In het tijdperk van de atoombom dreigt het verantwoordelijkheidsbesef volkomen uit te slijten. Alles speelt zich af in zulke geweldige dimensies, dat de enkele mens niet meer aan bod komt. De wereld is één groot laboratorium, één machinekamer, één geweldig kluwen, waarin iedereen verward zit, één onverbrekelijk geheel.
Of wij willen of niet, wij zijn er allen bij betrokken. Het zaakje rolt onweerstaanbaar en geen mens kan het tegenhouden, evenmin als een natuurramp. Wie in de molen zit, draait mee, ook als hij duizelig en ziek wordt. Er is geen ontkomen aan. De wereld heeft nu eenmaal geen wachtkamer voor hen, wien het spel niet bevalt en die er buiten willen blijven.
Wat kan de enkele mens?
Deze wanhopige vraag, karakteriseert het verlammende gevoel dat zich van ons heeft meester gemaakt en steeds meer meester maakt. Een gevoel van volstrekte machteloosheid: ik kan toch niets aan de dingen in de wereld veranderen. Wij worden eenvoudig tussen de raderen van het wereldgebeuren stukgewreven.
Tegen dit fatalisme en deze wanhoopsstemming keert zich het stuk van Maurits Dekker.
Het blijkt, dat er atoomgeleerden zijn, die weten van hun verantwoordelijkheid als mens in de mallemolen, die wereld heet.