Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Padu is gek (1991)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Padu is gek

(1991)–Miep Diekmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

[Hoofdstuk 6]

Voor het huisje, waarin de familie van Maddalena woonde, hadden zich de meeste dorpsbewoners verzameld. In een kring stonden ze om Prikkie heen, die het hoogste woord had.

De enige, die niet scheen te luisteren was Sjoontji. Hij zei niets, hij schudde zijn hoofd ook niet als de naam van Padu in het donker klonk. ‘Een mens verander je toch niet,’ dacht hij zeker. Maar wel was hij nieuwsgierig wat zijn kleinzoon zou doen toen hij hem zag aankomen.

 

Padu hief zijn hand op.

Op dat teken stond Maddalena stil. Ze drukte de baby dicht tegen zich aan. Het kind mocht vooral niet gaan huilen. De anderen mochten niet horen dat zij er aan kwamen. Al had Padu haar dat niet bevolen, ze had het uit het korte gebaar van hem begrepen. Hij wilde zeker eerst horen wat er aan de hand was.

De drukte voor de huisjes was zo ongewoon in de avond dat dat alleen al angstaanjagend was. Dat die drukte om hen was, maakte het nog onheilspellender.

‘Ik heb toch gezegd dat jullie me gerust geloven kunnen,’ hoorde het tweetal Prikkie met overslaande stem roepen.

Maddalena drukte de baby nog dichter tegen zich aan, zo bang was ze voor wat er volgen zou. Ze had Padu wel heen en weer willen schudden. Hij mocht niet zo onbeweeglijk blijven staan. Zó, zo als Padu nu stond, had ze vroeger eens een man van Santa Martha tegenover een ander zien staan. Wat er aan de hand was geweest, had ze toen niet begrepen. Maar plotseling was die ene man naar voren gesprongen, en met één slag had hij de ander tegen de grond gestompt. De ander had niet meer kunnen opstaan! En Padu, die niet bang was voor geesten, die Editha

[pagina 78]
[p. 78]

had gevonden, wat zou Padu allemaal kunnen als hij wilde?

‘Padu...’ fluisterde ze.

Met een ruk draaide Padu zijn gezicht naar haar toe. Ze zag dat hij van haar stem geschrokken was. Het wit van zijn zwarte ogen leek bijna uit de oogkassen te komen.

‘Als we omlopen kunnen we het huis aan de achterkant binnen. We leggen Editha stilletjes in haar bed. Niemand zal het merken. Aura en mami moeten maar raden hoe ze terug gekomen is.’

‘Nee,’ antwoordde Padu zo scherp, dat Maddalena schrok. Als al die anderen het gehoord zouden hebben?

Maar Prikkie was weer begonnen met zijn geschreeuw. Niemand merkte wat er verderop in het donker gebeurde. Dat daar twee anderen alles horen en zien konden wat er bij de huisjes aan de hand was.

‘Ik heb zelf gezien dat hij gisteravond in het donker de ezel van Sjoontji los heeft gemaakt en het beest de kunuku in gejaagd heeft. Vraag het hem maar eens als hij terug is! Maar dan zegt hij natuurlijk dat ik het gedaan heb! Prikkie krijgt altijd overal de schuld van!’

Er klonk gemompel uit de kring van dorpsbewoners. Ook al luisterden ze naar Prikkie, ze herinnerden zich ook de streken, die hij altijd uithaalde. Maar dat durfden ze niet te laten merken, omdat Prikkies vader erbij stond. En die was in zijn jonge jaren geen haar beter geweest dan Prikkie nu. Misschien had Prikkie gelijk deze keer. Waarom was Padu anders niet thuis? En waarom bleef Sjoontji maar kalm op de drempel van zijn huisje zitten zonder één woord te zeggen? Dat deed je niet als je hoorde dat een ander leugens over je familie vertelde.

Dus daarom zweeg iedereen.

‘Iemand, die zo gek is dat hij zijn eigen ezel losmaakt, is ook wel

[pagina 79]
[p. 79]

zo gek dat hij kinderen van anderen steelt,’ ging Prikkie verder. ‘En wie weet wat hij met Maddalena gedaan heeft!’

Toen hield Padu het niet meer uit. Al had Maddalena hem nog zo stevig bij zijn pols gepakt, hij rukte zich los en vloog op Prikkie af. Maddalena holde achter hem aan.

‘Padú! Padú, niet doen!’ gilde ze.

Op het horen van Padu's naam draaiden alle dorpsbewoners zich om.

‘Padu!’ riep Maddalena, terwijl ze zich nog dieper in het donker schuil hield. Nu was het te laat! Ze wilde niet zien wat er zou gebeuren!

‘Padu?’ zeiden een paar mensen verbaasd.

‘Mijn tijd!’ mompelde de moeder van Maddalena.

Sjoontji bleef op de drempel zitten als ging het hele tumult hem niet aan.



illustratie

[pagina 80]
[p. 80]

‘Padú!’ schreeuwde mami Hilaria, die bij de andere dorpsbewoners stond. Ze probeerde haar kleinzoon in zijn nek te pakken, maar Padu dook weg voor haar grijpende hand.

Met één sprong had hij zich op de veel grotere Prikkie geworpen, hem tegen de grond gegooid. De mensen weken uit elkaar. Het werd zo stil dat het kreunen van Prikkie en het hijgen van Padu duidelijk te horen waren.

‘Gek ben ik, no? Gek ben ik, zeg je? Hier, voel dan maar hoe gek ik ben!’

Bij ieder woord sloeg Padu Prikkie waar hij hem maar raken kon. ‘Leugenaar! Rot leugenaar!’

Het kreunen van Prikkie sloeg over in schreeuwen. Aan terugslaan dacht hij niet, zo bang was hij op dat ogenblik voor de razende Padu. Zo verbluft, dat die kalme Padu voor het eerst van zijn leven van zich afsloeg.

Niemand van de dorpsbewoners stak een hand uit om de jongens van elkaar te scheiden. Een gevecht moest niet ophouden voor de beide partijen uitgevochten waren. Anders zouden ze later weer opnieuw beginnen, en weer, en weer. Op die manier kwam er haat, waaraan nooit meer een eind te maken was.

Even was het of Padu bedaren zou. Met zijn knieën en zijn vuisten hield hij Prikkie tegen de grond gedrukt.

‘Wie heeft gisteravond de ezel van Sjoontji losgemaakt?’ riep hij dreigend.

De dorpsbewoners hielden hun adem in. Niemand had Padu ooit zien vechten. Nu hij het deed moest hij er een goede reden voor hebben.

Toen Prikkie geen antwoord gaf, maar probeerde los te komen, gaf Padu hem weer een stomp tegen zijn kin. ‘Wie heeft gisteravond de ezel van Sjoontji losgemaakt?’

‘Prikkie!’ riep plotseling een hoge stem.

[pagina 81]
[p. 81]

‘Maddalena!’ zeiden een paar oude vrouwen verbaasd. ‘Mijn tijd!’

‘Prikkie heeft het gedaan. Ik heb het hem zelf horen zeggen,’ riep Maddalena.

Nu ze gezien had dat Padu zijn vijand aankon, was ze niet langer bang om met de waarheid voor de dag te komen.

‘Maddalena!’ Aura vloog op haar jongste zusje af. ‘Editha! Editha is terecht!’

Aura rukte haar dochtertje uit de armen van Maddalena en hield het omhoog, zodat alle mensen het goed konden zien.

In het gedrang, dat ontstond, probeerde Prikkie weg te komen. Maar Padu had erop gerekend dat hij dat doen zou. Het gevecht tussen de jongens begon opnieuw. Nu was Padu in de minderheid. Prikkie duwde Padu's kin met alle kracht, die hij had, ver naar achteren. Padu dacht dat zijn nek zou breken. Maar hij liet niet los. Als de bende van Prikkie zijn tegenstander niet te hulp zou komen, hield hij het wel!

‘Prikkie heeft gisteravond de ezel van Sjoontji losgemaakt en hem de kunuku ingejaagd.’ Maddalena schreeuwde het naar de toekijkende mensen. ‘Vanmorgen toen jullie naar San Nicolas waren, stond hij erover op te scheppen, bij de barkjes. Toen hij merkte dat ik het gehoord had, heeft hij me geslagen en gestompt en me in huis opgesloten.’ Maddalena moest even zwijgen, omdat ze geen adem meer had.

Het leek of de beschuldiging van Maddalena Padu nieuwe kracht gaf. Want hij begon er weer op te timmeren. ‘Hier! Hier! Omdat je Maddalena op een stoel hebt vastgebonden! Hier! Hier!’ En weer kreeg Prikkie bij ieder woord een stomp.

De mensen drongen nog dichter om de vechtende jongens heen. Niemand hoorde in de verte het lawaai van een motor, die naderde. En toen de grote koplamp zijn helle licht op de massa

[pagina 82]
[p. 82]

wierp, gilden de vrouwen van schrik.

‘De polís,’ riep iemand.

De vrienden van Prikkie maakten dat ze ongezien in het donker wegkwamen.

‘Wat is hier aan de hand?’ Een grote brigadier stapte rustig op de kring af. ‘Sta eens op,’ zei hij bevelend tegen Padu.

Maar Padu liet zich op dat ogenblik niets zeggen, vooral niet door de polís, die zijn ezel opgepakt had.

De brigadier stak zijn grote hand uit, trok Padu met één ruk omhoog. Met zijn andere hand greep hij Prikkie, die gedacht had dat hij er tussenuit kon knijpen misschien.

‘Zo! Waarom moeten jullie zo knokken?’

Koppig kneep Padu zijn lippen op elkaar. Hij proefde bloed. Dit was een zaak tussen hem en Prikkie. De polís moest daar buiten blijven.

Zo dacht Prikkie er niet over. ‘Hij is gek, helemaal gek! Hij heeft me bijna dood geslagen,’ jammerde hij.

Toen werd het mami Hilaria te veel. Ze gaf Prikkie een pets om zijn hoofd, zoals Padu er nog nooit een van haar gehad had.

Padu voelde zich vernederd. Het was net of hij het zelf niet af kon. Voor de voeten van de polís om probeerde hij Prikkie een schop te geven. Maar de polís stak zijn lange been uit en duwde de voet van Padu terug.

‘Wie vertelt me wat er aan de hand is? En vlug wat!’ riep de brigadier kortaf.

Niemand deed een mond open. Hier had de polís niets mee te maken! Want als ze alles eerlijk vertelden, zou de polís weten dat de opgepikte ezel van Sjoontji was. Dan was Sjoontji erbij. En dat alleen door zo'n duivelsjong van een Prikkie.

Maddalena drong zich door de mensen naar voren.

‘U moet hem loslaten,’ zei ze fel tegen de brigadier. Ze wees

[pagina 83]
[p. 83]

naar Padu. ‘Het is zijn schuld niet.’

‘Zo?’ vroeg de brigadier.

Loslaten deed hij Padu niet. Wel voelde Padu dat die grote hand niet zo stevig om zijn arm meer knelde. Als hij wilde kon hij zich los rukken. Maar dan zou het net zijn of hij zich schuldig voelde.

Hij rekte zijn nek, van links naar rechts, van voren naar achteren. Dat stijve gevoel bleef. Prikkie had hem een goeie dreun gegeven! Maar toen hij het bloed en de schrammen op het gezicht van zijn tegenstander zag, voelde Padu zich tevreden.

‘Wiens schuld is het dan wel?’ had de brigadier aan Maddalena gevraagd.

‘Van hem!’ Maddalena wees naar Prikkie. ‘Hij moet altijd pesten.’

‘En wát doet hij dan?’ vroeg de brigadier weer. Hij wist dat je de mensen de tijd moest laten om tot praten te komen.

‘Nou...’ Maddalena aarzelde even. Ze voelde hoe alle dorpsbewoners naar haar keken, hoe belangrijk haar woorden op dat ogenblik waren. Maar verlegen voelde ze zich niet. Padu had gezorgd dat Editha niet zoek was geraakt. Hij had haar die hele dag in zijn hemd laten liggen en op de baby gepast. En hij had gevochten met Prikkie, omdat Prikkie háár had gestompt en geslagen en opgesloten! Nu moest zij iets voor Padu doen.

‘Vanmorgen na de regen ... allemaal waren ze naar de ocho dia... ik was met de baby bij de barken op het strand...’ Ze struikelde over haar woorden, maar niemand lette erop. Ze zouden het zelf niet beter hebben gedaan.

‘Prikkie en de jongens hebben me toen geslagen... ik had Editha even in onze bark gelegd om terug naar huis te gaan...’ Dat laatste was niet waar. Maar ze kon niet zeggen waarom Prikkie haar zo geranseld had. Dan wist de polís het meteen van de ezel van Sjoontji.

[pagina 84]
[p. 84]

‘Toen hebben Prikkie en de anderen me in huis opgesloten en aan een stoel vastgebonden. Ze hebben de deur op slot gedaan en de sleutel buiten weggegooid.’

Maddalena zweeg even, omdat de toeschouwers opgewonden begonnen te mompelen.

‘En daarna, meisje?’

De brigadier had Padu losgelaten. Maar Padu bleef staan waar hij stond: vlak tegenover zijn tegenstander, die steeds kleiner leek te worden onder de beschuldigende woorden van Maddalena.

‘Toen? Ik had bijna geen vel meer op mijn armen toen ik los was. Ik ben eerst de sleutel gaan zoeken. En toen ik op het strand kwam, was de bark leeg. Editha was er niet meer.’

Maddalena begon plotseling te huilen, zoals ze die morgen bij de bark gehuild had, nadat ze had ontdekt dat haar nichtje er niet meer lag.

‘Ja?’ zei de brigadier weer.

‘Ik heb overal gezocht. En toen ik haar niet vond, ben ik weggelopen. Ik dacht dat Prikkie Editha had weggenomen om... omdat hij me ook opgesloten had. Daarom...’ Maddalena huilde nu harder.

Aura drong zich tussen de kijkers door en sloeg haar ene arm om haar zusjes schouder. In de andere hield ze nog steeds Editha.

Streng keek de brigadier naar Prikkie. ‘Is dat zo?’ vroeg hij bars.

‘Nee, nee,’ riep Prikkie angstig. ‘Ik heb de baby niet weggenomen. Ik weet niets van de baby af...’

Door het vechten had hij niet gezien dat Aura het kind alweer terug had.

‘Ik had Editha,’ zei Padu kalm. Het leek of hij nooit gevochten had, zo rustig stond hij er bij.

‘Jij?’ riepen Aura en mami Hilaria tegelijk.

[pagina 85]
[p. 85]

Padu knikte nadrukkelijk.

‘Waarom heb je dat dan niet gezegd toen je bij ons was?’ riep Aura.

Ze wond zich weer op nu ze ineens aan de angst dacht, die ze had doorstaan.

‘Dat is je eigen schuld,’ schreeuwde Maddalena boven het gemompel van de anderen uit. ‘Padu kwam bij jullie om te vertellen dat hij Editha gevonden had. En toen heeft mami hem niet eens uit laten spreken en hem de deur uit gegooid.’

De mannen lachten smakelijk. Ze kenden de driftbuien van de mami van Maddalena. Net goed dat ze daar nu zelf eens het slachtoffer van was, en dat iedereen - de polís ook - dat horen kon. Misschien hielp dat voor de volgende keer!

‘Ik vond de baby in de bark. Toen ben ik Maddalena gaan zoeken. Wist ik veel dat Prikkie haar in huis aan een stoel had vastgebonden? Ik dacht dat er niemand thuis was, omdat de deur op slot was. Toen ik Maddalena niet vinden kon, heb ik Editha bij me gehouden. Ze is de hele dag bij mij in het oude schip geweest.’ Padu wees in de richting van het strand.

‘Toen Padu terugging om zijn hemd te halen, waar-ie Editha ingepakt had, heeft hij mij gevonden,’ vertelde Maddalena verder.

Maar ze zei niet dat ze eerst nog een hele tijd samen in het schip hadden zitten praten voor ze naar het dorp terug waren gegaan. Ze vertelde niets van haar verschrikkelijke angst. En ook niet, dat ze Padu's hart wel had horen bonzen van schrik. Dat ging niemand iets aan!

‘En toen we terug kwamen...’ ging Padu verder.

‘...toen hoorden we uit de verte Prikkie aan iedereen vertellen dat Padu...’ Maddalena slikte even. Ze had willen zeggen, wat Prikkie gezegd had: dat Padu gek was, en dat hij zelf zijn ezel had

[pagina 86]
[p. 86]

losgelaten. Ze hield het nog net op tijd binnen.

‘Prikkie zei tegen iedereen dat Padu de baby gestolen had,’ ging ze verder.

‘Waarom?’ vroeg de brigadier aan de schuldige.

‘Hij is toch gek,’ mompelde Prikkie. ‘Vraag het maar aan Chepita. Die zegt dat hij het Boze Oog heeft. Anders zou hij niet altijd in dat schip zijn bij de geesten van de verdronken zeelui.’

Weer schoot de hand van mami Hilaria uit en had Prikkie zijn tweede klap van haar te pakken.

‘Als dát nodig is kan ik het ook nog wel,’ zei de brigadier.

De vader van Prikkie had het wijzer gevonden naar huis te gaan.

Het leek of de laatste woorden van de brigadier Prikkie weer net zo brutaal maakten als anders. Hij zei triomfantelijk: ‘Alleen iemand die gek is, maakt zijn eigen ezel los en jaagt hem weg.’

Nu was het toch gezegd!

Er viel een doodse stilte. En in die stilte kon iedereen Sjoontji horen opstaan.

‘Je liegt! Dat heb jij ook gedaan,’ gilde Maddalena woest.

Padu keek Prikkie alleen maar midden in zijn gezicht. Maar Prikkie sloeg zijn ogen niet neer. Pas toen Sjoontji in de kring kwam en zonder een woord te zeggen met een paar vingers het gezicht van Prikkie bij de kin naar boven tilde, draaide Prikkie zijn ogen naar beneden.

‘Dus jíj hebt gisteravond mijn ezel de kunuku ingejaagd?’ vroeg Sjoontji met zware stem.

Prikkie gaf geen antwoord. Maar iedereen wist nu dat hij de schuldige was.

Alleen, hoe moest het nu verder met de ezel? Nu wist de polís het en Sjoontji zou zijn boete moeten betalen. Want de vader van Prikkie zou er niet aan denken dat te doen, ook al was het de schuld van zijn zoon.

[pagina 87]
[p. 87]

‘Vooruit, naar bed jullie,’ zei de brigadier plotseling.

Hij gaf Padu en Prikkie een zetje, ieder een andere kant uit. Prikkie maakte dat hij weg kwam. Maar Padu slenterde in de richting waar de motor stond. Hij hoorde de polís tegen een van de vrouwen zeggen: ‘Door al dat gedoe zou ik nog vergeten waarvoor ik gekomen ben. Ik heb je man maar een nachtje bij ons in de cel te logeren gehouden. Hij zat stomdronken in het bussie waarmee hij van de ocho dia kwam. Morgen is hij weer thuis. Dat is beter dan dat hij brokken maakt.’

De vrouw zei vlug een paar maal achter elkaar: ‘Ja, ja!’ en ging toen haar huisje binnen.

‘Zo?’ zei de brigadier voor hij op de motor stapte. Hij bekeek Padu amper.

Padu wist niet goed hoe hij het zeggen moest, ook al had hij het een paar keer bij zichzelf gerepeteerd.

‘Verkoopt u de ezel niet?’ vroeg hij vlug.

Het liefst was hij weg gerend om niet te hoeven zien dat de polís, ‘nee’ zou zeggen. Maar hij bleef - zoals ze altijd in het dorp deden - staan dralen. En hij trok een gezicht of er over niets gesproken was.

En of het hoofdschudden van de polís nu ‘nee’ betekende, of alleen maar een teken van verbazing was over zoveel brutaliteit, daar moest Padu nog eens rustig over nadenken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken