Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Algemeen letterkundig lexicon
Toon afbeeldingen van Algemeen letterkundig lexicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave




Downloads

Lexicon van drama en theater (4,42 MB)

Lexicon van de poëzie (5,01 MB)

Lexicon van de retorica (1,62 MB)

Lexicon van de verhaalkunst (3,59 MB)

Lexicon van literaire genres (13,34 MB)

Lexicon van de literatuurgeschiedenis (15,45 MB)

Lexicon van de algemene literatuurwetenschap (2,36 MB)

Lexicon van handschriftenkunde, boekwetenschap en editietechniek (19,90 MB)

XML (11,37 MB)

tekstbestand



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Algemeen letterkundig lexicon

(2012-....)–anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

cantate

Etym: It. gezongen stuk < Lat. cantare = zingen.

Term uit de literaire en muzikale genreleer voor een zangstuk – meestal een gelegenheidsstuk – met instrumentale begeleiding voor een of meer solistische stemmen en (meestal) een koor. De cantate is vaak een gevarieerd geheel van verschillende onderdelen, zoals aria's, recitatieven, stukken voor koor en voor orkest. De cantate is ontstaan in de tijd van de renaissance. Men maakt onderscheid tussen de geestelijke (veelal kerkelijke) cantate, voortgekomen uit het motet, en de wereldlijke cantate, voortgekomen uit het madrigaal. In de tijd van J.S. Bach (1685-1750) beleefde de cantate een bloeitijd.

De eerste oorspronkelijke Nederlandstalige cantate is de onuitgegeven ‘Proeve van een lofzang, om te worden gesteld in muziek’ onder de titel De komst van den Messias van Onno Zwier van Haren (1713-1779). H. van Alphen (1746-1803) was de eerste Nederlandse dichter die cantaten uitgaf: De doggerbank, De sterrenhemel en De hoope der zaligheid (1783), voorzien van een theoretische verhandeling. In de 19de eeuw zijn veel cantates geschreven, in Noord-Nederland o.a. door J. Kinker (1764-1845), W. Hecker (1817-1909) en H.J. Schimmel (1823-1906), en in Zuid-Nederland door o.a. J. de Geyter (1830-1905) en E. Hiel (1834-1899), beiden met P. Benoit als componist. Andere bekende tekstdichters van cantates zijn Guido Gezelle (1830-1899), J.J.L. ten Kate (1819-1889) en Karel van de Woestijne (1878-1929).

In de 20ste eeuw bloeit in kerkelijke (met name rooms-katholieke en lutherse) kring de godsdienstige cantate.

Vergeleken met het oratorium is de cantate beperkter van omvang.

Lit: Cantate (red. Augustinianum) (1950) • F. Schmitz, Geschichte der Kantate und des geistlichen Konzerts (1914) • C. de Nys, La cantate (1980) • D. Tunley, The eighteenth-century French cantata (1997).

canso canticum-1

thematisch veld:

Lyrische en poëtische genres
Gelegenheidspoëzie
Religieuze poëzie
Zangteksten en poëzie over muziek

Vorige Volgende