Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Algemeen letterkundig lexicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave




Downloads

Lexicon van drama en theater (4,42 MB)

Lexicon van de poëzie (4,93 MB)

Lexicon van de retorica (1,60 MB)

Lexicon van de verhaalkunst (3,58 MB)

Lexicon van literaire genres (13,26 MB)

Lexicon van de literatuurgeschiedenis (15,36 MB)

Lexicon van de algemene literatuurwetenschap (2,33 MB)

Lexicon van handschriftenkunde, boekwetenschap en editietechniek (19,90 MB)



Genre
sec - letterkunde

Subgenre
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Algemeen letterkundig lexicon

(2012-....)–anoniem Algemeen letterkundig lexicon

Vorige Volgende

speelhuis

Begrip uit de dramatheorie voor een aan alle vier kanten afgesloten ruimte (veelal met gordijnen) op het toneel van de rederijkers. Het speelhuis is kleiner dan het toneelplatform en er zo op geplaatst dat ervóór, en vaak ook ernaast, ruimte overblijft. Als het toneelstuk dat vereiste, was het speelhuis voorzien van een bovenverdieping. Het speelhuis had verschillende functies: als een spel van zinne een toog of tableau vivant bevatte, werden die in het speelhuis opgesteld. Daarnaast waren er drie andere gebruiksmogelijkheden:

•Er kon aan een handeling op het voortoneel een tweede handeling worden toegevoegd die zich tegelijkertijd (simultaantoneel) maar op een andere plaats afspeelde;
•Men kon het spel laten verspringen naar een andere plaats van handeling waar het kon worden voortgezet met (grotendeels) andere personages;
•Het voortoneel kon vergroot worden door er een compartiment aan toe te voegen. Tussen de zo ontstane ruimten bestond continuïteit, zodat personages de grens ertussen in woord en daad konden overschrijden.


illustratie
Tableau vivant in een speelhuis (1496). [bron: R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p. 59].


Lit: W.M.H. Hummelen, ‘Typen van toneelinrichting bij de rederijkers’ in Studia Neerlandica 1 (1970-1971), p. 59-109 • W.M.H. Hummelen, ‘Het tableau vivant, de “toog”, in de toneelspelen van de rederijkers’ in Tijdschrift Nederlandse taal- en letterkunde 108 (1992), p. 193-222 • B.A.M. Ramakers, Spelen en figuren (1996).

speelhandeling speelmanspoëzie

thematisch veld:

Analyse van drama en theater
Theaterbouw en apparatuur

Vorige Volgende