Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 2. De kleine republiek (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De kleine republiek
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 2. De kleine republiekToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De kleine republiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.87 MB)

Scans (19.05 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 2. De kleine republiek

(1920)–Lodewijk van Deyssel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

V.

Willem was alleen, binnen de dof geel licht schemerende slaapzaal, in zijn afgedofduisterde kamerhokje, met de hoog krinkelende duister-witte gordijnplooyen van-voren en de stug donker koud opvlakkende bruinhout-wanden op-zij en de wit-steenen duisternis-afwemelende muur van-achteren. Hij stond met klein bange bewegingen tusschen het bed en het tafeltje, tusschen de kast en het gordijn. Zwaar huiverritselde de boosvreemde nieuwigheid aan zijn wangen, als van koud lood. En, opgeängst tot uiterste akeligbenauwende droefheid, met de door de kuchende, frommelende, schuifgeluidende en door een eenzamen beenstap verroerde stilte aanheeschende meesmuilen ginnegappingen, sloeg zijn troost-zoeken het waarnemend bedenken van het tegenwoordige om-hem-heen weg, en smeet het grovig kleine vrouwenhoofd van Mietje de kindermeid in zijn verbeelding, en de hem innige en vertrouwelijke wangen en oogen van Mietje waren in zijn denken heerlijk helder met het frissche wangenvleesch en het zuivere oogengroen, en het prettig-bekende verledene met haar hoofd dicht-bij het zijne, haar gemeenzaam sprekende mond, midden en hoog in dezen goren begin-avond van dit nieuwe leven. Hij begon van 't herinneren stilletjes te huilen, maar ingehouden zacht, dat vooral geen der ongekenden het hoorde, zijn hoofd naar onder-voren boven het lijf, huilend boven het bed, waarop enkele tranen drupten tot donker-blauw-paarsche vlekjes. De gemeenschap met haar, het dag-aan-dag-jaar-in-jaar-uit, bij hem tot hem, aan hem, bewegen van haar gelichaamde wezen had de innigheid tot haar in hem gemaakt, waardoor zijn wezen met de bijna-wasem-banden van het samenleven aan het hare was vast geweest, die nu gebroken waren en waarvan de einden krimpend in hem optrokken. Hij huilde over die

[pagina 18]
[p. 18]

eerste groote liefde, die van buiten-uit, niet door het bloed, in hem was geweest, en die hij nu, in de vreemdheid, het eerste te-rugverbeeldde, hoog boven zijn andere jongens vriendschapjes en liefdetjes van uit de-stad heen. Hij moest alleen slapen, voor 't eerst in een kamer alleen, bang-zijn hoefde hij niet, want al die anderen waren vlak bij hem, maar dát wás 'et ook niet, maar hij was bedroeft, en erg, en veel, tot wanhoop. Die menschen, die hij nooit gekend had, al die jongens, zoo veel en zoo vreemd, hoe zouden zij tegen hem doen? Hij voelde zich bibberig-te-ruggekrompen in de pijn van het alleen-zijn, als een levend uit zijn levens-stel uitgesneden stuk. Wat was hij dikwijls náar tegen Mietje geweest, wat had hij haar geplaagd en geslagen en wat had zij niet om hem gehuild! Toen zij wegging, achter het trein-raampje, was er niet iets in haar gezicht, een veroudering door verdriet, een afmatting door de martelingen, die hij haar had aangedaan? O, was hij maar anders tegen haar geweest, had hij maar anders tegen haar gedaan, dan zoû hij nu niet van haar vandaan hebben hoeven gaan. Zijn hoofd was warm, zijn handen koud.

Na Mietje, schokte het denken tegen zijn vader, de eenige gekende, die nog dicht-bij was. Vroeger was zijn vader een hooge vreemdeling, maar nu niet; in-éens, in dit nú, kreeg zijn vader voor hem een lief lijf en een lief hoofd, erg-gekend, met niets dan vriendelijks en een aangename jas en het gemakkelijke, gezellige, warm-innige leekige, een laatste stuk van huis en kachel en kleine kamerruimten en zoen- en aanraak-familie-innigheid, dat hier nu nog heerlijk niet ver van hem áf was en dat hij morgen-weêr zoû zien en bij hem zoû wezen en dat hem nog éens beschermen zoû tegen de vijandige nieuwheid.

In éen breeden wemelruk verdonkerde de slaapzaal nu nog, en na een fluisterend toegeroep van ‘de zwarte, daar is de zwarte!’ en een opengekruk en dichtge-

[pagina 19]
[p. 19]

klepper van de verre deur, zag Willem, het gordijn aankierende bij de schotpost, van-uit de grijs-zwarte verte van den duister-dof-geelen gang, den zwarten man aan de witte gordijnen gaan, van kamertje tot kamertje met een langzaam aan- en afgevlagwiebel van zijn toog-onderhelft, de linker-arm de gordijnen snel openzwaayend aan de midden-scheiding en het hoofd daar tusschen stekend, om te zien of de jongens naar bed waren. Na altijd naderend veel heen- en weêr-stappen en enkele fluisteringen van de dik-zware stem, kreeg Willem den schrik van zijn openwapperend gordijn, en den donkeren direkteur die luidfluisterend sprak. Toen, de zwarte boven-romp wech, de gordijnen weêr stil, en Willem, vies van zijn kamertje en bed, deed alleen zijn boord en zijn schoenen uit, en ging zoo op het bed liggen, naar-bevreemd van de smalle en harde matras.

Zijn voeten waren koud en zijn handen koud. Om dat hij met iets wilde zijn, dat net was als of het niet tot hem zelf behoorde, deed hij zijn rechter hand van voren tusschen zijn opengeknoopte broekgulp en nam er zijn week mollig geslachtsdeel in, het warme rare vleeschkokertje draayend in zijn hand en er meê spelend tot hij insliep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken