Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Algemeen letterkundig lexicon (2012-....)

Informatie terzijde

Titelpagina van Algemeen letterkundig lexicon
Afbeelding van Algemeen letterkundig lexiconToon afbeelding van titelpagina van Algemeen letterkundig lexicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave




Downloads

Lexicon van drama en theater (5.97 MB)

Lexicon van de poëzie (8.51 MB)

Lexicon van de retorica (3.19 MB)

Lexicon van de verhaalkunst (6.00 MB)

Lexicon van literaire genres (18.94 MB)

Lexicon van de literatuurgeschiedenis (22.09 MB)

Lexicon van de algemene literatuurwetenschap (4.89 MB)

Lexicon van handschriftenkunde, boekwetenschap en editietechniek (23.36 MB)

XML (11.77 MB)

tekstbestand



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Algemeen letterkundig lexicon

(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

ballade-2

Etym: Fr. baller < Middeleeuws Lat. ballada < bal(l)are = dansen.

Van oorsprong een Frans anoniem danslied (volkslied), vanaf de 13de eeuw door de Noord-Franse trouvères en dan door m.n. Guillaume de Machaut (1284-1377), als cultuurlied beoefend (ballade primitive of ‘ballette’). Deze vorm van ballade bestond gewoonlijk uit drie strofen van niet minder dan 7 versregels, met telkens een refrein van één regel. De ballade is opgebouwd volgens het principe van de drieledigheid (tripartition): een strofe bestaat uit een kop (twee ‘stollen’ abab), gevolgd door de staart (een ‘overgang’ bc) en besloten met een refrein C (zie refrein-1): ababbcC. De oudste Middelnederlandse balladen vindt men in het laat-14de-eeuwse Brugse Gruuthuse-handschrift, bijv.:

Ne gheen solaes vor vrauwen minne!
Si sijn van herten reine!
Het lach een wijf van frisschen zinne
Bi haren boele alleine
In anders arem vast ghemeine.
Si helsden vaste omtrent de crop:
‘Ay mi, lieve Jacop! ai mi, lieve Jacop!’
(ed. Heeroma en Lindenburg, 1966, p. 286)

In de loop van de 15de eeuw onderging de ballade evenals het rondeel een vormverzwaring: het aantal versregels per strofe nam toe, de rijmschema’s werden ingewikkelder (nl. ababbcbc) en er werd een envoi van vier versregels, een opdracht aan de prins, aan toegevoegd met het rijmschema bcbc (‘petite ballade’). Daarnaast ontstond ook een ballade met drie tienregelige strofen met rijmschema ababbccdcd en een vijfregelig envoi met rijmschema ccdcd, ‘grande ballade’ genoemd. Het laatste vers van de eerste strofe wordt in de ballade telkens als refrein herhaald in de volgende strofen en in het envoi (grande). Vandaar ook de benaming refrein (zie refrein-2) voor deze dichtvorm. Deze vorm van ballade kende een hoogtepunt bij François Villon (tweede helft 15de eeuw), o.m. met zijn ‘Ballade des dames du temps jadis’ (petite ballade) en ‘Ballade des pendus’ (grande ballade). De zestiende-eeuwse chant royal, nog grootser van opzet, nl. vijf strofen van elf verzen, gevolgd door een envoi, wordt door sommigen als een aparte vorm van (grande) ballade beschouwd. Voorbeelden van Nederlandse rederijkersballaden, waar echter het envoi vervangen wordt door een sententie, vindt men bij Anthonis de Roovere. Bijv.:

Hoe net een houeken staet ghegroeyt
Met soete cruydekens wel ommestelt
Hoe vriendelijck dat elck bloemken bloeyt
Daer elcken lustighen sin naer helt
Nochtans des wijnters swaer ghewelt
Verdrijft de schoonheydt vanden coluere
Dat hooghe stondt / wordt neder ghevelt
Want naer tzoete commet suere enz.
(De gedichten van Anthonis de Roovere, ed. Mak, 1955, p. 301-302)

In de renaissance hield de ballade op te bestaan als artistieke creatie op niveau. Pas tijdens de preromantiek gingen dichters weer balladen schrijven. Deze vertonen echter geen enkele overeenkomst in vorm en inhoud met de hierboven beschreven ballade. De dichters uit de romantiek lieten zich veeleer inspireren door de volksballaden (ballade-1).

Lit: G. Kalff, Het lied in de Middeleeuwen (1884), p. 52-250 • S.A.P. Jansen, Verkenningen in Matthijs Casteleins Const van rhetoriken (1971), p. 140-144, 145-154 • J. Reynaert, ‘Aspecten van de dichtvorm in het Gruuthuse-liedboek’ in Spiegel der letteren 29 (1987), p. 165-195 • F. Willaert, ‘Het minnelied als danslied. Over verspreiding en functie van een ballade-achtige dichtvorm in de middeleeuwen’ in F.P. van Oostrom & F. Willaert (red.), De studie van de Middelnederlandse letterkunde. Stand en toekomst (1989), p. 71-91 • Id., ‘”Wel an, wel an, met hertzen gay”: minneliederen en hofdansen in de veertiende eeuw’ in Literatuur 9 (1992), p. 8-14.

ballade-1 ballet
thematisch veld:

Lyrische en poëtische genres
Dansliederen
Rederijkersvormen
Traditionele of klassieke versvormen

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken