Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 274]
[p. 274]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Dat .XXXVII. is vander enghelscher boetscap ende sijn gruet.

3Ga naar margenoot3-7Doe God onse heer den mensch hem ontfermede, als ic ge-4seit heb, doe seynde hi uuten hemel van hem den archangel 5 Gabriel tot eenre ioncfrouwen, die ghetrouwet was enen man 6 hietende Ioseph, geboren vanden huse Davids ende der ionc-7Ga naar margenoot7-25frouwen naem was Maria. Dat dese bode soude wesen een 8 enghel, daer sijn toe drie scone reden. Die eerste is, om-dat 9 die beteringeGa naar voetnoot9 soude gescien, ghelijc als die misdaet gesciede. 10 Die quade enghel, die bose gheest quam ende becoerde dat 11 wijf, dat hise bracht tot twivel ende van twivel tot consent en-12de volboert, van consent totten wercke der sonden. Dair om 13 so quam die enghel totten ioncfrouwen ende grootse mit boet-14scappen, dat hise <brocht> toe gelove, van [62b] gelove tot 15 consent ende van consent <tot> des Gods soen te ontfangen. 16 Die ander sake is om des enghels ambochtGa naar voetnoot16 te bewisen. Die 17 enghel is een dienstman, ende want die ioncfrou was gecoren 18 Gods moeder te warden, so was dat billick, dat hi in sijnre 19 vrouwen dienst quam ende hoer dat mit gruete boetscapte. 20 Die derde sake is om der engelen vroechde mede te meren; 21 dat God mensch wart, dat starcte die enghelen inden hemel 22 mit geselscap ende verloste den mensche, ende daer om so 23 soude die engel die boetscap voeren om sijn gheselscap mede 24 te vroechde<n> ende om onser salicheit wilGa naar voetnoot24 vanden hemel 25 ons te condigen. Die selve archangel Gabriel staet voer Gode 26 als een vorste ende een legaet, tot sinen gebode te vervol-27genGa naar voetnoot26 bereit, ende daer om beduut hi die starcheit Gods. Ende 28 doe hi uuten consistory der heiliger Drievoudicheit den raet

[pagina 275]
[p. 275]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

29 ende den wil Gods hadde verstaen ende sijn beveling van sinen 30 eygen monde hadde ontfaen, doe nam hi gelijc een sceptrum, 31 dat beduut een conincs staf, in sijnre hant ende brack voer 32 der sonnen opganck uuten hemel ende vander scoenster 33 wolken makede hi een mantel ende besetteden mitten edel-34sten gesteente; hi maecte een crancse vanden suverlicsten 35 bloemen des aerdschen Paradijs der weelden, hi maecte hem 36 een harnasch vanden wortelen der edelre cruden, ende quam 37 mit blinckende ogen, mit lichtende aensicht, mit schinende 38 clederen, mit hoysschenGa naar voetnoot38, tuchtigen gelaet, mit claren lichte, 39 ende knyelde neder voer der [62c] maecht als een ionc 40 ridder ende spreyder voer hoor voeten den propheten Ysayas 41 Ga naar margenoot41rolle, den si selve las, daer aldus in gescreven was: Sich een 42 ioncfrouwe sel ontfangen ende baren enen soon, sijn naem 43 Ga naar margenoot43-49sel hieten Emanuel, dat beduut: mit ons is God. Ende dit 44 dede hi schijnbaerlickGa naar voetnoot44, want hi die sienlike wercke, daer God 45 soude mensch warden, woude boetscappen. Ende want si en 46 lijfliken in haren buke soude ontfangen ende omdatsi in 47 synnen van lichaemGa naar voetnoot46 <dat> te bet mochte verstaenGa naar voetnoot47, so is 48 dese enghel schijnbaerlick van kints gedaentenGa naar voetnoot48 tot haer in ge-49gaen ende gruetse aldus: Wes sonder wee, vol genaden, die 50 heer si mit di, gebenedijt bistu bovenGa naar voetnoot50 allen vrouwen. Elyza-

[pagina 276]
[p. 276]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

51beth, die heilige vrouwe, sinte Iohannis moeder, dede hier 52 toe, doe si seide: Ghebenedijt is die vrucht dijns buucs. 53 Ende die heilige kercke sluut daer inGa naar voetnoot53 Ihesus Cristus, Amen 54 Ga naar margenoot54(Glosa:) Moeders ende kints naemen. Dese enghel conde 55 sijn boetscap seer suverlic wervenGa naar voetnoot55 mit behaechliken grueten. 56 Hi wiste wel, dat die ionghe maechden gaern suverlick ende 57 lustichGa naar voetnoot57 waren. Daer om seide hij: Ave, sonder leet ende wee. 58 Hi wist wel datsi gaern overhavichGa naar voetnoot58 waren, daer om seide hi: 59 vol van genaden. Hi wist wel, datsi gaern van haren brudegom 60 ghemynnet waren; daer om seide hi: die heer si mitti. Hi 61 wist wel datsi gaern gheloeft ende gheprijst waren van gueden 62 geruchte; daer om seide hi: gebenedijt bistu boven allen 63 vrouwen. Elyzabeth wiste wel, datsi gaern suverlike kinder-64kijn hadde; hier om seide si: ende gebenedijt si die vruchte 65 dijns lichaems. Die engel [62d] seide eerst: Ave, dat be-66duut: sonder wee, dat is sonder wee eerfliker sonden, sonder 67 dagelixer misdaden, sonder pinen der verdoemenis. Drie wee 68 Ga naar margenoot68riep die propheet, doe hi seide: wee, wee, wee, alle die 69 Ga naar margenoot69-70wonen inder aerden nu ende ymmermeer. Ave is dat gewan-70delde ende omgekeerde woort: Eva, mit naem ende wercken. 71 Want Eva wan ons inder werelt, Ave inden hemel; Eva was 72 onse vleischelike moeder in iammer ende leet, Ave is onse 73 gheestelike moeder in vroechden ende salicheit; Eva ver-74doemde ons, Ave verlossede ons; Eva was een beghinsel onses 75 stervens, Ave onses levens; Eva verloes die genade, Ave 76 vantse weder; Eva was die zake des mans sonde, Ave was 77 zake des mans beteringe; Eva ghinc uuten paradijs, Ave

[pagina 277]
[p. 277]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

78 tret inden ewigen leven; Eva is ghetrouwet ende wert wijf, 79 Ave is getrouwet een maghet; Eva was biden man ende wan 80 een mensche, Ave was biden heyligen Gheest ende wan God. 81 Die enghel seit voort: gracia plena, dat beduut: vol gena-82Ga naar margenoot82-88den. Want in dinen buuc hebste die genade der minnen, in 83 dinen monde genade des troosts, in dinen handen genade der 84 mildicheit, in dinen voete genade der stantafticheit ende bi-85blivensGa naar voetnoot84. Also vol van genaden, datse daer van hebben ghescep-86pet die bedroefden troest, die sondaren genade, die rechtvaer-87dige<n> duecht, die engelen vroechde, die Drievoudicheit 88 Ga naar margenoot88-90glorie, des menschen kint vleisch ende bloet. Want in allen 89 heiligen is die genade Gods ghegoten mit maten, mer in 90 Ga naar margenoot90-106Marien is die genade self heel ingestort. [63a] Die Enghel sei-91de voort: Dominus tecum, dat beduut: die heer is mitti. Die 92 heer, die Vader, die di vercoren heeft; die heer, die Soon, die 93 di getrouwet heeft; die heer, die heilige Gheest, die di 94 geheilicht heeft; die heer, die heilige Drievoudicheit, die di 95 gescapen heeft. Dominus tecum, die heer, die Vader, die diGa naar voetnoot95 96 versellet heeft mit gemeenscap eens kints; die heer, die 97 Soon, die di tot eenre moeder vercoren heeft; die heer, die 98 heilige Gheest, die dat in di ghewracht heeft; die heer, die 99 heilige Drievoudicheit, <die> die drie-clufterige woenstat inGa naar voetnoot99 100 dinen craften ghemaect heeft. Dominus tecum, die heer, die Va-101der, die di der hemelscher guede een scatdraechster ghemaect 102 heeft; die heer, die Soon, die di des menscheliken gheslachtes 103 een voorspraecster inder vierscaren gheset heeft; die heer, die

[pagina 278]
[p. 278]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

104 heilige Gheest, die sinen genade doer <di> der werelt ver-105leent heeft; die heer, die heilige Drievoudicheit, die sijn 106 godheit mitti ghedeylt heeft. Die enghel seide voort: Bene-107Ga naar margenoot107-116dicta in mulieribus, dat beduut: gebenedijt bistu boven allen 108 wiven. <Drierhande maledictie hadden die vrouwen> Ma-109ledixi van scaemten, als si niet vruchtbarich en waren; male-110dixi van erfsonden, als sij ontfangen; maledixi van pinen, 111 als si baren; alleen die gebenedide maecht ontquam onder 112 allen vrouwen dese maledixien. Want hoerre maechdom gaf 113 God benedixi mit vruchtbaricheit, hoerre vruchtbaricheit gaf 114 God benedixi sonder perse ende wee. Aldus ysse gebenedijt 115 inden lichaem, datsi is sonder gelijc vruchtbaerGa naar voetnoot115, sonder last 116 Ga naar margenoot116-118zwangher, sonder wee [63b] vruchtbarichGa naar voetnoot116. Inder zielen is si ge-117benedijt, want si hadde innicheit der duechtGa naar voetnoot117, tuchticheit der

[pagina 279]
[p. 279]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

118 Ga naar margenoot118-127scaemte, grootheit der gelove, martely der herten. Dit stont 119 alte bewisen in haren leven. Doe die maecht dit hadde ge-120hoort, doe wart si gestoort in sinen sermoen ende dochte welc 121 dese gruete mochte wesen. Sich der maecht wijse ende ghif 122 haer lof. Si wert hier in desen reden gheprijst van horen datsi 123 satich is, wantsi zwighet ende hoort, si wart gheprijst van 124 hertenGa naar voetnoot123, wantsi in scamelhedenGa naar voetnoot124 wert gestoort, si wert geprijst 125 van moedeGa naar voetnoot125, wantsi dacht ende besan die gruete. Doe haer zede 126 ende ghelaet aensach die enghel, trooste hise mitter zueter 127 spraeck ende seide aldus: Ontsie di niet, Maria, du hebste 128 die genade voer Gode ghevonden; sich du selte ontfangen in 129 dinen lyve ende baren enen soon ende sinen naem selte hieten 130 Ihesum. Hi sal werden groot ende enen soon des alren over-131sten sal hi genoemt werden. God den heer sel hem gheven 132 den zetel Davids sijns vaders ende hi sel regnieren in Iacobs 133 huse ende sijn rijck en sel nymmer meer eynde werden. Doe 134 antwoorde Maria den engel ende vraechde hem: Hoe sel dit 135 gescien, want ic genen man en bekenne? (Glosa:) also heb 136 ict begrepen God mijn reynicheit te loven.

137Ga naar margenoot137-158Die ewangelisten en wisen niet meer dan dat Maria seven 138 warf gesproken heeft ende die woorden sijn cort, mer vol god-139liker craften. Dat eerste woort was, datsi sprac totten enghel:

[pagina 280]
[p. 280]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

140 Hoe sel dit gescien? Ende dat woort was een woort van 141 groten ondersceytGa naar voetnoot141. Dat ander [63c] woort was, datsi sprac int 142 leste totten enghel: Sich hier die deerne Gods. Ende dat was 143 een woort van groter oetmoedicheit. Dat derde woort was, 144 datsi sprack voer der vrouwen Elyzabeth, doe sise gruetede. 145 Ende dat was een woort vol groots troosts. Dat vierde woort 146 was, datsi sprac, doe sinte Iohan hem vervroechde van Cristus 147 toecoemst in sijnre moeder lichaem, ende seide: Mijn ziel 148 maecte groot den heer. Ende dat was een woort vol innigher 149 ghebedinge ende groter dancnaemicheit. Dat vijfte woort was, 150 datsi sprack inden tempel, doe si Ihesum hadde verloren: 151 Kint, hoe hebste ons so gedaen? Ic ende dijn vader hebben 152 di droevendeGa naar voetnoot152 gesocht. Ende dat was een woort vol groter 153 minnen. Dat seste woort was, datsi sprac inder bruloft tot 154 haren kinde: Si en hebben ghenen wijn. Ende dat was een 155 woort vol groter guedertierenheit. Dat sevende woort was, datsi 156 sprac totten dienre inder bruloft: Wat dat hi iu hietet doen, 157 dat doet. Ende dat was een woort vol groter leer ende wijs-158heit.

159Ga naar margenoot159-176Dese enghel heeft sijn boetscap ander ioncfrouwen seer ho-160veschelick ende princelick ghedaen. Eerst so heeft hi tuch-161tichlic die ioncfrouwe versochtGa naar voetnoot161, doe hi so scoen ende bequaem 162 tot haer is ingegaen. Daer na heeft hi se gegruet so eerbaer-163lic, doe hij sprack: Ave, wes gegruet, sonder wee, vol van 164 genaden, die heer is mitti. Daer na heeft hi se geprijst so 165 waerdelick, doe hi sprac: Ghebenedyt bistu boven allen vrou-166wen. Daer na heeft hise gestarct so moedelickGa naar voetnoot166, doe hi sprac:

[pagina 281]
[p. 281]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

167 [63d] Vervaer di niet, Maria, du hebste die genade 168 voer Gode ghevonden. Daer na heeft hi sijn boet-169scap haer ghekundicht opelick, doe hi seide: Sich du 170 selte ontfangen in dinen lichaem ende baren enen soon. Daer 171 na heeft hi die manier ende hoe dattet soude gescien vertellet 172 so claerlic, doe hi seide: Die heilige Gheest sel di overcomen 173 ende die craft des alren oversten sel di bescheinen. Daer na 174 heeft hi des kints wesen voirseit so sekerlijc, doe hi sprack, 175 dat van di sal geboren werden een heilich ende sel ghenoemt 176 Ga naar margenoot176-195werden soon des alren oversten. Dese ioncfrouwe heeft die 177 enghel ghevonden breydendeGa naar voetnoot177 enen sconen cranse van duech-178deliken bloemen. Die eerste bloeme, die den ioncfrouwen an 179 horen crans wel steit, is enicheitGa naar voetnoot179; ende die brac se, doese die 180 enghel vint alleen. Die ander is scamelheit; ende die bloeme 181 bracse, doe si van sinen sconen gedaente ende wise woorden 182 was verscricket ende gestoort. Die derde is wijsheit; ende die 183 bloem bracse, doe si dachte ende versan wat gelijc van groteGa naar voetnoot183 184 dat die mochte wesen. Die vierde is ondersceit; die bloem 185 bracse doe si den enghel vraechde: hoe sel dit ghescien? 186 Die vijfte is suverheit; die bloem bracse, doe si seide: Ick en 187 bekenne genen man. Die seste is gehoorsamicheit; die bloeme 188 bracse, doe si seide: Sich hier die deerne Gods. Die sevende 189 is mynsamheit; ende die bloeme bracse, doe si seide: Na 190 dinen woorden mi gescie. Die achte is oetmoedicheit; ende 191 die bloem bracse, doe si op stont ende ghinck [64a] mit haeste 192 int ghebercht te dienen hoorre nichten Elyzabeth. Die negen-193de is innicheitGa naar voetnoot193; ende die bloem bracse, doe si vervollet was 194 mitten heiligen Gheest ende dichtede den ymmen: Magnifi-195cat anima mea Dominum.

[tekstkritische noot]1 GH van der engkelscher bootscap ende van siner gruet tot der ioncfrouwen Marien.
3 B over den m.h.o.
4 CHB sende; GDA seynde; - DA G. inder stat van Nazareth van den lande van Galileen ontbr.
14 DA dat hise (brocht ontbr.) toe ghelove.
18 GHD so was dat billic; B so wast reden.
24 CHD te vroechden; GB te vervroechden.
25 B kundigen.
margenoot3-7
Luc. 1:26-27.
margenoot7-25
Leg. aur. De annunciatione Dominica. (Graesse3, p. 216).
voetnoot9
die beteringe: herstel (reparatio).
voetnoot16
ambocht: ambt, bediening (ministerium).
voetnoot24
om onser salicheit wil, lees: om onse salicheit.
voetnoot26
tot sinen gebode te vervolgen: om zijn bevel op te volgen.
[tekstkritische noot]38 CGHD hueschen t.g.; A hoysschen t.g.; B hueschen g.
40 CGHDB Ysaias d.p.r. (C des p.Y.r.) daer in ghescreven was ende selve las.
43 B God mit ons.
46 B in h. lichaem s.o.
47 CGH te bet dat m.v.; B dat te bet m.v.
48 CH van lives gedaente; GDAB van kints (B kindes) g.
voetnoot38
mit hoysschen, tuchtigen gelaet, met een minzaam, bescheiden gelaat.
margenoot41
Isaias 7:14.
margenoot43-49
Lud. de Sax. l.c. I, c. 5, n. 8: Angelus in hominis forma apparens quasi exemplo docuit, quia Deum incarnari et spiritum cooperari nuntiavit. Quia enim illum nuntiavit, qui in se invisibilis, corpus visibile voluit ex Virgine sumere, congrue debuit corporali specie apparere. Formavit autem Angelus sibi corpus lucidum, quia secundum Augustinum, facie rutilans et veste coruscans Virgini apparuit.
voetnoot44
schijnbaerlick: duidelijk zichtbaar; - sienlike: zichtbare.
voetnoot46
in sinnen van lichaem: met de lichamelijke zintuigen.
voetnoot47
verstaen: gewaarworden.
voetnoot48
van kints gedaente: kint wordt ook in ruimere toepassing gebruikt, b.v. jong ridder, een jonge man van aanzienlijke geboorte, een prins.
voetnoot50
Vgl. voor de var.: boven, - onder, - in - allen wiven Leg. aur. (Graesse3, p. 217): sicut dicit Bernardus: benedicta tu in mulieribus, id est: super omnes mulieres.
[tekstkritische noot]52 CGHD ghebenedijt si.
54 CH des moeders ende des kints namen.
57 B let ende ontbr.
58 B rijc.
69 CH nu ende emmermee.
72 B onse natuerlike moeder in der werelt in yammerheden e.l.
voetnoot53
sluut daer in: voegt daarbij, lascht daarin (apposuit).
margenoot54
Glosa: Moeders ende kints naemen. Comp. IV, c. 2: Tertiam apposuit Ecclesia, ut in reverentia nomen Mariae haberetur, nam Maria non est de textu.
voetnoot55
syn bootscap werven: zijn opdracht uitvoeren.
voetnoot57
lustich: vroolijk.
voetnoot58
overhavich (niet bij Verdam): B: rijk, meer hebbend dan noodig is. - gehavich: aan de vereischten voldoende. Het komt in vorm overeen met mhd. gehabec, bemiddeld, welgesteld, in goeden doen. Zie Verdam, II, 1116.
margenoot68
(die propheet) Apoc. 8:13.
margenoot69-70
Lud. de Sax. l.c. Mutans ergo Angelus nomen Evae, dicit Virgini: Ave, indicans eam ab omni vae liberam.
[tekstkritische noot]79 G Ave wart g.e.b. een maghet.
82 B in den lichaem.
83 B in dinen monde genade des troosts ontbr.
85 CGHD ghescepen; B ghecreghen.
98 A die dat (wonderlijc ontbr.) in di ghewracht heeft.
margenoot82-88
Leg. aur. l.c. Bernardus: in ventre gratia deitatis, in corde gratia caritatis, in ore gratia affabilitatis, in manibus gratia misericordiae et largitatis. De plenitudine ejus, etc.
voetnoot84
stantafticheit ende biblivens: van bestendige tegenwoordigheid.
margenoot88-90
Lud. de Sax. l.c.: Aliis ad mensuram gratia datur; haec autem sola gratiam quam nulla alia meruerat consecuta est, ut gratiae repleretur Auctore.
margenoot90-106
Leg. aur. l.c. Dominus Pater tecum qui genuit quem concipis, Dominus Spiritus sanctus de quo concipis, et Dominus Filius quem carne tua induis; sic dicit Bernardus.
voetnoot95
die di versellet... kints: die zich met u heeft verbonden door den onderlingen band - het gemeenschappelijk bezit - van een kind.
voetnoot99
die die... ghemaect heeft: die de drie-deelige woonstede in uw vermogens heeft gewrocht.
[tekstkritische noot]108 CH b.a.w. Drierhande maledictie hadden die vrouwen; GDAB ontbr.
110 CH als si hadden ontfanghen; GDA als si ontfanghen; B als si ontfanghen waren.
111 DB als si baren ontbr.
115 CHB sonder broke vr.; GD sonder lijck vr.; A s. gelijc v.
margenoot107-116
Leg. aur. l.c. Benedicta tu in mulieribus, id est: super omnes mulieres, quia scilicet oris mater virgo et mater Dei. Triplici maledicto mulieres subjectae erant, scilicet maledicto opprobrii, maledicto peccati et maledicto supplicii. Maledicto opprobrii quoad non concipientes... maledicto peccati quoad concipientes; unde psalmus: Ecce enim iniquitatibus conceptus sum; maledicto supplicii quoad parturientes... sola autem virgo Maria benedicta est inter omnes mulieres, cujus virginitati fecunditas additur et fecunditati in conceptu sanctitas et sanctitati in partu jucunditas... propter alia quatuor quae fulserunt in ejus carne, quia fuit virginitatis primiceria, sine corruptione fecunda, sine gravedine gravida, et sine dolore puerpera.
voetnoot115
sonder gelijc: zonder weerga; beter is de lezing sonder broke. (sine corruptione fecunda).
vruchtbaer: vruchtdragend, bevrucht (post conceptionem fecunda).
margenoot116-118
Leg. aur. (Graesse3 p. 218) l.c. Dicitur ergo gratia plena, sicut dicit Bernardus, propter quatuor quae fulserunt in ejus mente, quae fuerunt devotio humilitatis, reventia pudoris, magnitudo credulitatis, martyrium cordis.
voetnoot116
vruchtbarich: vrucht barend (sine dolore puerpera). De bet. van deze twee woorden is dus niet hetzelfde, zooals Verdam meent, zie ook: 109 vruchtbarich, waar de zin ook is: schaamte, als zij geen kinderen voortbrachten.
voetnoot117
innicheit der duecht, lees: innicheit der oitmoedichede, zooals ook de vertaling van den zelfden tekst: devotio humilitatis, in 't volgend cap., 2. 54 luidt.
[tekstkritische noot]120 B in sinen woorden.
124 A gescoort.
125 B besynde.
126 B mit sueten woorden.
133 B ende sijns rijcs en sel gheen eynde wesen.
137 CGHD en wisen niet meer Marien dan seven warven ghesproken; B e.w.n.m. dat M. dan s. werf ghesproken hevet.
margenoot118-127
Leg. aur. l.c. Quae cum audisset turbata est in sermone angeli et cogibatat qualis esset ista salutatio. Hinc apparet laus Virginis in auditu, affectu et cogitatu. In auditu laudatur modestia, quia audit et tacet; in affectu verecundia, unde turbata est; in cogitatu prudentia, quia cogitavit qualis esset ista salutatio... Et tunc angelus confortans eam dixit: Ne timeas, Maria, etc.; Luc. 1:30-35.
voetnoot123
van herten: in affectu.
voetnoot124
scamelheden: bescheidenheid, ootmoed.
voetnoot125
van moede: (in cogitatu) om haar geest.
margenoot137-158
Comp. IV, c. 3 maar Dirc volgt de chronologische orde.
1 Vinum non habent... verbum pietatis (D. 6);
2 Fili quid fecisti... verbum charistis (D. 5);
3 Quodcumque dixerit... verbum instructionis (D. 7);
4 Quando salutavit Elisabeth... verbum consolationis (D, 3);
5 Quomodo fiet istud... verbum discretionis (D. 1);
6 Ecce ancilla... verbum humilitatis (D. 2);
7 Magnificat... verbum orationis et gratiarum actionis (D. 4).
[tekstkritische noot]143 CGHD Dat derde woort was dat si sprack voer der vrouwen Elyzabeth, doe sise gruetede. Ende dat was een woort vol groots troosts ontbr. Wat in AB is dat vierde woort is in CGHD dat derde woort, terwijl daarop aanstonds dat vijfte woort volgt.
voetnoot141
ondersceyt (discretio): verstandig oordeel.
voetnoot152
droevende (dolentes): treurende, rouwende.
margenoot159-176
Comp. IV, c. 2. Nota sex in angelica salutatione: quam reverenter b. Virginem salutavit... quam excellenter commendavit... quam dulciter confortavit... quam diligenter legationem suam complevit... quam eleganter modum exposuit... quam convenienter prolem nascituram describit.
voetnoot161
versocht: bezocht.
voetnoot166
moedelick (latijn heeft: dulciter confortavit): moedig. Deze bet. past niet in den zin. Gemoedelijk, hartelijk verdient hier de voorkeur. Als afleiding van moet is dat mogelijk, al wordt ze niet door Verdam genoteerd.
[tekstkritische noot]167 CH vervaert di niet: B en ontsich di niet.
173 CAD bescheinen; GH beschemen; B omme schinen.
177 B bereydende.
194 C ympneen; GHD ympnen; A ymmen; B sanc.
margenoot176-195
bron onbekend.
voetnoot177
breyden: vlechten.
voetnoot179
enicheit: eenzaamheid; - breken: plukken.
voetnoot183
wat gelijc van grote: wat voor een soort van groet, hoe-danige groet.
voetnoot193
innicheit: vurigheid van geest,

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken