Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bavianen en slijkgeuzen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bavianen en slijkgeuzen
Afbeelding van Bavianen en slijkgeuzenToon afbeelding van titelpagina van Bavianen en slijkgeuzen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.80 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (1.39 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Opstand
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bavianen en slijkgeuzen

(1974)–A.Th. van Deursen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt


Vorige Volgende
[pagina VIII]
[p. VIII]

Gebezigde afkortingen

Acta Acta van de classis
A.R.A. Algemeen Rijksarchief, Den Haag
G.B. Gemeentelijke Bibliotheek
Not. Notulen van de kerkeraad van
Res. Resolutiën

[pagina IX]
[p. IX]

Woord vooraf

‘Mijn ziel heeft een gruwel van de calvinisten’. Met deze boodschap aan zijn vrouw nam de remonstrantse predikant Hendrik Slatius in 1623 afscheid van het leven, dat hij als samenzweerder tegen de veiligheid van de staat had verbeurd. Hij behoort tot de zeer weinige Nederlanders, die op het schavot gebracht zijn om hun haat tegen de leer en volgelingen van Calvijn. De martelaarskroon heeft hij er niet mee verdiend, want de rechtmatigheid van dit doodvonnis is nooit in twijfel getrokken. Doch wel hebben zeer velen sindsdien Slatius' belijdenis tot de hunne gemaakt: mijn ziel heeft een gruwel van de calvinisten. Daarbij dachten ze gewoonlijk niet in de eerste plaats aan het lijdende en strijdende calvinisme van de zestiende eeuw, dat zelf martelaren voortbracht, en kracht gaf aan de opstand tegen Spanje. Maar van Petrus Datheen tot Abraham Kuyper heeft het triomferend calvinisme altijd een slechte pers gehad, ook dus de zegevierende Dordtse synode van 1618 en 1619.

Toch streefden de overwinnaars van Dordrecht hetzelfde doel na als hun voorzaten van de zestiende eeuw. De calvinisten hebben eerst een plaats voor hun kerk willen veroveren in de strijd tegen Spanje. Toen de opstand in Holland eenmaal geslaagd was, hebben zij geen moeite gespaard om te zorgen dat deze kerk hun eigen calvinistische type zou gaan vertonen. Dit calviniseringsproces mocht nog maar nauwelijks voltooid heten, toen de remonstranten met steun van de Staten van Holland een poging ondernamen die kerk toch weer van binnen uit te veranderen. Het calvinisme bleek echter sterk genoeg om de aanval af te slaan. Dordrecht besliste dat de hervormde kerk voort zou gaan op de sinds 1572 ingeslagen weg.

Deze ontwikkelingen willen wij in dit boek voor de provincie Holland gaan schetsen.

Het eerste deel beschrijft de hervormde kerk zoals ze was en zoals ze wilde zijn ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt, onder invloed van de calvinisering. Het tweede deel tracht duidelijk te maken hoe en waarom de remonstrantse acties mislukten. In beide delen staat de gemeente centraal, het kerkvolk. Gewone lidmaten, als massa gezien, maar ook als individuen. Waarom gingen ze naar de hervormde kerk? Wat zochten ze, wat vonden ze? Had hun kerkgang veel of weinig te maken met hun dagelijks

[pagina X]
[p. X]

leven? Ervoeren ze de godsdiensttwisten van het twaalfjarig bestand als hun eigen zaak, en namen ze er persoonlijk aan deel?

Wie op zulke vragen antwoord zoekt, komt voor verschillende problemen te staan. In de eerste plaats heeft het moderne, kwantitatief gerichte onderzoek de historicus in staat gesteld de uitwendige levensomstandigheden van vroeger tijden beter te leren kennen. De kwalitatieve geschiedschrijving kan echter van deze methoden minder gemakkelijk profiteren, als zij in de historische werkelijkheid wil binnendringen. Ze kan minder zekerheid bieden, en blijft speculatiever van aard. In de tweede plaats is juist de bevolkingsgroep die wij hier op het oog hebben het moeilijkst kenbaar. De ontwikkelden, de culturele élite, laten doorgaans zelf getuigenis na over hun doen en laten. Volkscultuur, daarbij inbegrepen het kerkelijk leven van dat volk, is dikwijls alleen te reconstrueren met indirecte middelen. In de derde plaats is in de beschrijving van zeventiende-eeuws geestelijk leven de aandacht veelal uitgegaan naar het aparte en bijzondere: collegianten, reformateurs, mystici en irenici. Het meest algemene - de hervormde gemeente - heeft altijd relatief gesproken de minste belangstelling genoten.

Geheel en al oplosbaar zijn deze problemen niet. Ik meende dat de moeilijkheden slechts op één manier enigszins te ondervangen waren: door een zo breed mogelijke oriëntatie in het bronnenmateriaal. Vooral natuurlijk kerkelijke bronnen, dus kerkeraadsnotulen en classicale acta. Maar verder ook correspondentie van overheidsorganen, papieren van de criminele justitie, pamfletten, stichtelijke lectuur, letterkundige geschriften, stads- en dorpsgeschiedenissen. Tot op zekere hoogte heb ik daarbij naar volledigheid gestreefd, maar juist dat streven legt ons altijd beperkingen op. Daarom heb ik mij bepaald tot de provincie Holland, omdat deze het best kenbaar is, de meeste algemene betekenis heeft, en het meest in beroering gebracht is door de bestandstwisten.

Echter ook redenen van zuiver practische aard hebben de omvang van het onderzoek begrensd. Het materiaal is verzameld in Den Haag. Daarom heb ik vrijwel geen pamfletten geraadpleegd uit andere collecties dan die van de Koninklijke Bibliotheek, noch ook stukken uit de Hollandse gemeentelijke archieven. Belangrijker nog is dat ik niet alle kerkeraadsnotulen in handen heb gehad. Van de Amsterdamse heb ik afgezien, in goed vertrouwen dat ik hier wel op de boeken van dr. R.B. Evenhuis kon afgaan. Om dezelfde reden heb ik de acta van de classis Dordrecht niet geraadpleegd voor de periode die dr. C.A. Tukker in zijn dissertatie heeft ontsloten. Maar overigens heb ik wel de medewerking ingeroepen van alle hervormde kerkelijke archiefbeheerders, voor de raadpleging van notulenboeken ouder dan 1625. De meerderheid bleek bereid deze kostbare bezittingen tijdelijk in het Algemeen Rijksarchief te deponeren. Een minderheid meende dat niet te kunnen verantwoorden, en wilde alleen raadpleging ter plaatse toestaan. Ik kan dat standpunt begrijpen, maar de tijd ont-

[pagina XI]
[p. XI]

brak mij voor een archiefreis van enkele maanden langs twintig Hollandse steden en dorpen. Ik heb mij daarom tevreden gesteld met de notulen van de veertig die wel meewerkten. Ik betuig hun daarvoor gaarne mijn dank, in het bijzonder de archivaris van de hervormde kerk, dr. J.P. van Dooren.

Zo kwam dus in het bronnenmateriaal een volstrekt willekeurige selectie tot stand, maar de betrouwbaarheid van de verkregen resultaten wordt daardoor vermoedelijk niet aangetast. Op één belangrijk punt blijft desalniettemin kritiek zeer goed mogelijk: men kan menen dat het beeld van de hervormde kerkganger scherper zou worden als wij hem konden neerzetten tegen de bredere achtergrond van de gehele Hollandse volkscultuur in de ruimste zin van het woord. Dat is inderdaad ook mijn overtuiging. Practische bezwaren - de omvang van dit boek, en de subsidiëringsmogelijkheden - hebben de realisering van dat plan echter belet. Ik hoop evenwel dat deze studie nog eens binnen niet al te lange tijd een complement zal kunnen vinden in een monografie over de Hollandse volkscultuur. Niettemin zou ik wensen dat toch ook dit boek in deze vorm al iets kan bijdragen tot het begrijpen van gewone Hollanders in de vroege zeventiende eeuw.

Om hen is het begonnen. Vandaar ook de titel Bavianen en Slijkgeuzen, schimpnamen uit de volkstaal, in plaats van het neutralere Remonstranten en Contra-Remonstranten. Natuurlijk is het onmogelijk de bestandstwisten te bespreken zonder iets te zeggen over Arminius en Gomarus, of Maurits en Oldenbarnevelt. De vragen waarop we vooral antwoord zoeken rijzen echter niet in de vergaderzaal van de Staten van Holland of in de auditoria van de Leidse universiteit, maar in de dorpskerk, in de herberg, en niet zelden ook midden op de straat waar de passie zich in het naroepen van slijkgeuzen of bavianen kan ontladen. Zeker bedoelt deze titel niet het belang van het bestandsconflict te relativeren, integendeel. Veeleer is dit boek resultaat van de overtuiging dat die strijd met grote ernst en volledige inzet gevoerd werd, juist op het niveau van de bavianen en de slijkgeuzen.

 

A.Th. van Deursen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken