Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De warachtighe fabulen der dieren (1567)

Informatie terzijde

Titelpagina van De warachtighe fabulen der dieren
Afbeelding van De warachtighe fabulen der dierenToon afbeelding van titelpagina van De warachtighe fabulen der dieren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.97 MB)

ebook (24.51 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Illustrator

Marcus Gheeraerts



Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek
fabel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De warachtighe fabulen der dieren

(1567)–Eduard de Dene–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

[Mieren ende Crekel]

 
Ieghens des noodts tijt,
 
Wel zoorchvuldich zijt.

 



illustratie

Eccl. 9.

 
NAerstich wilt wesen t'allen saeysoene
 
Al wat v voor handen comt te doene
 
Doet dat vrolicken t'uwer noodt:
 
Gaet dan met blijdtschap eten v broodt,
 
En drijnct uwen wijn met goede moede
 
Zoo suldy bewaerdt zijn van ieghenspoede.

Prouer. 28.

 
DIe oeffent zyn Acker, als tot aerbeyt wacker
 
Sal hebben broots ghenouch:
 
Maer wie ledich gaet, sal met ellende quaet
 
Vervult wesen vrouch.
[pagina 27]
[p. 27]

Mieren ende Crekel.

 
EEn groot ghecriel van Mieren an tswaters stroom
 
Hadden neerstich huerlieder Ougst in ghedaen
 
Logierende ghesparich in eenen hollen boom
 
Daer zijnde wel voorzien van goet terwen graen:
 
Eer dat zy den Zomer voorby lieten gaen,
 
Op dat zy inden winter daer by mochten leuen
 
Den Creckel cam derwaerts al sprijnghende zaen,
 
Die (duer noodt) gheerne hadde wat in ghwreuen:
 
Die niet helpt bezueren, salmen t'zoete niet gheuen.
 
 
 
¶ Den Crekel hiesch van de prouande een deel
 
Want van hongher ghevoelde hy zeer groot lijden:
 
Maer de Mieren ontzeyden hem dat gheheel
 
Ende en creech anders gheen troostich verblijden
 
Hem vraghende, wat hy te zomers tijden
 
Meest hadde ghedaen, ofte te doene plochte?
 
Hy zeyde int Cooren hieldt ick mijn bevrijden
 
Daer ick zoorgheloos mijnen tijt ouerbrochte
 
Om den wijnter dacht ick niet, hoet varen mochte.
 
¶ Wy sullen als de Miere zoorghe draghen
 
En te wijlent wy hebben t'zomers behaghen
 
Dats inde Ioncheyt, noch sterck synde en goene,
 
Zullen ieghens den Winter, dat syn d'oude daghen:
 
Eer wy andere claghen, ende hebben van doene,
 
Neerstich zijn om ons, en andere te voene.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken