 
Dan ze toehalen naar smalle fuiken
 
En zich zijd'lings door de bruggen
 
Wringend, waar ze vlug en
 
Minder blinkend
 
Zinken.
[pagina 147]
[p. 147]

Maar misschien is dit toch niet de vorm zoals die Vestdijk voor ogen stond. Gezien het tekeningetje dat hij in de marge heeft gemaakt is het verdedigbaar - al wordt het gedicht dan nog veel buitenissiger in zijn oeuvre - om het als volgt te typograferen:

Gracht
 
Rimpels
 
Die als zilv'ren
 
Mazen verder zwemmen,
 
Onder 'n valwind zich herhalend,
 
En, den huizenspiegel overstemmend,
 
Zwevend over het weerkaatste wapenpralen,
 
Achter omgekeerde beelden breed geworpen duiken:
 
Leeuwen, rammen en tritonen op hun ruggen,
 
Dan ze toehalen naar smalle fuiken
 
En zich zijd'lings door de bruggen
 
Wringend, waar ze vlug en
 
Minder blinkend
 
Zinken.

1986


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken