Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Waarom ik niet krankzinnig ben (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Waarom ik niet krankzinnig ben
Afbeelding van Waarom ik niet krankzinnig benToon afbeelding van titelpagina van Waarom ik niet krankzinnig ben

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (16.12 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Waarom ik niet krankzinnig ben

(1946)–Maurits Dekker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Mijne heeren,

Gij hebt mij verzocht en mij er toe in staat gesteld, mijn gedachten, gevoelens en herinneringen neer te schrijven, teneinde mij, als een verdachte voor zijn rechters, te verdedigen tegen een beschuldiging. Het voorbeeld dat ik thans kies is niet geheel juist, want in de eerste plaats, Heeren Doctoren, beschouwt Gij mij niet als een misdadiger die gestraft moet worden, en in de tweede plaats ben ik geen verdachte, omdat ik reeds veroordeeld ben. Trots Uwe toezegging, dat ik mij op papier verdedigen mag en Uw belofte dat mijn verklaring ernstig en met aandacht onderzocht zal worden, weet ik mij met ijdele hoop te vleien, als ik er op vertrouw U met deze verdediging van Uw dwaling te mijnen opzichte te overtuigen. Uw vonnis heb ik duidelijk in Uwe oogen gelezen en daarom is het mij, hoe gaarne ik dit ook zou willen, onmogelijk eenige waarde aan Uwe beloften te hechten. Beter dan alle anderen, die in hoogen nood verkeerden, besef ik dat mijn ondergang onafwendbaar is, ik weet dat ik bouw op modder, op lucht, dat het resultaat van den arbeid waaraan ik thans begonnen ben, onder mijn handen wankelt en ieder oogenblik plotseling ineen storten kan. Ik twijfel niet aan de onherroepelijkheid van Uw vonnis en in alle opzichten, op één na, acht ik deze verdediging waardeloos, omdat ik weet dat Gij

[pagina 16]
[p. 16]

bij voorbaat reeds van haar waardeloosheid, als bewijsvoering mijner toerekenbaarheid, overtuigd zijt. Niettemin rest mij, zooals ik reeds zei, een kleine mogelijkheid en deze zal ik weten te benutten, uit te buiten tot in iedere vezel. Ik beschouw mijn toestand als dien van een speler, die, volgens meening zijner medespelers, zijn spel twijfelloos verliezen moet. Inderdaad, de kans op verlies is groot, maar nog één kaart heeft de speler in handen, een troef, een laatste slag, waarmede hij het spel zou kunnen winnen. Ook ik bezit gelukkig nog deze laatste troef: het volle bewustzijn van een helderen, ongekrenkten geest. Eenzaam bevind ik mij temidden van tientallen ongelukkige verdwaasden, streng bewaakt door oppassers, die mij op dezelfde wijze bezien waarop ik die anderen beschouw. Maar ik weet mij sterk, gereed tot verdediging, ik sta aan het hoofd van een machtig, goed gedrild en gehoorzaam leger: mijn verstand. Met zorg en vernuft zal ik de aanvallen weten te leiden, ik zal mijn geschut richten op de zwakke punten in Uw diagnose en voet voor voet zal ik weten te naderen, niet in dwazen, opwindenden stormloop, doch in voorzichtigen, weloverwogen aanval. Mijn stalen, kristalheldere logica zal U er toe dwingen Uw stellingen prijs te geven, onafwijsbaar juist zal ik U weten aan te toonen dat en waarom Gij dwaalt en mijn verstand, hetzelfde verstand dat Gij minderwaardig of afwezig acht, zal U nopen te erkennen dat Uw oordeel in elk opzicht onjuist geweest is. Denk niet dat deze woorden een min of meer bedekte beschuldiging verbergen; mijn eigen leven heeft mij daarvoor te goed geleerd dat een mensch dwalen kan. Volkomen begrijp ik, dat Gij, die U beweegt op een terrein zonder grenzen, zonder wegen of merkteekens, gemakkelijk dwalen kunt. En daarom verwijt ik U niets en beschuldig U zelfs niet van onwetendheid, al ben ik ook bijna het slachtoffer Uwer dwaling geworden.

Ik weet dat het, vooral in den laatsten tijd, in de

[pagina 17]
[p. 17]

medische wereld een gewoonte geworden is, om zenuwzieken en gekken hun gedachten te laten opschrijven. Ook in dit opzicht beschouw ik Uw bereidwilligheid dus niet als een onderscheiding. Een mensch die alleen met zichzelf is, spreekt zich gemakkelijker uit en zegt dingen die hij, om allerlei redenen, in tegenwoordigheid van anderen verzwijgen zou. Opgeschreven vormen deze alleenspraken hunner patiënten voor de geneesheeren prachtig onderzoekingsmateriaal. Op deze wijze plegen zij vivisectie op levende menschenzielen. Toch ben ik ervan overtuigd, dat in het algemeen aan deze geestelijke of verstandelijke rapporten een te groote en daarom onjuiste waarde toegekend wordt. Immers is de mensch, in volstrekte eenzaamheid, de juiste mensch niet. Zijn wezen heeft talrijke kanten en in zijn alleenspraak openbaart hij slechts één van deze kanten aan zichzelf. De juiste mensch is het resultaat van vele omstandigheden en invloeden en daarom is het verkeerd, zijn ware wezen te willen vinden in zijn alleenspraak en bijvoorbeeld niet in zijn gedachtenwisseling met andere personen. Ik geloof dat alle menschen krankzinnig zouden schijnen, als zij hun diepste en innigste gedachten zouden openbaren. De meest bescheiden, eenvoudigste en simpelste mensch, is in zijn droomen menigmaal een fantast, een heilige, een dwaas of een misdadiger. En omdat een fantast dichter bij krankzinnigheid staat dan een rustig en bezadigd man, omdat de edelste en meest verheven mensch een misdadiger geacht zou kunnen worden, als hij gedachten, die misschien eens een enkele maal in hem opkwamen, zou openbaren, waarschuwt mijn wil tot zelfbehoud mij er voor het gevaarlijke pad der alleenspraak te betreden. Gij acht mij krankzinnig en dus moet ik dubbel, tienvoudig voorzichtig zijn en er voor oppassen, mij niet te wagen aan dingen die een normaal mensch zijn toegestaan. In dit opzicht zullen mijn bekentenissen dus een teleurstelling voor U zijn. Ik zal woekeren met mijn gevoelens, mijn woorden en

[pagina 18]
[p. 18]

gedachten nauwkeurig in elkander passen als de stukjes van een ingewikkelde legkaart en op deze wijze zal ik weten te voorkomen, dat mijn betoog een object wordt voor de ontleedtechniek der krankzinnigheidsleer. Koel en helder zal het verslag zijn van den man, die den loop van zijn volkomen gezond en normaal leven beschrijft, tot het oogenblik waarop hij, door een samenloop van noodlottige, doch eenvoudige en in hun samenhang volkomen begrijpelijke gebeurtenissen, krankzinnig verklaard werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken