Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Algemeen letterkundig lexicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave




Downloads

Lexicon van drama en theater (4,42 MB)

Lexicon van de poëzie (4,93 MB)

Lexicon van de retorica (1,60 MB)

Lexicon van de verhaalkunst (3,58 MB)

Lexicon van literaire genres (13,26 MB)

Lexicon van de literatuurgeschiedenis (15,36 MB)

Lexicon van de algemene literatuurwetenschap (2,33 MB)

Lexicon van handschriftenkunde, boekwetenschap en editietechniek (19,90 MB)



Genre
sec - letterkunde

Subgenre
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Algemeen letterkundig lexicon

(2012-....)–anoniem Algemeen letterkundig lexicon

Vorige Volgende

spectator

Etym: Lat. spectator = beschouwer, beoordelaar < spectare = beschouwen.

Tijdschrift, meestal een weekblad, uit de 18de eeuw met – in het kader van de Verlichting – een burgerlijk-didactisch-moraliserend karakter. Anders dan de daarvoor reeds bestaande geleerdentijdschriften uit de Republiek der Letteren en de nieuwsbladen en satirische tijdschriften richten de spectatoriale geschriften zich op de volksopvoeding. Dat gebeurt door middel van de fictieve figuur van de Spectator, de beschouwende, filosofisch ingestelde, relativerende en amuserende bedaagde vrijgezel die via (meestal fictieve) ingezonden brieven en zedenschilderingen zijn publiek onderhoudt.

De spectator als genre ontstaat naar het voorbeeld van de Engelse Tatler (1709-1711), Spectator (1711-1712) en Guardian (1712-1713) van Richard Steele en Joseph Addison. In Duitsland – waar de eerste spectator reeds in 1713-1714 verschijnt, nl. Matthesons Vernünftler – worden de spectatoriale geschriften ‘Moralische Wochenschriften’ genoemd. In Frankrijk heten ze ‘spectateur’, bijv. Le Spectateur Français (1722). De eerste Nederlandse spectator is wellicht de Examinator (1719-1721); de meest bekende is De Hollandsche Spectator van Justus van Effen die in 360 nummers verscheen in de jaren 1731-1735 en herdrukt werd in 6 delen in 1756 (bloemlezing: Ernst en boert uit den Hollandschen Spectator van Justus van Effen, z.j.; reprint dl. 1, ed. Buijnsters, 1984; ed. Stelwagen, 1889).

In Nederland verschenen in de 18de eeuw meer dan honderd originele, vertaalde en vreemdtalige spectatoriale geschriften, bijv. De Philosooph van Cornelius van Engelen, De Denker, de Examinator van Willem van Ranouw, De Philanthrope, De Algemeene Spectator, De Babbelaar, De Koopman en De Vrouwelijke Spectator. Een aantal daarvan fungeert als een soort verenigingsblad van in die tijd opgerichte genootschappen van gegoede burgers waarin de koffiehuisdiscussies over actuele (echter geen politieke, maar wel ethisch-religieuze) onderwerpen aan de orde komen.

De spectators hebben een maatschappijbevestigende functie; het lezerspubliek moet dan ook onder de bourgeoisie gezocht worden. Omstreeks 1780 wordt de rol van de spectator overgenomen door enerzijds de moraliserende roman en anderzijds door meer politiek geïnteresseerde patriottische bladen.

Lit: J. Hartog, De spectatoriale geschriften van 1741-1800 (18902) • P.J. Buijnsters, Spectatoriale geschriften (1991).

species pro genere speculum zie spiegel

thematisch veld:

Diverse publicatievormen
Periodieke publicatievormen

Vorige Volgende