Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dagen van olim (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dagen van olim
Afbeelding van De dagen van olimToon afbeelding van titelpagina van De dagen van olim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (10.61 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dagen van olim

(1989)–Miep Diekmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 101]
[p. 101]

[8]

Morgen zou ze het vertellen.

Morgen, nee, als vader thuiskwam.

Ze zou zeggen... nee, eerst eens kijken, wanneer? Niet als hij net van het vliegveld kwam. 's Avonds? Dan moesten ze meestal uit. Of er was vergadering. Naar het bureau gaan, gewoon laten aandienen, net als de broer van Paulina?

 

Ze tilde het laken van haar gezicht af om lucht te krijgen.

 

Moeder moest er ook bij zijn wanneer ze het vertelde. Die moest het horen. ‘Frank Lang heeft me...’ Wat? Hoe moest ze het noemen? Ze zag stapels processen-verbaal voor zich. Was het nu ‘aanranden’? Verkrachten? Ze kon het hem moeilijk zelf gaan vragen!

Stijf kneep ze haar ogen dicht om te zien hoe het precies gegaan was. Maar ze zag alleen vechten, duwen, bijten, krabben, hoe ze viel, niet weg kon komen met die broek om haar knieën.

Was ze bang geweest?

Nee, bang niet. Kwaad, ontzettend kwaad, beledigd. Wat dacht-ie wel, dat ze er zo eentje was? Dat-ie het haar flikken kon? Aura, dat was iets anders.

Ze trok het laken dicht om zich heen, bang dat door het donker heen te zien zou zijn wat ze gedacht had, maar niet had willen denken: ‘Aura, dat is iets anders. Met zwarte meisjes gebeurt het zo vaak, omdat ze zwart zijn, omdat ze maar een meid zijn.’

[pagina 102]
[p. 102]

Nee, nu eerlijk blijven! Ze hád dat gedacht, heel eventjes, maar ze hád het gedacht. Nu niet doen alsof het niet zo was.

Het laken gooide ze ineens van zich af, ze kwam overeind en bekeek zichzelf in het binnenvallende licht. Net of het haar lichaam niet meer was, maar het lichaam van een vreemde, die ze niet kende. Wijd spreidde ze haar benen, legde haar hand ertussen, kneep ze weer samen. ‘Vergif,’ dacht ze, ‘geen aanranding, geen verkrachting, maar vergif!’ Want op dat moment waren er gedachten in haar boven gekomen, die ze nooit gehad had. Ze had hem willen doodslaan, doodknijpen. Hij had vergif in haar gespoten: die gedachte over Aura.

Met haar hand gekromd tussen haar benen, haar hoofd ver naar achter op haar kussen gestrekt, vocht ze om terug te komen over de grens van het gebeurde, terug naar de tijd toen het haar nog niet overkomen was. Vergeten, als ze het maar vergeten kon, misschien dat dit hielp. Als niemand je hielp om je een beetje fijn te voelen, als niks mocht, dan had je alleen jezelf maar. Ze vergat het gevecht op de wallegang voor het gevecht tegen de opkomende kramp in haar pols. Daar kwam het, in haar polsen, diep in haar, helemaal, daar. Ze beet op haar lip - stilzijn. Moeder was nog wakker.

Ze bleef niet zolang liggen als anders. Met een resolute ruk trok ze haar klamboe open - dan maar muggen erin - schoot haar slippers aan, deed niet eens moeite zachtjes de trap af te lopen.

‘Wat is er? Waar ga je naar toe?’ Moeders slaperige stem.

‘Drinken!’ Precies zoals ze het zei. Ze pakte de jeneverfles uit de freezer, peuterde de kurk eruit. Had haar verlichte vader haar leren drinken of niet, zij het onder het motto: ‘Ik kan niet eeuwig achter jullie aan blijven rijden, en als meisjes ben je verkocht wanneer de eerste de beste kerel je zat kan voeren.’

[pagina 103]
[p. 103]

Een flinke slok. Ze moest wat wegduwen, het viel niet goed. Nog een slok. Maar met al die beste politiegrepen van 'm had hij er goed naast gezeten. Je wist nooit wanneer het gebeurde, en vooral: wie! Moest je dan de rest van je leven overal op verdacht blijven?

Proost! Nog een slok! Lekker vooruitzicht.

Met de fles in haar hand leunde ze onderuit tegen de frigidaire en boerde. Lodderig staarde ze naar de deur van de servieskast. Zat er weer een rat in de val? Nou, jongen, dan kunnen we elkaar een hand geven.

Waarom... Ineens schoot ze overeind, stootte haar rug tegen de knop achter haar. Waarom was het toen met Bubi, onder water, niet zo rot geweest? Fijn juist.

‘Omdat ik het toen zelf wilde,’ mompelde ze.

‘Om-dat-ik-het-toen-zelf-wil-de!’ herhaalde ze. En Bubi had gevoeld wat ze wilde, hij was niet all the way gegaan.

Ze aarzelde tussen nog een slok nemen, of de fles wegzetten. Nee, ze had niet meer nodig. Ze was eroverheen.

Door het donkere huis klonken flarden uit gesprekken van vroeger, vage stemmen, van haar vader, moeder, ooms en tantes op bezoek.

‘... och wat, verkrachten!’ Haar vader. ‘Als de vent een klap op zijn smoel krijgt van de vrouw, dan heet het ineens verkrachten. Anders is er niets aan de hand.’ Gelach van de anderen.

‘In een huwelijk wordt er meer verkracht dan daarbuiten. Al die vrouwen, die het zich maar laten aanleunen terwille van de lieve vrede!’ Dat was de rechter geweest.

Ze rilde ineens bij het vooruitzicht. Als je het nu later plotseling verschrikkelijk ging vinden, met elkaar naar bed, iedere avond bij elkaar liggen, en je wou weg... Je kon niet weg als je getrouwd was.

Ze staarde naar boven, naar het trapgat. Moeder en va-

[pagina 104]
[p. 104]

der. Hoe was dat tussen hen? Sliepen ze daarom in aparte bedden? Of omdat het te warm was samen?

Moeder, die altijd maar mooi liep te zijn naar buitenuit. Die alle complimentjes van mannen met een vaag glimlachje afdeed. Alles in huis liep gesmeerd, perfecte organisatie. Maar er werd nooit gelachen. En die keer, boven in de slaapkamer toen ze zich aan het verkleden waren? Zij kwam toevallig net over de gang en zag hoe vader moeder naar zich toetrok. Maar die had haar arm losgetrokken, vader had daarna met deuren gesmeten.

Josje drukte haar hand tegen haar brandende maag. O God, nee, dat niet! Zij later niet zo... als... Of waren haar vader en moeder een uitzondering? Je kon het moeilijk aan je vriendinnen vragen, of aan je vriendjes, of aan de ooms en tantes.

Met een tollend hoofd hees Josje zich aan de leuning de trap op. Ze had 'm mooi om! Maar later... ik zoek het zelf uit... al gaan ze op hun kop staan... ik zal het weten... voor het te laat is...

Nog even een plas doen, licht aan in de badkamer.

Voor ze zich liet zakken zag ze de poten rond het harige spinnelijf trekken. Met koude, kille, woedende ogen bleef ze er naar kijken. Ze kon ook al niet meer bang zijn voor een spin. Haar hand trok de slipper van haar voet en sloeg. Raak! Maar de slipper was alleen maar over het vette lijf geglibberd. De lange, dikke poten krulden om, bijna tot op haar hand. Ze sloeg, sloeg, sloeg, met haar ogen dicht, pakte haar andere slipper, die aan de onderkant nog droog was.

Eén laatste klap. Hij bewoog niet meer.

Wezenloos bleef ze op de zwarte glibbermassa staren terwijl ze haar plas deed. De kakkerlakken zouden hem morgenochtend al weggesleept hebben, of de mieren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken