Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Algemeen letterkundig lexicon (2012-....)

Informatie terzijde

Titelpagina van Algemeen letterkundig lexicon
Afbeelding van Algemeen letterkundig lexiconToon afbeelding van titelpagina van Algemeen letterkundig lexicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave




Downloads

Lexicon van drama en theater (5.97 MB)

Lexicon van de poëzie (8.51 MB)

Lexicon van de retorica (3.19 MB)

Lexicon van de verhaalkunst (6.00 MB)

Lexicon van literaire genres (18.94 MB)

Lexicon van de literatuurgeschiedenis (22.09 MB)

Lexicon van de algemene literatuurwetenschap (4.89 MB)

Lexicon van handschriftenkunde, boekwetenschap en editietechniek (23.36 MB)

XML (11.77 MB)

tekstbestand



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Algemeen letterkundig lexicon

(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

iconiciteit

Etym: Gr. eikoon = gelijkenis, beeld, afbeelding.

Begrip uit de semiotiek van C.S. Peirce dat ook in de linguïstiek en de literatuurstudie gehanteerd wordt. Een icon is een teken waarvan de vorm een gelijkenis vertoont met datgene waarvoor het staat. Zo heeft een schilderij een iconische relatie met wat het voorstelt, en hebben visuele poëzie (bijv. figuurgedicht, kalligram) en grafische tekstprocedés (grafisme) in het algemeen een iconische dimensie. Tekens kunnen min of meer iconisch zijn, naar gelang van de precisie van de voorstelling. Soms vervaagt hun oorspronkelijke iconiciteit na verloop van tijd, zodat het teken puur conventioneel of ongemotiveerd wordt (zgn. symbool); zie ook motivatie.

Met het begrip diagrammatische iconiciteit duidt Peirce een relatie van isomorfisme aan tussen teken en betekende. De term diagram duidt op een complex teken dat voor een complexe werkelijkheid staat: tussen de onderdelen van beide bestaat niet noodzakelijk een gelijkenis, zegt Peirce, maar de iconiciteit betreft hier de onderlinge functionele relaties tussen de delen van het diagram (enerzijds) en die van de gerepresenteerde werkelijkheid (anderzijds). Zo is elk individueel huisnummer een arbitraire, symbolische aanduiding voor het huis dat het representeert, maar in de onderlinge relaties tussen resp. de reeks van huisnummers en de reeks van huizen in een straat herkennen we wél een relatie van (diagrammatische) iconiciteit: het is geen toeval dat de huizen met de nummers 12, 14 en 16 naast elkaar liggen, met huis nummer 14 tussen beide andere in.

Vooral sinds F. de Saussure is het bekend dat taal hoofdzakelijk bestaat uit symbolische tekens (arbitrariteit van het taalsysteem; vgl. cratylisme). Klanknabootsingen en klanksymboliek vormen de erkende uitzonderingen. Meer en meer echter brengt de moderne linguïstiek, overigens in het spoor van een intuïtie van De Saussure zelf, het feit op de voorgrond dat de regels waarmee de combinaties van taaltekens tot stand komen (grammatica), helemaal niet zo arbitrair zijn en vaak een soort diagrammatische iconiciteit realiseren t.a.v. de verwoorde werkelijkheidsopvatting. Zo wees R. Jakobson al op de relatieve iconiciteit van Caesars beroemde ‘veni, vidi, vici’: de woorden zelf zijn arbitrair, maar hun grammaticale/tekstuele plaatsing weerspiegelt de lineaire volgorde der gebeurtenissen.

Ook in de literatuurstudie heeft men gewezen op bepaalde iconische effecten die het traditioneel arbitrair geachte taalteken toch kunnen kenmerken. Zo geeft H.C. ten Berge (1938) in zijn gedicht ‘Maker en model’, handelend over een spiraalvormige beweging, hiervan een typografische uitbeelding door de regels zo onder elkaar te plaatsen, dat ze de indruk wekken van een spiraalvormig voorwerp:

    ik beschrijf
een spiraal
    naar het wit woordkristal
dat als laatste prijs wordt gegeven

 waarna hij een bepaald soort wenteltrap (met alle gevolgen van dien) aldus uitbeeldt:

ik hak
    en schep
een wenteltrap
    die treden
           mist
zodat ik in mijn leegte stap
           en val
(De witte sjamaan, 1973, p. 8).

De toepassing van dit principe kan ook op andere niveaus dan het visuele plaats vinden. Zo hanteert Nijhoff de doorgaande ritmische beweging van het enjambement graag op plaatsen waar een bewegingsnotie wordt uitgedrukt:

wij voelden hoe een groot
Waaien ons aangreep, hoe de wieken van de
Vaart van den tijd ons droegen naar den dood
(VG, 19744, p. 108).

Meer in het algemeen nog toont de structuralistische tekstanalyse hoe elk individueel taalteken in de literaire tekst allerlei relaties aangaat met andere elementen in de tekst (functie), waardoor het met extra betekenissen beladen wordt; zelfs ‘vormelijke’ kenmerken kunnen hierdoor ‘gesemantiseerd’ worden. De literaire tekst verwerft aldus een totaalbetekenis die meer omvat dan gewoon de som van de betekenissen van de samenstellende taalcomponenten. Ten gevolge van dit betekenissurplus verliezen de taalcomponenten van de literaire tekst hun arbitrariteit: er ontstaat een onoplosbare gelijkenis (iconische relatie) tussen de tekst en zijn betekenis, waarbij vorm- en inhoudsaspecten wederzijds gemotiveerd zijn. Het is op grond daarvan dat het adequaat vertalen van poëzie (‘poetry is what gets lost in translation’, Robert Frost) of zelfs het parafraseren ervan (heresy of paraphrase) vaak voor onmogelijk wordt gehouden.

Lit: W. Bronzwaer, ‘Poëzie en iconiciteit’ in Forum der letteren 31 (1990), p. 93-103 • G. Dorleijn, ‘“Je bent in Groningen, maar hier”: enkele opmerkingen over iconiciteit’ in R.T. Segers e.a. (red.), Visies op cultuur en literatuur (1991), p. 123-130 • G.J. Vis, ‘Iconiciteit en ritme: klankexpressie bij Nijhoff’ in Forum der letteren 32 (1991), p. 47-61 • M. Hiraga & J. Rodwanska-Williams (red.), Metaphor and iconicity (1994) • J.D. Johansen, ‘Iconicity in literature’ in Semiotica 110 (1996), p. 37-56 • M. Nanny & O. Fischer (red.), Form miming meaning: iconicity in language and literature (1999) • O. Fischer & Chr. Ljungberg (red.), Iconicity in language and literature (reeks, 1999-).

ico(o)n zie iconiciteit iconografie
thematisch veld:

Literatuurtheoretische concepten en tekstinterpretatie

Moderne stilistiek en taalkunde
Algemene concepten uit de taalstudie
Spelling en (typo)grafische aspecten

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken