Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het andere (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het andere
Afbeelding van Het andereToon afbeelding van titelpagina van Het andere

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (11.28 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het andere

(1957)–Maurits Dekker–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

13

Geen gedachte zo ongerijmd of zij verwerft aanhang, geen dwaasheid zo groot of zij vindt geloof. Dit is een van de niet onbelangrijkste oorzaken van de vele belachelijke misverstanden en bloedige vergissingen die de geschiedenis heeft opgeleverd.

Sophie Klint's onwaarschijnlijk verhaal vond bij velen geloof, omdat het de vervulling van bewuste en onbewuste wensen beloofde, omdat het de gaten vulde die het verstand leeg moest laten en omdat het vrees wegnam en verveling verjoeg.

De eerste die iets van de reacties van het grote publiek op Taverne's artikel gewaar werd, was Leo Brog. Het begon al diezelfde avond en hij kon wel aan zijn telefoon blijven zitten om de mensen te woord te staan, die nadere bijzonderheden vroegen, die nieuwsgierig waren naar hun verleden en zich wilden laten hypnotiseren of het medium wensten te ontmoeten. De grote belangstelling overrompelde hem en voorlopig wist hij niets beters te doen dan de aanvragers van wie hij iets verwachtte, te beloven dat hij hun zo gauw mogelijk zou schrijven. De volgende dag was het minder druk omdat het zondag was, maar 's maandagsochtends werd hij al vroeg uit zijn bed gehaald door de post, die een pak brieven bracht. In de loop van dezelfde dag ontving hij een uitnodiging van de televisiedienst om voor de camera op te treden. Een goed begin, een stroom van kansen en mogelijkheden, die opgevangen en gekanaliseerd moest worden.

[pagina 127]
[p. 127]

Blieks was enthousiast, vond dat de zaak meteen flink aangepakt moest worden en ontwikkelde even grootse als gewaagde plannen. Brog hoorde hem aan, liet hem praten, maar dacht er het zijne van. Hij liep minder hard van stapel dan zijn vriend, die niet scheen in te zien, dat je aan datzelfde vuurtje, dat nu zo lekker opvlamde, lelijk je vingers kon branden als je niet oppaste. Dat artikel was prachtig, want zonder publiciteit deed je niets, maar je moest weten hoe ver je kon gaan en er vooral voor zorgen je niet kwetsbaar te maken, door te hoog van de toren te blazen en te veel te zeggen. De vijand lag op de loer en wachtte op zijn kans. Er was maar één mens op de hele wereld die Leo Brog volkomen kon vertrouwen en dat was Leo Brog. Voor alle anderen moest je je in acht nemen en niet het minst voor degenen, die het goed met je schenen te menen. Hij had genoeg meegemaakt en voldoende leergeld betaald om te weten, dat de vriend van vandaag de vijand van morgen kon zijn. Hips zou wel de beste bedoelingen hebben, maar zijn voorstellen deugden daarom al niet, omdat hij zichzelf een te grote rol toebedacht. Als het goed ging, mocht hij best zijn graantje meepikken, maar hij moest de baas van de bak met voer blijven. Dat Blieks ook hypnotiseren kon en een deel van het werk van hem wilde overnemen als het te druk werd, maakte hem alleen maar gevaarlijker. Het zou trouwens belachelijk zijn om een soort van hypnotische vennootschap te stichten, een firma van samen werkende advocaten in het occulte. Wat er ook gebeurde, hij moest de leiding houden, de man blijven die het deed.

Met Sophie was het minder moeilijk. Die had hem nodig en het kwam er alleen maar op aan er voor te zorgen, dat zij daaraan niet ging twijfelen. Het artikel in de krant had het gevaar hiervoor doen toenemen, omdat het de aandacht op haar gevestigd had van mensen, die zijn invloed konden ondermijnen. Hij kreeg

[pagina 128]
[p. 128]

echter onverwacht een kans om maatregelen hier tegen te nemen toen zij hem vertelde, dat zij niet langer bìj haar zuster in huis wilde blijven. Dat was geen omgeving meer voor haar, de kinderen in dat buurtje waren geen omgang meer voor haar Els. Hij stemde met haar in, maar hield zijn bijval getemperd, omdat hij haar wilde voorstellen om bij hem haar intrek te nemen. De straat waarin hij woonde was echter niet voornamer dan de hare en voor zijn deur was ook geen gedrang van edelvrouwen en schildknapen. Hun gesprek ging wat stroever dan gewoonlijk. Zij was minder toeschietelijk en hij begreep haar houding niet, omdat hij op onbekende weerstanden stuitte. Pas toen zij zei, dat zij haar ontslag wilde nemen, omdat zij meer dan genoeg van dat vernederende werk had, begreep hij wat er veranderd was. De roem had haar van streek gebracht. Een nieuwe moeilijkheid, waarop hij allerminst gerekend had. Met Sophie, de eenvoudige joviale meid viel best om te gaan, maar wat moest hij beginnen met iemand die zich te goed voor zichzelf achtte en van ijdelheid naast haar schoenen stond? Hopelijk was het maar een bevlieging waaraan wel een eind zou komen als zij begreep, dat de werkster de gravin moest blijven onderhouden, zolang zij nog geen andere inkomsten had. Op het ogenblik scheen zij niet in de stemming om dit te kunnen begrijpen, maar toch moest hij het proberen om haar van haar voornemen af te brengen.

- Wacht nu eens even, laat mij ook eens iets zeggen.

Hij schoof zijn stoel achteruit en legde zijn voeten op de kant van de tafel. Zo had hij wat meer afstand en kon hij haar beter bekijken. Zij maakte niet de indruk overspannen te zijn, maar haar blik had iets fanatieks en de samengeknepen mond een uitdrukking van beslotenheid, die hem niet beviel. Brog was geen psycholoog, maar hij bezat voldoende mensenkennis om te begrijpen, dat hij op zijn woorden moest passen en haar vooral niet

[pagina 129]
[p. 129]

rechtstreeks zou mogen tegenspreken, als hij iets wilde bereiken.

- Laat ik het je dan toch maar zeggen, hernam hij op een toon, alsof hij na lang aarzelen een besluit genomen had. Ik was nog niet van plan om er met je over te praten, omdat alles nog in de lucht hangt en ik je niet blij wil maken met een dode mus. Maar nu je er zelf over begonnen bent en gezegd hebt dat je bij je zuster vandaan wilt, zal ik er maar mee voor de dag komen. Dat bespaart je misschien een hoop nodeloze moeite. Alleen - en dat zeg ik nòg eens - geen verwijten en scheve gezichten als het mij met zou gelukken.

Het schijnt aan te slaan, zij luistert tenminste, dacht hij. Nu kwam het er op aan haar langs zijpaadjes te brengen waar hij haar hebben wilde. Om tijd tot nadenken te winnen, ging hij verzitten en draaide zìjn stoel om, zodat hij recht tegenover haar kwam te zitten.

- Schiet nu maar op, zei ze. Je hebt mij nieuwsgierig gemaakt.

Hij knikte begrijpend.

- Ik weet dat je het op het ogenblik niet gemakkelijk hebt. Maar dat zal gauw genoeg veranderen, als je je maar niet overhaast en vooral geen domheden doet. Je moet daar weg, dat ben ik met je eens. Wat dat betreft zitten wij in hetzelfde schuitje. Ik ben ook niet van plan om hier in de buurt te blijven wonen, maar ook ik moet geduld hebben. Ik heb al iets anders op het oog, een mooi groot huis op goeie stand. Dat moet onder ons blijven, wantik heb het er zelfs met mijn eigen vrouw nog niet over gehad. Afgesproken?

- Ja. Maar schiet op.

- Er komt natuurlijk heel wat voor kijken, dat snap je wel. Je krijgt niet zo gemakkelijk een verhuisvergunning. En nu had ik jou, als het zo ver was, willen voorstellen om bij ons in te komen wonen. Er is ruimte in overvloed. Akkoord?

[pagina 130]
[p. 130]

- Graag en liefst zo gauw mogelijk.

- Ja wacht even, zo ver zijn wij nog lang niet. Maar je kunt al die tijd niet bij je zuster blijven zitten en daarom stel ik je voor om hier zo lang te komen. De kamer, die mijn zwager gehad heeft, is nog vrij en Coba zal het ook wel goed vinden. Als wij het nu zo voorlopig eens oplossen?

Toen haar antwoord uit bleef, stak hij maar een sigaret aan om de pauze te vullen. Accepteerde zij zijn fictieve rekening op de toekomst?

Sophie overwoog. Zijn tweede voorstel was minder aanlokkelijk dan het eerste, maar in ieder geval was het toch beter om met iemand zoals Brog, dan met Mathilde samen te wonen. De straat was ook een gribus en wat dat betrof zou zij er niet veel op vooruit gaan. Zij had echter geen keus, omdat zij een woning die naar haar zin was toch niet kon betalen. Het was ook maar voor een poosje, totdat hij dat mooie grote huis had. Elsje kon zij zolang wel bij tante Aaltje doen.

- Ik moest het maar doen, besloot zij.

Dat was dan afgesproken. Hij zou het met Coba regelen en daarmee was deze kwestie afgedaan. Tevreden? Maar dan nog iets anders. Had hij goed begrepen, dat zij van plan was om haar baantje als werkster op stel en sprong op te geven?

Wat anders? Of dacht hij soms, dat zij dat rotwerk nog langer wilde doen? Zij had het nu waarachtig toch lang genoeg uitgehouden!

Zij zei het verwijtend, alsof zij voor hem uit werken moest gaan. Erg veel opgeschoten was hij nog niet; die gravin zat haar wel dwars. En toch moest hij haar zo ver zien te brengen, dat zij tenminste voorlopig nog aan de gang bleef. Als zij bij hem in huis kwam en geen cent meer verdiende, dan kon hij voor alles opdraaien.

[pagina 131]
[p. 131]

- Je hebt gelijk en het is bij de beesten af, dat iemand zoals jij dat voor die paar centen moet doen. Als ik het geld had, dan zou ik zeggen: kind, geen dag, geen minuut meer. Alleen heb ik het geld niet, nòg niet. Maar dat komt. Nog even geduld en dan is het leed geleden.

- Daar schiet ik nu niets mee op.

- Binnenkort gaan wij geld verdienen, jij en ik, en dan kun je leven als een prinses.

- Ik moet er uit, herhaalde zij, wat minder fel. Niet alleen dat werk, maar de mensen lachen me uit en het ergste is, dat zij ook nog gelijk hebben. Stel je voor, dat jij in een vroeger leven een graaf of baron zou zijn geweest, dat iedereen dit wist en dat je nu kolensjouwer of vuilnisman zou moeten zijn. Zou je dat leuk vinden, zou jij dat nemen?

Dat zou hij zeker niet. Zij hoefde niets meer te zeggen, want als iemand haar moeilijkheden begreep, dan was hij het. Maar het einde was in 't zicht, mits zij het niet voor zichzelf verknoeide.

- Je tanden op elkaar, meid, ouwe reus. Ik weet dat je het kunt. Laat ze maar lachen. Straks zijn wij aan de beurt, en hoe! Afgesproken?

Zij gaf maar toe en knikte, aarzelend en met tegenzin. Een afgedwongen belofte.

Een bof als zij er zich aan houdt, dacht hij, toen hij weer alleen was. Hij had zich wat aangehaald door haar in huis te nemen, maar toch was het het beste wat hij had kunnen doen. Zonder inzet kon je nu eenmaal niet gokken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken