Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
Afbeelding van Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variatiesToon afbeelding van titelpagina van Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.72 MB)

Scans (44.27 MB)

ebook (10.79 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

sprookje(s)
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties

(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De wijze raad

Een koning op jacht koopt van een man deze goede raad: doe nooit iets voordat je de gevolgen overdacht hebt. Hij laat de spreuk overal in het paleis aanbrengen. Een dokter, door een edelman omgekocht om de koning te vermoorden, leest de spreuk op de muur, bedenkt zich en onthult het complot.

 

Aldus kan een in 1906 gepubliceerde versie van het Wijze-raad-sprookje van W.P. de Vries worden samengevat. Dit sprookjestype staat bij Aarne en Thompson geregistreerd als at 910c, ‘Think Carefully Before You Begin a Task’. Het sprookje is gevonden in Europa, het Midden-Oosten, en hier en daar in Zuid- en Oost-Azië.

De didactische inzetbaarheid van dit novellesprookje werd in de middeleeuwen al begrepen en benut. Het is dan ook als exempel opgenomen in invloedrijke Latijnse werken als de Disciplina clericalis van Petrus Alphonsus (12e eeuw) en Bonum universale de apibus van Thomas van Cantimpré (13e eeuw). De exempelen werden veelvuldig in de volkspreek weer naverteld. In de volkstaal van de Lage Landen komen we het exempel onder meer tegen in het Rechtsboek van Den Briel van Jan Matthijssen en in Het Biënboec, een vertaling van het boek van Thomas van Cantimpré (15e eeuw).

In Het Biënboec verloopt de vertelling aldus: een jonge prins, die juist zijn vader is opgevolgd in het koninkrijk, bezoekt de jaarmarkt. Hij vraagt een oude man wat hij te koop heeft, en deze antwoordt: ‘Ik ben filosoof en mijn koopwaar is wijsheid.’ De vorst biedt honderd mark en ontvangt daarvoor één wijze raad: ‘Denk eerst na over de gevolgen voordat je ergens aan begint.’ De jonge koning laat de spreuk overal in zijn paleis als opschrift aanbrengen, en hij laat hem zelfs op zijn handdoeken borduren. De koning groeit uit tot een wijs en rechtvaardig vorst, die oog heeft voor de noden van de armen en verdrukten. Dit laatste wekt de wrevel van de edelen, die een barbier inhuren om de koning te vermoorden. De barbier moet bij het scheren de koning de keel afsnijden. De koning heeft echter een handdoek om de hals met de wijze spreuk erop. Als de barbier die leest ziet hij af van zijn snode daad en uiteindelijk biecht hij de waarheid op. Aldus werd de koning gered door een wijze raadgeving, die de honderd mark dus meer dan waard bleek te zijn.

In sommige versies van het sprookje koopt de koning drie wijsheden en redt hij zijn leven door zich er driemaal aan te houden. De middeleeuwse Gesta Romanorum bevat deze versie bijvoorbeeld, en ‘bezint eer gij begint’ is doorgaans een van de raadgevingen. In de Index exemplorum van Tubach staat de vertelling gecatalogiseerd als nr. 5324, ‘Wisdom Sold at Fair’ (‘a king buys three maxims and saves his life three times by following them’). Aldus gaat het at-910c-sprookje een nauwe verbintenis aan met het sprookje dat bij Aarne-Thompson als at 910b wordt onderscheiden: ‘The Servant's Good Counsels’. Ook dit sprookje heeft per definitie een moralistische inslag door de nadruk op de wijze adviezen. Het is opgetekend in Europa, het Midden-Oosten, China, en Midden- en Zuid-Amerika.

[pagina 419]
[p. 419]

Het at-910b-sprookje is onder andere opgenomen als achtste Groninger volksvertelling in Het boek van Trijntje Soldaats, gepubliceerd door mevrouw E.J. Huizenga-Onnekes in 1927. Aan deze publicatie zit een opmerkelijk verhaal vast. In het begin van deze eeuw vond mevrouw Huizenga-Onnekes tussen de haar nagelaten familiepapieren een smoezelig oud opschrijfboekje waarop het jaartal 1804 prijkte. Het schriftje bleek toebehoord te hebben aan haar betovergrootvader Gerrit Arends Arends en diens broer Klaas Arends. Als kind hadden zij de verhaaltjes erin opgetekend die zij hoorden van hun oude naaister Trijntje Wijbrands, die als bijnaam Trijntje Soldaats had. Hierdoor beschikken we thans over een kinderlijk onbevangen optekening van 18e-eeuwse sprookjesstof.

De achtste vertelling in Het boek van Trijntje Soldaats verloopt aldus: een Fransman die lange tijd in Duitsland heeft gewerkt, en nu naar huis wil terugkeren, krijgt tegen betaling van een dukaat drie wijze raadgevingen mee van een ‘wikster’ (waarzegster): 1. neem dezelfde weg terug als je heen gekomen bent, 2. bemoei je niet met andermans zaken, en 3. laat je boosheid een etmaal betijen (vgl. bezint eer ge begint). Onderweg sluiten zich twee reisgezellen bij hem aan. Bij een kruising willen die twee een kortere weg nemen, maar de man neemt dezelfde weg die hij op de heenreis gegaan was. Als de wegen weer bij elkaar komen hoort hij dat de twee reisgezellen vermoord zijn. Bij een kasteel aangekomen krijgt de man onderdak. De echtgenote van de kasteelheer blijkt in een grote vogelkooi te zitten en krijgt eten door de tralies. Wanneer de kasteelheer aan de man vraagt wat hij ervan denkt, zegt de man: ‘Ik bemoei me niet met andermans zaken.’ Hierdoor blijft de man ten tweede male behouden. Bang dat hij in een moordenaarshuis is terechtgekomen, vertrekt hij stiekem in alle vroegte. De gastheer laat hem echter terughalen en pepert hem in dat het niet netjes is om zonder afscheid te vertrekken. Dan mag hij weer gaan. Zodra de man zijn huis bereikt, ziet hij dat zijn vrouw gekust wordt door een jongeman. De man is zo boos dat hij de jongeling wel kan vermoorden, maar omdat hij een etmaal moet wachten, neemt hij zijn intrek in de herberg. De volgende dag gaat hij verhaal halen bij zijn vrouw. Dan krijgt hij te horen dat de jongeman zijn eigen, hoog opgeschoten zoon is die zijn moeder een kus kwam geven voor hij naar school ging.

Uit Groningen zijn nog twee aanverwante versies bekend, uit Friesland kennen we er drie. Ook hier deed het sprookje de ronde in de vorige eeuw, zoals de optekening door ds. L. Wagenaar getuigt. Op bepaalde details wijkt dit Friese verhaal van de Groningse versies af. Zo wordt bijvoorbeeld de hele voorgeschiedenis verteld: hoe een pasgetrouwde jonge man na een week al geen werk meer heeft en door een rijke heer in een koets wordt uitgenodigd om meteen zijn bediende te worden tegen duizend gulden per jaar. Zestien jaar lang blijft de jonge man bij de heer in dienst en ze reizen de hele wereld af. Als de man naar huis terugkeert ontvangt hij zestienduizend gulden en drie wijze raadgevingen. Deze raadgevingen zijn weer hetzelfde als in de Groningse sprookjes. Bij de kasteelheer zit de echtgenote niet opgesloten in een kooi, maar in een kast waar ze slechts uit mag komen om te eten. Ditmaal geeft de kasteelheer uiteindelijk ongevraagd uitleg: de echtgenote wordt gestraft voor haar ontrouw, en de kasteelheer is niet van zins om haar ooit te vergeven. De reiziger steltvoor om een paternoster voor haar te bidden, waarna de kasteelheer tot inkeer komt bij het horen van de woorden: ‘Vergeef ons onze schulden gelijk

[pagina 420]
[p. 420]

ook wij vergeven onzen schuldenaren.’ Thuisgekomen blijkt de echtgenote van de reiziger een hulpbehoevende wasvrouw te zijn, die kennelijk scharrelt met een jonge matroos. Van de kastelein van de herberg verneemt de reiziger dat de jonge matroos zijn zoon is. Even later maakt de man zich bekend aan de vrouw en de zoon en maakt hij alles weer goed, waarna ze in weelde kunnen leven.

In de jaren vijftig van deze eeuw tekende Tj.W.R. de Haan in Volendam een versie op uit de volksmond. In deze versie krijgt de man van zijn vader de drie goede raadgevingen als hij besluit zijn familie te verlaten en de wijde wereld in te trekken. Op aanwijzing van de vader blijft de zoon het rechte pad bewandelen. De reisgezel die een zijweg door het bos neemt, wordt vermoord. Onderdak krijgt de zoon ditmaal in een boerderij, waar een oud vrouwtje in een rolstoel uit de kast komt om mee te eten. Het is de moeder van de boer; haar straf wordt opgeheven omdat de reiziger zich niet nieuwsgierig toont. Na achttien jaar in den vreemde te hebben gewerkt, keert hij terug naar huis. Nu voorkomt de derde raadgeving dat de man een ongeluk begaat als hij zijn vrouw een jonge man ziet kussen die later zijn zoon blijkt te zijn.

Over vertellers en vertelsituaties uit het verleden zijn we niet altijd goed geïnformeerd, omdat de volkskunde pas tamelijk recent aandacht heeft ontwikkeld voor deze aspecten van de vertelcultuur. De Haan verschaft ons enige informatie over zijn Volendamse zegsman en over de Volendamse verteller van wie deze het sprookje weer gehoord had: ‘De zegsman is een zelfstandig denkende timmerman-aannemer. Hij hoorde de verhalen nagenoeg zestig jaar geleden in een gezellige kring, bijeengekomen om naar een verteller te luisteren, die er een kwartje per avond voor kreeg. Vooral op feestdagen geschiedde dit, met kerstmis en oudjaar. Een beroemd sprookjesverteller was “Kössie”, alias Klaas Schouten. Deze vrijgezel was vroeger visser geweest, op later jaren was hij zo'n “skarrelaar” die de vissers van de in zee blijvende botters naar de haven bracht.’

Vanuit het perspectief van het civilisatieproces weerspiegelen de wijze raadgevingen in deze sprookjes (at 910b en 910c) telkens bepaalde (West-Europese) beschavingsidealen. Tamelijk centraal staat de notie dat men impulsief gedrag dient te vermijden en het driftleven moet temperen. De sleutelbegrippen zijn: bedachtzaamheid, behoedzaamheid, respect en zelfbeheersing. Het komt erop neer dat men rationeel, weloverwogen en planmatig moet handelen, dat men de gevolgen van een daad moet overzien, zowel waar het 't eigen als andermans lot betreft. Men mag zich niet onnadenkend aan impulsen en emotionele daden overgeven (de moordaanslag). Behoedzaam en voorzichtig dient men zich door het leven te begeven, de gebaande wegen volgend en de zijwegen vermijdend. Wie afwijkt loopt risico (de bekende weg / het rechte pad). De beschaafde mens heeft respect voor andermans privacy, houdt rekening met andermans gevoelens, bewaart een zekere distantie, geeft geen aanstoot, mengt zich niet opdringerig in andermans aangelegenheden (de vrouw in de kooi/kast). Een van de belangrijkste aspecten in de West-Europese beschavingsontwikkeling is de externe eis van zelfbeheersing, de controle over het driftleven, het in de hand houden van de agressie en het onderdrukken van onlustgevoelens (moeder en zoon). Deze sprookjes tonen welk een profijt men van driftbeheersing en sociaal aangepast gedrag kan trekken, door te laten zien welke zware sancties er (kunnen) staan op het overtreden van de sociale regels, namelijk straf en dood. In het

[pagina 421]
[p. 421]

sprookje wordt de realiteit uitvergroot en vertekend weergegeven; de sancties zijn veel zwaarder dan gewoonlijk in het dagelijks leven, maar dat onderstreept wel het belang dat aan de regels gehecht wordt.

 

theo meder

teksten: Boekenoogen 1905b, pp. 53-57; Dykstra 1895-96, ii, pp. 65-68; De Haan 1957a; Huizenga-Onnekes 1927, pp. 27-31; Van der Kooi/Gezelle Meerburg 1990, nr. 49; Ter Laan 1930, pp. 193-195; Van der Vet 1902, pp. 317-319; De Vooys 1926, pp. 23-27, 351.
studies: at 910b en at 910c, Bolte 1896; Elias 1990; em i, kol. 1215-1217 en s.v. Die Klugen Ratschläge; Pichette 1991; Tubach 1969, nr. 4111, 5324; vdk pp. 374-375.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken