Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: SomerstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.97 MB)

XML (2.18 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc

(1938)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 45]
[p. 45]

Dat vierde capittel vander coronaci ende van menigherhande cronen, daer onse Here Ihesus Cristus mede gecroent wert.

4 Ga naar margenoot4-24Doe onse lieve heer Ihesus Cristus den rechter Pylato ghe-5levert wert, quamen die saryanten des rechters, knapen, die 6 hem om soudy dienden, ende leiden onse Heer inwaert ende 7 gheescelden hem an een calumpne ende wronghen een croen 8 van doornen te samen ende druckedese op sijn ghebenedide 9 hooft ende deden hem an een roet purpur cleet, als een coninc 10 ende gaven hem een riet in sijn rechter hant ende quamen 11 tot hem <ende bespotten hem>Ga naar voetnoot11ende seiden: Wes ghegruet, 12 coninc der ioden; ende namen hem dat riet uter hand ende 13 sloghen hem daer mede op sijn hoeft ende sulck sloghen daer-14mede an sijn wanghen ende bespoghen sijn aensicht. Dair-na 15 quam Pylatus ende nam hem weder uutGa naar voetnoot15 ende seide: Dese 16 mensch dat is u coninc, opdat ghi bekent dat ic gheen sake en 17 vinde in hem. Aldus ghinc Ihesus uut ende had an een purpur 18 cleet ende een doornen croen op sijn hooft ghedruct. Dat dede 19 Pylatus dair-om, dat hi der ioden moetGa naar voetnoot19 daermede sachten 20 soude, omdat hi aldus seer ghecastijt was. Mer doe si hem 21 saghen, worden si met meerre [11a] felheit opgheblasen ende 22 riepen: nym hem op ende crucen. Doe antwoorde die rechter 23 ende seide: sel ic dan uwen coninc crucen? Doe seiden si 24 Ga naar margenoot24-37weder: Wi en hebben ghenen coninc dan den keyser. Bar-25nardus seit: Doe die suete moeder Gods sach haren soen also 26 mismaect ende mishandelt, doe mocht si spreken totten 27 ghenen, die bi haer stonden van den vrienden Gods: Och, 28 hoe is dat hoeft, daer die enghelen voor beven, mit doornen 29 omghesteken, hoe is dat aensicht, daer die enghelen in be-30gheren te sien, mit spekel alsoe besmet, hoe sijn die oghen, 31 die boven der sonnen schijn claer waren, mit doots veruwe ver-32duystert, hoe syn die oren, die des Vaders stemme hoorden

[pagina 46]
[p. 46]

33 ende daer die melodyen der hemelen voor clinghen, nu vanden 34 sondaren geruchtetGa naar voetnoot34<ende> bespot. Ende hoe is nu die soen, 35 alre scoenste boven die kinder der menschen, also leliken 36 mishandeltGa naar voetnoot36, als of ghien ghedaente noch scoenheit in hem en 37 waer. Dese selve forme der coronancie ons heren Ihesu Cristi 38 is misteriaelGa naar voetnoot38, dat beduut diep grondich van godliken wonder 39 te verstaen. Ende daerom hebben se die heilighen in groter 40 aendachten ende waerden, want si menen, dat die beelden 41 mit sonderlinghe gracien ende privilegien van Gode sijn be-42gaeft. Ende daer-om heeft sinte Barnardus aldusdanighen 43 ghebet of oracie tot hem gheformeert, gheseit ende ghedichtet: 44 Ga naar margenoot44-61O rex regum, dominus dominancium, dat is: o, coninc der 45 coninghen, heer der heerscappien, dien ic een toecomen[11b]-46de coninc verbeide in keyserlike maiestate ten ionxsten da-47ghen neder clymmende inden wolken, dair alle knyen hemel-48sche, helsche ende aertsche moeten voorbughen ende voir sijn 49 vierscaer ghepresentiert worden, loen ontfaende van horen 50 wercken, want du dan rechter wesen selste, oordelende over 51 levende ende over doden, ende die nu aldus om minen wil op 52 deser aerden in bespotteliker conincscap ghetoecht woudste 53 werden, opdattu mi voor dinen hemelschen heer glorioselic 54 soudste openbaren, soe bid ic di om die overminlike formeGa naar voetnoot54 55 alre sachtmoedicheit, dat ic die figure dijnre coronancie in 56 mijn ghemoede alle tijt ghedachtelic in mijnre herten draghe, 57 opdat iese als een exemplaerGa naar voetnoot57 alre duechden ende guedertieren-58heit voor mi heb, daer ic al dijn minne moghe bi verstaenGa naar voetnoot58 59 ende mi na allen duechden rechten ende in alre tijt di in be-60dencken, die daer biste coninc der glorien ende der eren, ewe-61lijc ghebenedijt. Amen.

62Die crone der coninghen na bedudenisse des woorts betaemt 63 wel onse lieve heer Ihesus Cristus op sijn hooft te draghen. 64 Want corona beduut: dat sonder beghin is ende sonder eynde. 65 Ende dat ghelijct wel, want die croen is als een cirkel, die al

[pagina 47]
[p. 47]

66 om ende om den hoofde gaet mit menigherhande cierheit 67 ende grote eer maket. Die coninc van Enghelant is ghecroent 68 mit bladen, die coninc van Vrancrijc mit bloemen ende die 69 coninc van Almangen mit vruchten. Ende [11c] alle dese wi-70sen betaemt onse lieve heer Ihesum in sijnre glorien toe te 71 legghen, want die bladen sijnre woorden en sellen niet ver-72waeyen, want sijn woorden en sellen niet vergaen, noch op 73 die aerde vallen; noch die bloemen sijnre zeden en sellen 74 niet verdorren, want si bloeyen inden hemelschen paradijs 75 mit eren ende mit eerbaerheit; ende die vruchte sijnre out-76heitGa naar voetnoot75 sel bliven in dat ewighe leven. Hier om seit die minnende 77 Ga naar margenoot77bruut in Canticis: Gaet uut, ghi dochteren van Syon, ende 78 siet den coninc Salomon in sijnre diademate, daer hem sijn 79 moeder mede ghecronet heeft inden daghe sijns huwelics. Doe 80 onse ionghe coninc Salomon, Gods soon, mitter menscheliker 81 natuer hem verenicht, <wast> als een dach des huwelics, 82 daer hi lijf ende ziel in een bant der rechter trouwen an-nam; 83 doe hi wert ghecroont van sijnre moeder mit eenre sonderlin-84ghe dyademate, die hem ommeghincGa naar voetnoot84vleischeliker cronen. Als 85 Ga naar margenoot85Baruch die propheet van hem te voren seide, aldus spreken-86de: hi is mit ons ghesien, inder aerden heeft hi ghewandert 87 ende heeft ghecleet gheweest als een mensch; want, als sinte 88 Ga naar margenoot88Ian ewangelist spreect: Dat woort is vleisch gheworden ende 89 heeft in ons ghewoent. Die smit deser cronen was die heilighe 90 Gheest. Want ghelijc als die enghel Gabriel totter moeder 91 Ga naar margenoot91seide: Die heilighe Geest sel van boven comen <in di>Ga naar voetnoot91 ende 92 die cracht des alren Oversten sel di [11d] ombeschinen. Die 93 heilige Geest is een werckelic beghin der ontfanghenisse ons 94 heren Ihesu Cristi. Die smitsformeGa naar voetnoot94, daer dese croen in ghe-95smeet wert, dat was die ioncfrouwelike buuc Maria, als die 96 Ga naar margenoot96enghel seide: Sich, du selste in di ontfaen ende baren een 97 soon ende sijn naem sel ghehieten warden Emanuel, dat is:

[pagina 48]
[p. 48]

98 God mit ons. Om desen sueten smit riep die vrou tot Cris-99Ga naar margenoot99tum: Salich is die buuc, die di ghedraghen heeft ende die bor-100sten, die di soecten. Die gulden roedenGa naar voetnoot100, daer dese croon is 101 of gheslaghen, waren die levende aderen der ioncfrouwen 102 herte. Die gulden roeden waren van levenden, rooden, edelen 103 bloede smidichGa naar voetnoot103 ende weec, want si onder des smeets handen 104 Ga naar margenoot104zeechGa naar voetnoot104 ende seide: sich hier die deerne Gods. Dese vleiskich 105 crone en drecht niement, hi en si reyn van herten ende van 106 leven. Want si is een croon der cuuscheit, daer Paulus of 107 Ga naar margenoot107seit: Broeders, mijn croen staet in den Heer. Doe onse 108 coninc onse heer Ihesus Cristus sijn passie nakende was ende 109 in des rechters hant stontGa naar voetnoot109, ghinck hi uut voor den ioden ende 110 had an een purpur cleet ende droech op sijn hoeft een doornen 111 croen. Die smit deser cronen was die ongherechtighe baliu 112 Ga naar margenoot112Pylatus, die wel wiste, datsi hem overmits nijt ghelevert had-113den. Ende syn knapen dede hi wringhen een croen van doornenGa naar voetnoot113114 ende setten op sijn hooft ende seiden tot hem bespottende: 115 Ga naar margenoot115Wes gegruet, coninc der ioden. Die [12a] smits-forme, daer si 116 in gheslaghen wert, dat was die werelt in horen heerscappie-117liken staet mit hore macht ende quaetheit, die sijn eighenGa naar voetnoot117 118 Ga naar margenoot118was. Ende doe hi daer in quam, en wouden sijs niet ontfaen, 119 Ga naar margenoot119want doe Pylatus seide tot hem: Siet hier is uwen coninc, 120 doe versmaden si hem ende seiden: wi en hebben ghenen 121 coninc dan den keyser. Die roeden ende platen, daer dese 122 croen of gheslaghen wert, waren die zeebiessen, die boven 123 doornen alre scarpste sijn ende hart, want si sijn van stenen 124 natuer in hore coutheit, van yseren natuer in hore hartheit, 125 van houts natuer in horen boghenGa naar voetnoot125. Dit was een croon des li-126Ga naar margenoot126dens ende der pinen teghen der werlt lust, die segghen: laten

[pagina 49]
[p. 49]

127 wi ons cronen mit rosen, eer si dorren, ende en laet gheen 128 velt wesen, daer onse lust niet over en gae. Dese croen des 129 lidens draghen alle die gheen die ware penitencie doen voor 130 hoor sonden. Van welcker pijnlicker croen der penitencien 131 Ga naar margenoot131spreect Ysaias, die propheet: Ic sel hem gheven die croen voer 132 die assche ende die olye der bliscappen voer suchten ende 133 screyen. Doe onse coninc Cristus inder aerden mit sijnre 134 crachten verburghen lach ende die tijt quam aen, dat hi 135 vanden smadeliken doot soude verrisen ende opverstaen in een 136 verclaerden glorioseliken lichaem, forme alre scoonheit ende 137 beelde alre ghenoechten, die wile had hi een stienen croen op 138 sijn hovet, dair hi lach begra-[12b]ven. Als die ewangelist seit: 139 Ga naar margenoot139Een alte weldighen steen was hem overgheleit. Dit had die 140 Ga naar margenoot140propheet David van hem voorseit: Du hebste op sinen hoofde 141 gheset een croen van duerbaren ghesteente. Die smit deser 142 stenen croen was die hemelsche Vader, want die soon Cristi 143 Ga naar margenoot143tot hem seide: Du hebste mijn laech neder-sitten bekent 144 (Glosa:) dats die begravinge, du hebste bekent die weder-145opsitten, dat is die glorie der verrisenisse, doe die Vader tot 146 Ga naar margenoot146hem sprac inder lucht als een donreslach: Ic heb di verclaert 147 ende ic sel di noch verclaren in dijnre verrisenisse. Die smitGa naar voetnoot147 148 Ga naar margenoot148<sforme> deser crone was dat kersten ghelove, want Salo-149mon seit: dat die rechtveerdighe leeft uten ghelove. Ende 150 daer werden noch alle guede menschen uut ghecroont. Die 151 roede ende platen, daer dese croen of wert ghesmeet, waren 152 die vier morghengaven, die die Vader des Soons lichaem ver-153leende in sijnre verrisenisse. Als lichticheit ieghen die aertsche 154 swaerheit, onlidelicheit ieghen die waerachtige bevoelicheit, 155 subtylheit ieghen des vuers grofheit ende claerheit ieghen des 156 luchts duusternisse.

157 Dit sijn die vier platen, daer dat lichaem die siel mede 158 wert onderdaen, dattet in een nu, waer hi wil, is heenGa naar voetnoot158 159 ghegaen ende ghecomen doer alle hemelen ende onder die 160 enghelen mitter sielen willeGa naar voetnoot160 ontfaen. Dat is die croen der wel-161dadigher, die draghen te loen al die gheen die guede kersten

[pagina 50]
[p. 50]

162 Ga naar margenoot162wercken pleghen te doen. Daer Paulus of seit: Mi is ghe[12c]-163houden die croen der rechtveerdicheit, die mi die rechtveer-164dighe rechter gheven sel in dien daghen, niet alleen mi, mer 165 al die gheen, die sijn toecoemst liefhebben. Doe onse coninc 166 Cristus zeghe ghevochten hadde ende verresen was vander 167 doot ende weder comen soude tot sinen hemelschen Vader, 168 daer hi uutgegaen was, in sijnre opvaert totten hemel wart hi 169 Ga naar margenoot169ghecroont mit een gulden croen, daer David of seit: een 170 gulden croen heefstu gheset op sijn hooft van enen widen uut-171ghespreiden teiken der heilicheit. Die smit deser cronen was 172 die heilighe Drievoudicheit, daer alle dinghen an hanghen. Dat 173 is die vaderlike majestaet, des Soons wijsheit, des heilighen 174 Ga naar margenoot174Gheests guetheit. Van deser coronancie seit David: Heer, mit 175 glorien ende mit eren hebstu hem ghecroont ende du hebste 176 hem geset boven die wercken dijnre handen ende alle dinc 177 onder sijn voeten gheworpen. Die smit dier cronen was die he-Ga naar voetnoot177178melsche Vader, van welcken riep Salomon in cantic<is> al-179Ga naar margenoot179dus: Com vanden berch Libaen, com, du selste ghecroent 180 werden. Die berch Lybani beteikent die berch van Calvarien, 181 die dat hout des cruus, die suete vrucht Cristus droech. Als 182 Ga naar margenoot182die wise man Salomon seit vanden cruus: Recht als een ee-183darboem, so ben ic verheven inden berch Libani. Die gulden 184 roeden ende platen, dair dese gulden croen der glorien of wert 185 ghesmeet, sijn die drie morghengaven der zielen, als ken[12d]-186nen inder verstandenisse, minne inden wille, ghebruken ende 187 begripen Gods inder ghehuechnisse. Dit sijn die drie sonnen-188Ga naar margenoot188raeyen, die alden hemel verlichten. Als die propheet heeft 189 gheseit: dit is die croen der ewigher salicheit ieghens al die 190 Ga naar margenoot190werelt onsalicheit; - dair Salomon of seit: Salich is die 191 man die becoringhe liden ende draghen can, want als hi ghe-192proeft is, soe sel hi ontfangen die croen des levens, dien

[pagina 51]
[p. 51]

193 <God> weder ghelooft heeft denghenen die hem lief hebben; 194 Ga naar margenoot194- ende Sinte Jacob die seit: niement en wert ghecroent, dan 195 die wittelic heeft ghestreden. Die croen der salicheit ende der 196 eren verleen ons die coninc der glorien, mit hem ewelic te 197 regneren. Amen.

198 Die lerars vraghen opter coronancie, watrehande menschen 199 datmen pleghen te cronen, of cronen te spannen ende cronen te 200 draghen, als sijn: brudegoms, kempenGa naar voetnoot200ende coninghen. Die 201 brudegoms plachmen te cronen mit cransen, mit dyadematen 202 ende mit hoeden. Aldus is ghecroont mit drierhande cronen 203 onser silen brudegom Jhesus; mit enen crans der guedertieren-204heit op sijn hert, mit een hoet der duechden op sijn siel, mit 205 een dyademate der heilicheit op sijn Godheit. - Die kempen 206 plachmen te cronen mit palmen, mit ghesteenten, mit scrif-207ten. Mit desen drien cronen is ghecroont onser sielen voir-208vechter Jhesus. Mit palmen der stantachticheit op sijn herte, 209 mit steenen der doechtsaemheit op sijn siel, mit scrift [13a] 210 der wijsheit op syn Godheit. - Die coninghen plachmen te 211 cronen somwijl mit stael, somtijt mit sulver, somwijl mit gou-212de. Ende mit dese drie cronen is gecroont onser sielen <co-213ninc>Ga naar voetnoot212 Jhesus. Mit stael der gheduldicheit in sijnre passien 214 op sijn herte, mit sulver der wijsheit in sijnre verrisenisse op 215 sijn siel, mit gout der minnen in sijnre opvaert an sijnre God-216heit. Dese drie, als lijf, siel ende Godheit sijn die drie, die 217 Ga naar margenoot217inden persoen Cristi ghecroont sijn mit benedixyen, claerhe-218den ende mit danckbaerheit, mit eren, mit cracht van ewen 219 tot ewen. Amen.

margenoot4-24
Joes 19:l-6 en Matth. 27:27-30; Marc. 15:16-20.
voetnoot11
ende bespotten hem: in rood bijgevoegd in hs.
voetnoot15
uut: naar buiten.
voetnoot19
moet: gemoed verzachten.
margenoot24-37
Leg. aurea (Graesse3, p. 226), waar ook naar S. Bernardus verwezen wordt: Dicit Bernardus: Caput angelicis tremendum spiritibus densitate spinarum pungitur; et facies pulchra prae filiis hominum sputis judaeorum deturpatur; oculi lucidiores sole caligant in morte; aures quae audiunt angelicos cantus, audiunt peccatorum insultus.
voetnoot34
geruchtet, lees: bespot. Of lees: geruchten.
voetnoot36
mishandelt, bijvoeging in hs.
voetnoot38
misteriael: (niet bij V d): geheimnisvol.
margenoot44-61
Een gebed met de beginwoorden: O, Rex regum, Dominus dominantium, door D.v.D. aan S. Bernardus toegeschreven, staat inderdaad in diens Tractatus de Passione Domini, maar de inhoud is geheel verschillend. ‘Die beelden’ zijn Ecce-homo-voorstellingen’.
voetnoot54
forme: toonbeeld.
voetnoot57
exemplaer: voorbeeld, model.
voetnoot58
waardoor ik heel uw liefde moge begrijpen en mijn gedrag naar al uw deugden regelen en altijd u gedenken.
voetnoot75
outheit: de tijd, door den menschgeworden Zoon van God op aarde doorgebracht, want Christus heeft door Zijn leven, lijden en dood voor alle menschen de heiligmakende genade en het recht op den hemel verdiend en ook overvloedige middelen om zalig te worden.
margenoot77
Cant. 3:11.
voetnoot84
ommeghinc: omvatte met een kroon van vleesch.
margenoot85
Baruch 3:38.
margenoot88
Joes. 1:14.
margenoot91
Luc. 1:35.
voetnoot91
in di: correctie in hs.
voetnoot94
smitsforme: (niet bij V d.). hier wellicht: smidsblok, aanbeeld, waarop metalen gevormd worden.
margenoot96
Luc. 1:31 en Matth. 1:23.
margenoot99
Luc. 11:27.
voetnoot100
roede: metalen staaf.
voetnoot103
smidich: gemakkelijk te bewerken, vooral van metalen.
margenoot104
Luc. 1:38.
voetnoot104
zeech: nederzeeg, nederboog; - vleiskich: vleezig, die van vleesch is. Het vervolg wijst erop, dat hier de kroon der kuischheid wordt bedoeld.
margenoot107
Philipp. 4:1. (Itaque fratres mei,... corona mea, sic state in Domino). De toepassing is door verkeerde lezing, geheel onjuist; corona mea is bijstelling.
voetnoot109
in des rechters hant stont: aan de macht van den rechter was overgeleverd.
margenoot112
Marc. 15:10.
voetnoot113
dat Pilatus zijn dienaren een doornenkroon deed vlechten, staat niet in het Evangelie.
margenoot115
Marc. 15:18.
voetnoot117
die sijn eighen was: die zijn eigendom zijn. (Vgl. Joës. 1:14).
margenoot118
Joës. 1:11.
margenoot119
Joës. 19:14 en 16.
voetnoot125
boghen: buigzaamheid.
margenoot126
Sap. 2:8.
margenoot131
Is. 61:3.
margenoot139
Matth. 27:66 en Marc. 16:4.
margenoot140
Ps. 20:4.
margenoot143
Ps. 138:2.
margenoot146
Joes. 12:28.
voetnoot147
smit, lees: smitsforme.
margenoot148
Salomon, lees: Paulus (Hebr. 10:38, Rom. 1:17, Gal. 3:11) of Habacuc 2:4.
voetnoot158
is (hi geschrapt) heen g.
voetnoot160
mitter sielen wille: volgens den wil der ziel, waaraan het lichaam nu onderdanig is.
margenoot162
II Tim. 4:8.
margenoot169
David, lees Salomon (Eccli. 45:14): corona aurea super mitram ejus, expressa signo sanctitatis.
margenoot174
Ps. 8:6.
voetnoot177
Die smit dier cronen was die h. V. Boven is reeds van die smit deser cronen gesproken. Hier zou men: die smitsforme verwachten. Maar dit kan die hemelsche Vader niet zijn. Waarschijnlijk is dus de tekst bedorven. Misschien luidt de juiste lezing: die smitsforme deser cronen was die heilighe passie, voor zoover Christus door lijden en dood tot de glorie der verrijzenis moest opgaan.
margenoot179
Cant. 4:8.
margenoot182
Eccli. 24:17.
margenoot188
propheet (?)
margenoot190
Salomon, lees: sinte Iacob (1:12).
margenoot194
sinte Iacob, lees: sinte Paulus (II Tim. 2:5).
voetnoot200
kempen: kampvechters.
voetnoot212
M: sielen brudegom, lees: sielen coninc.
margenoot217
Apoc. 7:12.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken