Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven
Afbeelding van Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenlevenToon afbeelding van titelpagina van Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.51 MB)

Scans (50.06 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Waterschoot



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(1937)–Maria de Lannoy–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

De gevaarvolle tocht.

Kaa, de groote groene kikkermoeder met haar kinderen Kaatje, Keetje, Kootje en Kiki lieten zich op de beek met het water meedrijven. Ze kwamen van heel ver en ze waren blij zonder inspanning verder te komen.

Het ging een tijdje goed, maar de beek werd breeder en woester en de strooming werd zoo sterk dat Kaa, die al veel ondervinding had opgedaan, ongerust werd.

Het was net of ze door het water weggezogen werden, altijd maar sneller. Zou er een waterval of zooiets in de buurt zijn? Het leek er wel op, maar Kaa kon niets zien, want de beek maakte hier een bocht.

[pagina 6]
[p. 6]

‘Opgepast voor de bocht!’ riep Kaa. ‘Naar het midden van de beek!’

De kikkerkinderen stuurden zoo goed mogelijk op het midden aan, om niet tegen den boomwortel, welke net op de bocht vooruitsprong, aan te botsen.

‘O, moeder, heerlijk!’ riep Keetje. ‘Ik vlieg over et water!’

‘Ja, leuk!’ riep ook Kootje.

Maar Kaatje, de oudste, zweeg en kleine Kiki werd angstig en drong dicht tegen moeder aan.

Toen ze de bocht voorbij waren, schrok Kaa eerst recht. Een eind verder rees een dikke steenen dam uit het water op, met een smallen watergang in het midden.

De beek stortte met geweld tegen den dam aan, alsof ze hem omver wilde loopen. Maar de dam stond pal en wierp haar met even veel kracht terug. Ziedend van toorn bleef ze een oogenblik kolken en draaien, om zich dan plots door den watergang te werpen. Kaa hoorde hoe zij aan den anderen kant van den dam donderend in de diepte stortte.

De kikkermoeder begreep, dat ze allen in levensgevaar verkeerden en dat ze snel ingrijpen moest. Ze moest er wat op vinden om uit de strooming te geraken, vóór ze bij den dam waren. Wanneer ze daar

[pagina 7]
[p. 7]

tegen aan geslingerd werden, dan was het met hen gedaan. Gingen ze door den watergang heen, dan werden ze waarschijnlijk aan den anderen kant ook doodgekwakt.

In doodsangst keek Kaa naar alle kanten uit. Aan omkeeren viel niet te denken. De zwemkunst der kikkers is niet tegen sterk stroomend water opgewassen. Ze moesten maar trachten zoo dicht mogelijk bij den kant te komen. Misschien vonden ze nog een kreekje of greppel.

Al vlugger en vlugger voerde de stroom hen mee, den dood te gemoet. Keetje en Kootje schenen het niet te begrijpen, want ze hadden een reuzepret.

‘Zwemmen!’ riep Kaa hen toe. ‘Zwemmen! Hierlangs! Vlug, 't wordt gevaarlijk!’

Ze had opgemerkt, hoe een deel van het water naar links wegzwenkte; daar moest een greppel zijn.

Kiki drong zich angstig tegen moeder aan en Kaatje spande alle krachten in om al zwemmend de aangewezen richting te bereiken. Het lukte haar ook, heelemaal links bij Kaa te landen.

Maar Keetje en Kootje luisterden niet; ze deden geen moeite om te zwemmen en lieten zich, kwakend van plezier, verder meevoeren, den gevaarlijken dam te gemoet.

[pagina 8]
[p. 8]


illustratie

Kaa merkte het gevaar. Vlug gaf ze Kiki een duwtje, zoodat hij met den kalmeren, veiligen stroom meedreef naar links, waar inderdaad een greppel was. Kaatje volgde vanzelf. Die twee waren dus voorloopig in veiligheid.

Keetje en Kootje waren de laatste plek, die nog veiligheid bood, reeds voorbij en werden nu meegesleurd in de steeds wilder en bruisender strooming. Nu zagen ze plots het gevaar voor zich oprijzen. Ze wilden terug, doch konden niet eens meer keeren en begonnen uit alle macht te gillen.

Kaa sloeg de lange, sterke achterpooten krachtig uit en zwom haar twee eigenwijze kinderen voorbij. Dan hield ze zich in en keerde met veel moeite om. Ze voelde zich achterwaarts gezogen door het kol-

[pagina 9]
[p. 9]

kende water en een oogenblik leek het wel of zij haar moederliefde met den dood zou bekoopen.

Maar Kaa was een oude, sterke kikkervrouw, een beroemde zwemster; in haar land hield zij het record voor vrouwelijke kikkers.

Weer sloeg ze met volle kracht de achterpooten uit, de zwemvliezen sterk gespannen, wist het een oogenblik op dezelfde plaats uit te houden en zwom dan terug, tegen den woesten stroom in.

Daar kwam Keetje al aandrijven. Kaa zwom met geweld op haar aan en door den schok der botsing maakte de kleine kikkermeid een halven draai links.

‘Zwemmen!’ riep Kaa. ‘Zwemmen voor je leven! Daarheen!’

Ze gaf Keetje nog een paar stevige stooten in den rug, naar den kant toe van de greppel, waar de strooming dadelijk veel zwakker was.

Keetje voelde zich nu goed op dreef en zwom uit alle macht naar de aangeduide plaats. Ze won veld en kreeg moed, trapte nog krachtiger en geraakte in de greppel.

Intusschen was Kootje echter zijn moeder voorbijgedreven en Kaa moest haar waagstuk herhalen. Ze had zich al erg moeten inspannen om haar dochtertje te helpen en nu viel het haar nog zwaarder om tegen

[pagina 10]
[p. 10]


illustratie

den stroom in te zwemmen. Het gelukte haar echter ook haar zoontje om te keeren. Maar deze had de schrik zoo te pakken, dat hij vergat te zwemmen en zich maar liet gaan. Kaa moest hem heelemaal opstuwen, naar de greppel toe.

Toen hij de reddende gleuf zag, sloeg hij eindelijk ook de beenen uit en zwom er alleen in. Het was meer dan tijd, want Kaa was heelemaal uitgeput en had alle moeite om er zelf te komen. Wat een geluk, dat Kaatje zoo'n verstandig, meegaand meisje was! Kaa zou geen derde kind hebben kunnen redden!

Ze keerde de greppel in en liet zich nu rustig drijven op de kalme strooming.

[pagina 11]
[p. 11]

Maar wat was dat? Plots verdween de hemel boven haar en bevond ze zich in een donkeren tunnel, waarvan het einde niet te zien was.



illustratie

Lieve hemel, waar zou dat eindigen? En had ze in deze onzekere duisternis haar kinderen gezonden?

‘Kaatje!’ riep ze, ‘Kaatje, waar ben je?’

‘Hier, moeder, in de tunnel!’ hoorde ze tot haar geruststelling. Het klonk echter tamelijk ver af.

‘En is Kiki bij je?’

‘Ja, moeder, Kiki is bij mij.’

‘En Keetje?’

‘Hier, moeder!’ klonk het jammerend. ‘O, ik weet niet waar ik ben! Het is zoo donker en ik heb zoo'n angst!’

‘Ik geloof, dat we hier doodgaan!’ jammerde Kootje eveneens, vlak vóór Kaa.

[pagina 12]
[p. 12]

Maar nu deze al haar kinderen in haar nabijheid wist, ongedeerd, kreeg ze weer moed.

‘Er is niets, waar jullie bang voor hoeven te zijn,’ verzekerde ze. ‘Hier is het veilig. Het gevaar ligt achter ons.’

Ze was niet zoo heel zeker van wat ze zei; ze had de laatste dagen zooveel doorgemaakt, dat het haar toescheen dat het gevaar overal loerde. Ze wilde echter haar kinderen niet angstig maken.

‘Kaatje!’ riep ze weer, ‘Kaatje, wacht even op me, maar hou Kiki goed bij je!’

‘Ja, moeder.’

‘En hou Keetje en Kootje ook tegen, wanneer ze bij je komen.’

‘In orde, moeder.’

‘Vooruit, Keetje en Kootje, zwemmen tot bij Kaatje.’

‘Ja, moeder.’

Ze zwom zelf ook een beetje, maar liet zich meedrijven op den zwakken stroom. Toen ze op haar kinderen stootte, die hier nu alle vier bij elkaar op haar wachtten, nam zij de leiding.

‘Ik zal voorgaan; volg me maar zoo kort mogelijk op de hielen,’ beval ze. ‘Je hoeft haast niet te zwemmen; je drijft zoo op de strooming.’

[pagina 13]
[p. 13]

Heelemaal gerust was ze niet, maar in dat kalme water kon hun toch niet veel overkomen. Eindelijk merkte ze een zwakken lichtschijn in de verte.

‘Vooruit! Zwemmen maar!’ riep ze vroolijk. ‘Ik zie het daglicht al!’

Het werd steeds lichter en ten slotte waren ze het gewelf boven hun kop kwijt en kwamen ze weer onder den vrijen hemel. De sloot, waarin zij zich nu bevonden, werd steeds breeder, maar bleef kalm; die moesten ze maar volgen.

‘Moeder, ik ben zoo moe!’ klaagde Keetje.

‘En ik heb zoo'n honger!’ drensde Kootje.

‘Jullie moeten niet zoo zeuren!’ zei Kaa. ‘Ik krijg grooten lust om jullie maar achter te laten!’

Keetje en Kootje wisten heel goed dat hun moeder dit niet meende, maar ze begrepen dat ze het haar al moeilijk genoeg gemaakt hadden en volgden zwijgend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken