Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat .XXXI. capittel is van den heiligen lande van beloften.

3Dat heilige lant van beloften leyt tusschen Egypten ende 4 Arabyen; daer vloyet doer die Yordaen, daer die kinder van 5 Ysrahel, doe si dat lant wynnenGa naar voetnoot5 souden, ghinghen over 6 droechs voets, ende dat water ghinck [42d] op an beiden 7 Ga naar margenoot7-9zijden staen, recht als een muer, went si over waren. Dair 8 namen si uut twalef grote steen na getael hore geslacht endeGa naar voetnoot8 9 tymmerden daer of een altaer. In desen Iordaen wart Cristus 10 ghedoopt, als ic na seggen sal. Inden eynde vanden lande is 11 Ga naar margenoot11-19Mare mortuum, dat beduut die dode zee. Dair schijnt anGa naar voetnoot11 12 Gods wrake over die sondaer, want daer verghingen doe vier 13 steden als Zodoma, Gomorra, SabaymGa naar voetnoot13 ende Adama, daer God 14 op reghende vuer ende zwavel, wantsi tegen der naturen son-15dichden. In deser doder zee en mach niet levens dueren; 16 ghien barnende kaers lichter; scone appelen wassen daer op,

[pagina 199]
[p. 199]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

17 mer si stincken ende sijn binnen al vol wormen, vulensGa naar voetnoot17 ende 18 stofs. Hier coemt uut een vreselic wint mit groten geluut van 19 Ga naar margenoot19-25duvelen om verdoemder menschen. Item voir den heiligen 20 lande van Egypten so leyt Mare rubrum, dat hiet dat roede 21 meer <omdat dat water roet wart>Ga naar voetnoot21, biden oever vander aer-22den. In deser zee sijn veel hogher berghen ende veel starcker 23 sloten. In desen water sijn veel gueder visschen; oic so vint-24men daer veel edel-gesteentenGa naar voetnoot24. Hier ghingen over die kinder 25 van Ysrahel ende die coninc Pharao verdranc.

26Ga naar margenoot26-34In desen lande sijn veel edelre fonteynen. Die eerste fonteyn 27 is die pisciin biden tempel, daer die wateren vergaderden, die 28 vanden dake des tempels neder reghende. In deser piscinen 29 warden gesont die menschen van wat siecten si waren begre-30penGa naar voetnoot29, overmits den houte des heiligen cruus dat daer in was; 31 overmits der offer Godes, diemen daer in plach te was-[43a] 32 schen; overmits des enghels, die vanden hemel quam ende 33 plach dat water te beroeren; overmits den reghen, die vanden 34 tempel daer in vloet. Ende dese staet anden voet des berchs 35 Lybaen. Die ander fonteyn hiet Sabbaticus, die alle saterdage

[pagina 200]
[p. 200]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

36 een uure lanck overvloedelic uutlooptGa naar voetnoot36 ende weder stille staet. 37 Ende dese is guet iegen veel ziecten. Die derde hiete Natato-38rium Syloe, daer dat water vanden bergen in vallet ende der 39 stat zeer wel dient van veel ghemacs der wantludeGa naar voetnoot39 ende der 40 cooplude. Daer-toe wijsde Cristus den blinde man, dat hi hem 41 wasschen soude ende hi soude siende werden, als het gesciede. 42 Ende van veel waters ende cysternenGa naar voetnoot42, daer die scriftuer of 43 sprac.

44In desen lande sijn veel vernoemderGa naar voetnoot44 bergen. Die eerste daer 45 die ewangelie van seggen is dese: die berch van Thabor, die 46 alre hoochste, starcste, vruchtbarichste ende suverlicste in alle 47 den lande. Die bomen sijn daer groot ende scoen ende lang 48 groen, die vruchte guet ende suet, die voghelkijn suverlic ende 49 wel clinghende, die avont-<luchte seer>Ga naar voetnoot49 genuechtelie; die 50 vogelaers mit haren netten plagen daer te vernachten. Op 51 desen berch plach Cristus te prediken dat volck, in bedinge 52 Ga naar margenoot52te vernachten ende wort hier voor sijn iongeren transfiguriert, 53 als ic na seggen sal. Die ander is die berch van Olyveten, 54 daer die olyboemGa naar voetnoot54 veel wassen. Dese is seer genuechlick van 55 crudekijn ende vredelic van ieghening, daer onder vloyt dieGa naar voetnoot55

[pagina 201]
[p. 201]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

56 torrent Cedron. Daer bi is een hof, dair Cristus plach in te 57 prediken [43b] ende dair wort hi in sijn ziel-toeghe <ende>Ga naar voetnoot57 58 bedinge vanden engel gestarct. Van desen berge quam Cristus 59 een palme-dage op een ezelinne toe Iherusalem ridende, als 60 dat ewangelium seit. Die derde is die berch van Syon ende 61 Ga naar margenoot61dair leit Iherusalem in. Op desen berch hadde David die drie-62clufterige burgen getymmert, dat sijn hooft-casteel was. Dese 63 berch is hoge ende starc, vruchtbarich ende zuverlic, vol bli-64scappen ende wijsheden. Dair sijn in merckelike berghen, daer 65 Ga naar margenoot65die bybel of spreect: die berch Gelboe, daer Saul die coninc 66 ende sijn soon Ionathas op verslagen worden; die vervlokede 67 David, dat dair ghien douwe noch reghen op en vallet; die 68 Ga naar margenoot68berch Carmelus, daer die prophete Helyas op was ende badt 69 Gode dattet niet en soude reghenen, als het en dede bynnen 70 Ga naar margenoot70drie iaren ende vijf maendeGa naar voetnoot70 lanck; die berch Mambre, dair 71 Abraham God te gast ontfinck; drie sach hi daer ende hi en 72 aenbederGa naar voetnoot72 mer één.

73Ga naar margenoot73-98Van desen lande seyt Ysidorus, dattet van desen vier dingen 74 overvloedich is, als van guet coorn, dat daer groot ende suver-75lic is ende guet van smaec; men et daer dat beste broet, dat 76 inder werelt wesen mach. Och, dat en is ghien wonder, daer 77 dat broet Cristus wart gesmaect, dat vanden hemel quam. Hier 78 wassen veel gueder wartseGa naar voetnoot78, dat hiet crude, guet toe warmoese.

[pagina 202]
[p. 202]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

79 Hier sijn veel gueder, vetter scape, die grote, dicke starten 80 hebben. Ende vette tarwe. Des iairs so brengen si twee vruch-Ga naar voetnoot80-81 81 ten ende tot elker tijt dubbelt. Daer is oec veel guets wilt-82braets ende ander dyeren genoech, also datter is die wensch 83 der wereltGa naar voetnoot82. Daer sijn veel [43c] selsenerGa naar voetnoot83 boemen, als van 84 palme, cypresse, olyboem, wyngaerde, appel van garnaten, 85 ende hore vruchten waren so groot, datmen se niet opheffen 86 en mochte. Ende sonderlinge die wijngaert inden bladeren 87 der rutenGa naar voetnoot87, inder vruchten als <oximel, die si> niemant dan 88 kersten menschen en moghen onnenGa naar voetnoot88. Daer sijn veel edelre 89 metael ende mynere, als gout ende sulver ende die ander 90 grove metale. Daer is auricalcum ende al is dat slecht metael, 91 men maecten inden vuer blenkende als gout; daer is auripig-92mentum, dat inGa naar voetnoot92 een ader loopt inder aerden van steen ende 93 glymt als gout ende is ghemengt om mit veel varwen als een 94 reghenboghe. Daer sijn oeck veel <gemmen of> duerbaer 95 Ga naar margenoot95-98steente, dair die Lapidarius van seit. Daer is electrum, 96 dat is eenrehande gumme, dat wit boven alle metael 97 blincket bider caersen ende hart als een steen ende meldet alsGa naar voetnoot97 98 venijn.

99Ga naar margenoot99-129Midden in desen lande so leit die stat van Iherusalem, 100 daermen veel wonders van leest, sonderling drie punten. Dat 101 eerste is preclarissima civitatum, dat hiet die overscoonste 102 stadt, want Salomon tymmerdse mit drien cynghel-murenGa naar voetnoot102

[pagina 203]
[p. 203]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

103 omme, mit twalef poorten, mit drien burghen. Ende die edel-104lude, die papen ende die burghers woenden elc op hem sel-105ven. Dat ander is regalis civitas, dat hyet een coninclike stat. 106 Want David ende Salomon regnierde daer uut op die twalef 107 geslachten, si tymmerden daer hoor palaes ende Salomon een 108 toorn, die sijns gelijcs [43d] niet en was in alle der werelt, 109 daer hi sijn bruut Pharaonis dochter inbracht. Daer was oec 110 die grafstede der coningen. Dat derde is sancta civitas, dat 111 hiet een heilige stat, want daer die archa Godes mit alle den 112 heilichdoem, boeken Moysi, die stenen tafel, hemels broet 113 was; want daer die paepscap Gode offerden ende daer badt-114men Gode aen, daer lasmen die ewe, daer storven die pro-115pheten, daer woenden die overste priesters. Midden in deser 116 stat is die tempel Gods; op dier stat sach David, dat die 117 enghel stont, doe hi sijn zwaert weder inder sceden stac ende 118 ophielt dat volc te slaen. Op desen berch sliep Iacob ende sach 119 Ga naar margenoot119die engelen op ende neder clymmen ende seide: Dit is waer-120lic dat huys Gods ende die poort des hemels. Op deser stat 121 wart onse heer Ihesus Cristus om onser verlossinge gecruust, 122 an dat cruus verheven, daer wi doer opclymmen ander stat des 123 ewigen levens. Bi deser stat leggen veel gueder steden, als 124 Damascus. Dese is getymmert op der stede, daer Cayn sloech 125 doot sinen broeder Abel. Dese is so ghenuechlic, dat mense 126 hiet dat ander paradijs. Hier-bi leit oic die stat Ninive in enen 127 daele, daer Ionas in-ghinc drie dachvaerde lanck, eer hi quam 128 midwege in der stat ende predicte datsi hem bekeerden, ende 129 veel grote steden als Accaroneum <ende> Alexandria.

130Ga naar margenoot130-153Die lerars vragen: wair-om dat dit lant hiet dat lant van 131 beloften? Daer sijn drie reden toe. Die eerste is ad litteram, 132 nader synnen waerheyt. [44a] Het leyt midden inder werelt, 133 want die sonne inden midden-somer en maect an eenre glavien, 134 recht op gheset, genen schijnGa naar voetnoot134, want ghien of sceef bugen en is 135 der werelt. In deser middewaerde vander werelt so sijn die 136 elementen vol so groter genaden, als ic geseit heb, dattet hiet

[pagina 204]
[p. 204]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

137 een lant vloyende van honich ende van melc. Ende want horen 138 vaderen aertsche dingen waren geloeft, so en mochtense ghien 139 beter lant van Gode ontfanghen. Die ander reden is: dat lant, 140 al isset in hem selven so guet, nochtan so moetet sijn vrucht-141baricheit vanden avonts-reghen ende vanden morgen-douwe 142 ontfaen. Ende God loefde den ioden, hieldense sijn gebode, so 143 soude hi reghen tot zeker tiden senden. Die derde reden is, 144 want die gheloefde vrucht, daer alle menschelike geslacht 145 soudenGa naar voetnoot145 <in> ghebenediet warden, salichmaker der werelt, 146 soude uut dien lande geboren werden. Dit lant hiet oic dat 147 heilige lant om drie saken. Want dat lant God selve mit sijn 148 menschelike voeten betrat ende bewanderde; want God inden 149 lande om des menschen wille woude sterven ende sijn bloet 150 opter aerden storten; ende want God inden lande ten ionxsten 151 dage over alle menschen sijn recht ende oordel setten sal. Hier 152 heeft David of gescreven aldus: God heeft heyl ende salicheit 153 ghewracht midwaert inder werelt.

voetnoot5
winnen: veroveren.
margenoot7-9
Vgl. Jos. 3 en 4. Wellicht gebruikte D.v.D. hierbij Hist. Scol. (Migne, P.L. t. 198, col. 1262: Josue autem construxit altare Domino de lapidibus quos tulerant de Jordane.
voetnoot8
lees: hore geslachten.
margenoot11-19
Hist. scol. l.c. col. 1101: Pluit Dominus super civitates illas - (Deut. 29:23, Sodomae et Gomorrhae, Adamae et Seboim) - sulphur et ignem... Pluit autem haec, ut terra in aeternum aresceret... et ita gravius punivit istos, quam primos peccatores diluvio. Licet enim illi mensuram excederent delicti, tamen quasi naturaliter peccabant... dicitur mare Mortuum, quia nec pisces, nec aves in eo vivunt... Si quid vivum aliqua arte immerseris, super exsilit. Lucerna ardens superenatat, exstincta mergitur... Dicitur etiam quod poma nata in arboribus circumpositis, usque ad maturitatem coloris sunt viridis, matura si incidas, favillas intus invenies.
voetnoot11
dair schijnt an: daaraan blijkt duidelijk.
voetnoot13
Sabaym, lees: Seboim.
[tekstkritische noot]17 CH vulnis; GD vullens; B vulnisses.
19 CGH duvelen of v.m.; DA d. om v.m.; B d. om der v.m.
20 C die rode zee.
21 A (d.r.m.) omdat dat water roet wart ontbr.
23 CH vissche; so vintmen edelsteente.
25 B verdranc daer in.
26 CGH Die eerste set ic; D D.e.s. ic; B D. eerste is.
voetnoot17
vulens, (bij Verdam wel vullensch): vuiligheid.
margenoot19-25
Hist. scol. l.c. col. 1157: Hujus maris aqua non est rubea, sed omnis terra circumstans rubea est, ex qua vitiatur gurges et inficitur... Ex una parte erant montes asperrimi et immeabiles... Ibidem rubrae gemmae inveniuntur, quae humo involutae, et inter arenas terrae attritae terrae colorem habent et maris.
voetnoot21
lees: dat roede meer [omdat dat water roet wart].
voetnoot24
edelgesteenten is hier blijkbaar een samenkoppeling, daar we anders veel edelre gesteenten hier zouden verwachten; vgl. edelsteen en in CH var. edelsteente. (niet bij Verdam).
margenoot26-34
Vgl. Ludolphus de Saxonia, Vita Jesu Christi, I, c. 78: probatica piscina, in qua aquae pluviales a templo et aedificiis templi stillantes colligebantur... sanus fiebat, unus infirmus, scilicet qui prior descendebat in piscinam post aquae ab Angelo motionem, a quacumque detinebatur infirmitate... Causa vero... ipsius miraculi assignatur a quibusdam dicentibus quod in piscina fuit lignum dominicae crucis;... potius est dicendum quod piscina reverentiam accepit... ab ablutione sacerdotum et hostiarum... ex descensu Angeli.
voetnoot29
begrepen: aangetast.
[tekstkritische noot]37 CGHDB Natatoria S.
39 CHB lantliede (B lantlude).
44 CGHDB vernaemder (H vernaemde).
49 B wel singende; - CHB die avontlucht (H avontluchte) seer ghenuechlic; GD die avent (D avont) luchtet seer (D see) g. A die avont lichtet se.
50 CH sijn daer vernachten; GDB pleghen daer te v.
54 CGDA olyebome (A oly boem); HB olyvebome.
55 CH jegheninghe; GDAB regening.
voetnoot36
overvloedelic uutloopt; (Verdam, VIII, 979 noteert uit Plant. met overvloedt wtloopen, s'enfuir à grand abondance, exundare, profluere, effluere); overstroomen, opborrelen.
voetnoot39
wantlude: lakenbereiders; CHB: lantliede.
voetnoot42
cysterne: waterput.
voetnoot44
vernoemder: met name genoemd.
voetnoot49
se, lees: seer; dus: avontluchte seer g.
margenoot52
Matth. 17. Volgens een oude overlevering had op den berg Thabor de gedaante-verandering plaats, ofschoon in het Ev. niet de naam wordt genoemd van den berg, waar Christus verheerlijkt werd.
voetnoot54
olyboem: olijfboom.
voetnoot55
reghening (niet bij Verdam, evenmin als de var. jegheninghe, welke laatste wel in Mnl. Hdwb. genoteerd is). Vredelic van jeghening: vredig door de ligging, omgeving. Wat regeningh beteekent, dat in vier hss. staat, is niet duidelijk. Ludolphus de Saxonia, Vita J.C. II, c. 57 spreekt van: parva campi planities irrigua et nemorosa, plenaque deliciis. Wijst dit misschien op een ‘weldadige besproeiing’?
[tekstkritische noot]56 CGH in plach te prediken; B in p.t. beden.
57 CH in siner bedinghe; GDA in sijn sieltoeghe bedinghe; B in sijn sieltogende bedinge.
59 CH in palmedaghe; GDB en p. (B palmdage).
62 B hoeftstat.
70 B ses m.l.
74 C dat (ontbr.) daer gr. ende s. is.
78 CH wijrtze, dat heet crude gaet toe; B veel gaeder cruéden tot; - CGHB warmoese; DA wat moese.
voetnoot57
B heeft hier: sieltogende. Lees hier wellicht: in sinen sieltoghen ende b.
margenoot61
II Kon. 5:7. (Sion).
margenoot65
I Kon. 31:1; II Kon. 1:21 (Gelboe).
margenoot68
III Kon. 18:42 (Carmelus); Jac. 5:17-18 (Elias... oratione oravit ut non plueret super terram, et non pluit annos tres et menses sex).
margenoot70
Gen. 18:1 (Mambre).
voetnoot70
B heeft terecht: ses maende.
voetnoot72
aenbeder. Zie Verdam I, 76; aenbidden met den klemtoon op aen had gewoonlijk de eigenlijke beteekenis van zijn gebed richten tot iemand (lat. precari), terwijl anbéden veelal de bet. van adorare had. Hier: impf. - aenbeedde.
margenoot73-98
Van desen lande seyt Ysidorus (?) We hebben dit niet bij dezen auteur gevonden.
voetnoot78
wartse, lees met CH: wyrtze (niet bij Verdam), mhd. wirz: kruidery (würze, bes. bier-, metwürze, überhaupt süsser, aromatischer Stoff. (Lexer); - CGHB: warmoese: groente;
[tekstkritische noot]80 CH ende oec (H vet) II warve (H werve) des jaers so bringhen si vr. GDB ende vette (G vet) tarwe; des jairs so bringhen (B brenghen) si vr.; A s.b.s. twee vruchten.
82 GD wunsche.
86 CH d.w. Engaddi.
87 A oximel ontbr. B exempel.
89 B minere ontbr. ende gout.
92 A dat is e.a.
94 A v. gemmen of (ontbr.) d. st.
96 CGHD gummi; B gomme.
97 CGHB m. alle venijn, A als v.
voetnoot80-81
zie var.
voetnoot82
die wensch der werelt: wat de wereld wenscht.
voetnoot83
selsener: zeldzame.
voetnoot87
rute: wijnruit, geneeskrachtige tuinheester; - lees: vruchten als : honingazijn, .
voetnoot88
onnen: afstaan.
voetnoot92
is, lees: in.
margenoot95-98
Isidorus Hisp. Etym. lib. XVI, c. 24. (Migne. P.L. t. 82, col. 590): Electrum, quod est naturale. ejusdem naturae est, ut in convivio, et ad lumina clarius cunctis metallis fulgeat, et venenum prodat.
voetnoot97
als, lees: alle; - meldet: verraadt.
margenoot99-129
bron onbekend.
voetnoot102
cynghelmuren: walmuren.
[tekstkritische noot]104 B priesters.
113 B priesterscap.
129 CH Accaron ende Alexandria; GDA Accaroneum, Alexandria (G Allexandria); B Acoroneum A.
134 CGHDA genen schijn (H schim) want gheen of sceef (GH afscheef) bughen en i.d.w.; B gheen schijn (rest ontbr.).
margenoot119
Gen. 28:17.
margenoot130-153
bron onbekend.
voetnoot134
schijn, (schim): schaduw; - want ghien of sceef bugen en is der werelt: want de wereld buigt niet schuin af, is vlak.
[tekstkritische noot]145 B w. ende d. salichmaker.
150 CGH op dier a. st.
152 CGHD saelde (GD zaelde) ghewracht.
153 CH middewarde; B int midden.
1 CGH van den X (G tien) gheboden ons heeren Godes (G Goods) ghegheven den kinderen van Ysrahel in dat oude testament; D van den tien gheboden Gods ons heren; B van die X ghehode Gods die God Moyses gaf opten berghe van Synay.
3 CGHD biese c.; B biesen corfken.
voetnoot145
souden g.w.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken