Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap

	liednr.
Ach moeder ik kom u een woordje vragen	12C
Daar achter in dat vensterlain	2C
Daar boven uit het vensterken	2
Daar had eens een meisje water gehaald	1
Daar reed een jonkheer, hij was wellegemoed	3
Daar reed er een heer die was wel diridom	3A
Daar reed er eens een ruitertje over het woud	29A‴
Daar reed er laatst een ruiter	29A′
Daar was eens een heertje dat reed welgemoed	3C
Daar was eens een heer hij was wellegemoed	3B
Daar zou eens een jager uit jagen gaan	33
Daar zou er een jager uit jagen gaan	33C
Daar 'n was laatst een meisje loos	36A′,
Daar was laatst een meisje loos	36, 36A, 36A″, 36B
Daar was laatst een molenaarszoon	40, 40A
Daar was laatst een turrefboer	38
Daar was laatst een turfboer	38
Doar woond' ain mulder al op Veendiek	39A
Daar woont een molenaar op Veendijk	39
De boerenknechten zijn zo fijn	44B
De dag is vervlogen en de nacht die breekt aan	33B
Dicht bij de Leek en daaromtrent	32
Dicht bij de Leke daaromtrent, daaromtrent	32C
D'r was er eens een dief die steelde zo graag	31
Een jeugdig schoon bloem was uitgegaan	29B
Een juffrouw fier ging uit voor haar plezier	37
Een juffrouw fier, die ging voor haar plezier	37
Een meisje wou uut melken gaan	39B
En ach moeder geef me eens gauw m'n kleed	14
En daar boven in dat venstertje	2B
En daar reed er is een heer en hij was wellergemoed	3A′
En d'r viel ene rijm op enen nacht	29B′
En daar was eens een meisje loos	36C

En ik ben van deze morgen vroeg opgestaan	5C
En ik zou op een avond uit wand'len op straat	34A
En kom laat ons toch zo stil niet zijn	8
En 't was al op een zondagavond	27
Er liep een meisje langs de straat	30C
Er reed eens een ruiter langs door het woud	29A″
Er reed er eens een ruiter al door het woud	29A
Er reed er eens een ruiter door het woud	29
Er stond eens een meisje aan de deur	2A
Er was een boerenmeid	44, 44A
Er was een boerin in Baokel	25
Er was een boerin te Bakel	25
Er was laatst een meisje loos	36B′
Er was eens een jager uit jagen gegaan	33A
Er was eens een mager snijerke	26
Er was laatst eens een molenaarszoon	40B
Er zou een jager uit jagen gaan	33D
Er zou een visser uit vissen gaan	35
Het vrijen is algemeen	43B
Het vrijen is plezant	43
Het was eens op enen avond laat	4A
Het was eens op enen zondag laat	4B
Het was op enen avond laat	4
Het was op enen avond laat dat ik ging wandelen langs de straat	18
Ik ben d'r van deze morgen vroeg opgestaan	5A
Ik ben er van deze morgen vroeg opgestaan	5
Ik ben van deze morgen vroeg opgestaan	5B
Ik ging er laatst met mijn scheepje over zee	24
Ik ging laatst al op een avond	34B
Ik ging laatst uit wandelen op een avond zeer laat	34
Ik ging laatstmaal de willigeboompjes tellen	22
Ik kwam eens door een stille stad	30, 30B
Ik kwam er laatst over die markt gegaan	23B
Ik kwam laatst over een berg gegaan	23
Ik kwam laatst over een markt gegaan	17B
Ik voerde daar laatst met mijn schuitje door zee	24
Ik vree laatst met een boerenmeisje	15
Ik wou d'r van deze avond	16
Ik zat te spinnen voor mijn deur	7

In een dorpje achter de kom	9B
Kom laat ons nu zo stil niet zijn	8
Komt jongens hoort dit lied	28
Komt vrienden die hier zijt vergaderd	43A
Komt vrienden luister eens naar dit lied	9, 9A
Komt vrienden luister naar dit lied	42
Komt vrienden wilt aanhoren	6
Laatst kwam ik over een brug te gaan	17C
Laatstemaal trok ik eens op die jacht	19
Laatstmaal trok ik eens ter jacht	19
Lieve schipper	20
Lieve schipper haal mij over	20D″
Lieve schipper vaar mij over	20A, 20B, 20C, 20D′, 20D‴
Moeder die liep laatst met haar dochter op straat	32A
Moeder ik kom hier een woordje te vragen	12B
Moeder ik kom u een woordje vragen	12, 12A
Naar Oostland wil ik varen	21
Naar het Rozeland zo zijne wij gevaren	21
Op ene vroege morgenstond	10
Over ettelijke jaren	13
Terwijl dat ik liefhebber was	11
Toen ik op Neerlands bergie stund	23A
Toen ik voor het eerst bij die molen kwam	17
Toen ik voor het eerst op een molen kwam	17A
't Was al op een zondagavond	27
't Was er op een avond, avond laat	18
't Was op een oudejaarsavond laat, avond laat	32B
'k Wol 'n moal uut spinnen goan	41
Zeg moeder is je dochter ook thuis	30A