Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven van Frank Rozelaar (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven van Frank Rozelaar
Afbeelding van Het leven van Frank RozelaarToon afbeelding van titelpagina van Het leven van Frank Rozelaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.87 MB)

Scans (16.35 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Harry G.M. Prick



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven van Frank Rozelaar

(1982)–Lodewijk van Deyssel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

Dinsdag, 18 Januarie 1898, ochtend

Ik heb gewandeld over een mij wel bekenden weg, waar niemant ging. In den zwaren mist zag ik toch in de verte een kleine gestalte dwalen.

Kleine bloemetjes, die als zij Jong zijn heel licht zijn van kleur, maar bij het ouder worden donkerder worden tot zij heel donker en gerimpeld sterven, beefden mij tegen.

Wandelend door den mist hoorde ik van verre een kind mij roepen. Stil staand, riep ik ook. En hij riep weder, vragend waar ik was.

Ik heb wachtend gekeken naar waar de weg zich afbuigt tusschen de witte struiken, maar heb hem niet zien komen.

Ik heb het kind gevonden in een sombre kamer, bleek en koud. Hij had mij niet geroepen en mij niet roepen hooren.

Toen dacht ik: Het is goed. De dingen stonden zoo stil en goed. Een kannetje, dat ik wel ken, daartegen kwam lichtelijk iets door mijn oogen beven.

Het was daar groen en schaduwen, die geleken naar schaduwen van smalle boomenstammen, waren op het bleek verlichte groen.

Een wezen, dat mij wel scheen een lieve vrouw te wezen, bevond zich voor dat groen. De kleur van haar gewaad was wit. Glansend oranje geel, als een groot sieraad, was boven-aan aan haar gewaad.

Aan hare voeten zaten schoone kinderen. Zij hadden blanke, zeer verlichte gezichten. Zij hadden kleine roode wangen. Zij hadden blauwe oogen. Zij zagen mij aan. Zij zagen mij soms wel verwonderd aan, maar spraken toch. Zij schenen mij goed te kennen.

Ik begreep niet goed, hoe ik daarbij behoorde.

Ik kon het niet gelooven, dat het waarlijk zoo was.

Een licht er in ons midden was, geel goud van kleur. Het was zacht en onbeweeglijk in de stilte en duisternis.

*

[pagina 202]
[p. 202]

Te midden van de ranke takken van de schemering, zag ik mij in een blijde worsteling met een half donkren knaap. Hij had groote glansend zwarte oogen in een wit blank gelaat. En zag soms stil naar mij op als naar een hoogen vreemdeling.

Door mijne gedachte toog een vreemde huivering.

Mijn God. Van waar was Die op eens gekomen. Van waar wras Die neêrgedaald. Door welken ingang was ik daar gekomen. Hoe hadden wij in donker elkaêr aan-geraakt.

Mijn God, wat zijt gij schoon in donker. Hoe hebt gij in donker mij wéêr gevonden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken