Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: SomerstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.97 MB)

XML (2.18 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc

(1938)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat .XXVII. capittel van den sesten werc der ontfermherticheit is als die doden te begraven; <hierGa naar voetnoot3> veel vanden ouden testament is gescreven.

5Ga naar margenoot5-150Dat seste werc der guedertierenheit is: die doden te begra-6Ga naar margenoot6ven. Salomon seit: verbiedeGa naar voetnoot6 den dode niet te ghenade, (glo-7sa:) het is een grote aelmisse die doden te begraven. Tot wel-8Ga naar margenoot8-16ken werc vermanen ons veel dinghen. Eerstwarf dat exempel 9 inder naturen. Men leest inden boecken der naturen der die-

[pagina 368]
[p. 368]

10ren, datmen hiet bastiariusGa naar voetnoot10, dat dair een visch is, die hiet del-11phijn. Als die sterft, so comen veel ander delphinen ende 12 voeren den anderen visch in den gronde ende begraven, dat 13 hem die ander visschen niet doot en eten. Soude hem dan een 14 mensch niet scamen laten te doen sinen even-mensche, die 15 reden ghebruuct, dat die onredelike stomme dieren hebben 16 van naturen? Anderwarf vermaent ons dair toe exempel der 17 Ga naar margenoot17ouder historiën. Men leest inden anderen boec der coninghen, 18 dat doe Saul die coninc inden stride was verslaghen ende die 19 Philisteen hadden inden muren ghehanghen, quamen die man-20nen Libes ende GalaathGa naar voetnoot20 ende deden of ende begroeven. Tot 21 welken die coninc Davids ontboet dese woerden: weest ghe-22benedijt van Gode, want ghi ontfermherticheit ghedaen hebt 23 mit onsen heer Saul ende hebt hem begraven. Sich die gue-24dertierenheit Davids an, die dit voir sijn vianden heeft ghe-25daen. Derdewarf so vermaentGa naar voetnoot25 ons dair toe [103c] die wercken 26 Ga naar margenoot26ende die weldaet der heilighen. Thobyas liet sijn eten staen 27 Ga naar margenoot27ende toech nuchteren die doden te begraven. Maria Magda-28lena wert gheprijst, datsi voor quam ons Heren lichaem te 29 Ga naar margenoot29salven sijnre begravingheGa naar voetnoot28, als hi self seide. Die heilighe man 30 Ioseph ende Nycodemus sijn in ewigher ghedachtenisse der 31 Ga naar margenoot31ewangelien, datsi onsen heer Ihesum begroeven. GosimasGa naar voetnoot31, die 32 oude vader, wart uut sijn cluse gheroepen, dat hi ghinge in-33der woestinen ende begroef Mariam Egypsiacam, die daer 34 grote penitencie voor haer sonden hadde daen.

35Die heilighen scrift bewijst, dat dese ghenade der sepulturen

[pagina 369]
[p. 369]

36 menich mensch beroeft <wert> overmits verdiente sijnre 37 Ga naar margenoot37sonden. Eerstwarve leestmen inden vierden boec der conin-38ghen van Yezabel der quader conincinne; wantse die heilighe 39 propheten liet doden ende vervolchde den heiligen man He-40lyam, soe aten die honden haer vleisch inden acker YerahelGa naar voetnoot40 41 Ga naar margenoot41ende daer en was niement diese begroef. Anderwarf leestmen 42 inden boecken der Machabeen van Iason, des beniders der sa-43ligher voirspraec, die nader vorstinne stontGa naar voetnoot42. Ende want hi veel 44 van sinen burgheren onbegraven wech had gheworpen, doe 45 hi voirvluchtich was gheworden in vreemden lande tot Lace-46demoriamGa naar voetnoot45, wart hi onbegraven verworpen als een sijns lants 47 ende burgheren viants, [103d] noch hem en wert uutvaert 48 ghedaen na sijns lants manier of na vremder lude manier me-49Ga naar margenoot49de. Derdewarf leestmen in Iheremias boecken int .XXII. capit-50tel dat die coninc Ioachim, omdat hi afgoden an-ghebeden 51 had, weduwen ende weesen bedroeft, so wart van hem gepro-52phetiert datmen sinen doot niet bescreien en soude: O wi des 53 edelen mans! - mer als een esels grafte soudmen begaenGa naar voetnoot53; 54 buten der poorten Iherusalem soude hi werden geworpen te 55 vervulen ende niement en soude segghen: wee mi, broeder, 56 wee mi, suster, - als oec na ghesciede.

57Die heilighe lerars gheven overGa naar voetnoot57, datmen die kersten men-58schen lichaem tot haer grafstede wel eerliken moet begaenGa naar voetnoot58 als 59 si bewisen. Eerstwarve mit gueden reden: dat lichaem heeft 60 gheweest een vat der sielen, daer God sijn ghenade, sijn ghe-61love, duecht, wijsheit ende minne leide in, welke wel doer 62 den lichaem werden ghetoghet. Als recht oirloch, bescermen 63 der waerheit, als vasten, peregrimaedse, aelmissen te gheven, 64 welc ende veel meer doer den lichaem moeten ghescien, so

[pagina 370]
[p. 370]

65 ist wel redelic, datmen dat vat eert ende waerdt ende reynlikeGa naar voetnoot65 66 dat den weghe settet, daer so een edelen scat in heeft ghe-67weest, ende daer so veel gueder wercken sijn doer ghesciet, 68 Ga naar margenoot68ende dat noch hier namels sal verrisen ten ionxsten daghen, 69 ende [104a] mitter sielen sal weder wesen één ende hebben 70 glorie ende salicheit ghemeen. Anderwerve bewisen sijt mit-71ter heiligher scrift, dattet billix is die doden eerlic te begra-72Ga naar margenoot72ven, want Iacob die patriarcha seide tot sinen soon Ioseph, 73 dat hi ontfermherticheit mit hem dede ende groeven in sijns 74 vaders graf. Dair wort hi balzamiert ende ghevoirt tot Cha-75naam inder dubbelder speluncken, dair Rachel was begraven, 76 ende si screyden so seer, dat die luden seiden: dits dat grote 77 screyen der Egypcien. Derdewarf bewisen sijt mitten heili-78ghen, die gestorven sijn, die God woude verclaren, want grote 79 Ga naar margenoot79miraculen bi haer grave ghesciede<n>. Als in Helizeus' graf 80 graf wert een doot mensche gheworpen ende hi wert levende 81 ende stont op sijn benen. Voort van den heilighen des nuwen 82 testaments leestmen onghetelt wonder ende mirakel, diese doer 83 Gode op horen graf laten ghescien. Ende dairom tot sonder-84Ga naar margenoot84lingher eren leestmen vanden heilighen, dat hair grafstede 85 gloriose sal wesen.

86Dit selve werck der guedertierenheit mach men oec ghees-87telic verstaen, als dat een mit sijn ghebeden is allen menschen 88 gemeen, voir lief ende leet mit sinen ghebede bereet is te bid-89den. Dit werck [104b] heeft ons Cristus gheleert ende self 90 Ga naar margenoot90ghedaen ende die heilighen hebbent na ghevolcht. Hi seide 91 inden ewangelio den ioden toe, datsi van haren ouderen had-92den ghehoort, datsi haren vrient minnen souden ende haren 93 viant haten, mer hi seide hem, datsi horen viant lief hebben 94 souden, ende wel doen die hem hatede, ende bidden voir die 95 gheen diese vervolchden ende moeyden, op-datsi haers 96 Vaders kinderen worden, die sijn sonne liet opgaen op die

[pagina 371]
[p. 371]

97 guede ende op die quade ende reghenen op die rechtveerdi-98ghen ende op die sondaren. Dit werc hantierde hi self, want 99 doe die ioden hem leiden naect opt cruus ende spanden sijn 100 leden uut ende mit naghelen daer an sloghen, bat hi voir hem 101 Ga naar margenoot101-104sinen Vader ende seide: Vader, verghift hem, want si niet en 102 weten watsi doen. Die glose seit, dat men inden woorden der-103tich dusent menschen bekeert worden; dair quam die scade 104 weder inGa naar voetnoot103, die Iudas an die coop hadde gedaen. Dit werck han-105tierden ende vervolchden die lieve heilighen als die eerste 106 martelaer sinte Stephanus. Doemen steenden, knielde hi neder 107 ende sprac: Heer, wite hem niet deser sonden, want si niet 108 Ga naar margenoot108-112en weten wat si doen. Oeck so seide dit sinte Iacob, die hei-109lighe apostol, die eerst bisscop van Iherusalem, ende die dat 110 hoorden ende saghen [104c] veel die riepen totten volck: bro-111ders, hout op, want voir u so biddet die gherechtighe men-112sche.

113Die lerars wisen drie sconere reden, wairom dat wi voor onse 114 sonden ende vianden sellen bidden. Die eerste is: een over-115dadichGa naar voetnoot114 quaet mensche is recht als die dol is, of die daer doot 116 is. Ende als hem niement wreken en sal over den doden of 117 witen den dollen ende onwroeden, so sal een wise levende 118 man mit wijsheden dese twee verwinnen ende sal voor hem 119 bidden, dattet hem God moet vergheven. Die ander reden is, 120 Ga naar margenoot120want David seide, dat onse vianden ons ombevanghen als 121 byen, die ons prekelenGa naar voetnoot121, mer doch honichraet tot onser behoef

[pagina 372]
[p. 372]

122 Ga naar margenoot122vergaren, Want als Salomon seit: Een tijt mach een men-123sche van sinen viant liden, mer so crijcht hijs na lof, eer ende 124 beteringhe mit vroechden. Ende dair heeft ons God self voir 125 ghelooft. Ist dan niet reden, dat wi voir hem bidden, die ons 126 gheluck verwarven? Die derde reden is, wair-om dat wi voir 127 onse vianden sullen bidden, want dat ghebet doet, dat onse 128 sonden warden vergheven. Want Cristus leerde ons aldus on-129Ga naar margenoot129sen hemelschen Vader aen te bidden: Verghif ons onse mis-130daet, als wi den ghenen doen, die teghens ons misdoen. Die 131 glose seit: Dese ghelikenisse staet ander selver maten; also 132 veel als wi onsen sculdenaer quijt laten, also veel coemt ons 133 Ga naar margenoot133God [104d] te baten. Want hi mach segghen: scalke knecht, 134 en boirt di niet dinen even-menschen te vergheven, als ic mi 135 over di ontfermt hebbe?

136Die meesters inder godheit tellen noch uut veel ander wer-137cken der ontfermherticheit dan dese seven, die ic lichaemlic 138 ende gheestelic, uutwendelic te doen ende inwendelic te be-139gaen, hebbe nu ghescreven. Dat eerste is alle menschen vor-140derlic te wesen, also verre alst totter eren Gods strect ende 141 tot sijnre salicheit. Dat ander is den behoeftighen ende be-142commerden te leenen ende te borgen sonder profijt of oec 143 den selven quijt te scelden vander sculd. Dat derde is ghemene 144 weghe ende pade te maken ende brugghen te tymmeren of 145 overvaert ende veeren om Godes willen te houden. Alle dese 146 voirnoemde wercken der ontfermherticheit sullen wi begaen, 147 op-dat God ten ionxten daghen ghien dingtaelGa naar voetnoot147 tegen ons en 148 voere; als wi tot sijnre vierscaer te recht moeten staen, dat 149 wi dan weldadighe menschen warden ghevonden dat loen der 150 hemelen te vercrighen. Amen.

voetnoot3
hier ingelascht in overeenstemming met de voorafgaande capittels.
margenoot5-150
Het laatste lichamelijk werk van barmhartigheid is: ‘het begraven der dooden’; het geestelijk werk van barmhartigheid, dat hieraan beantwoordt, is: ‘als dat een mit sijn ghebeden is allen menschen gemeen’. Ook hier wederom treffende punten van overeenkomst met C.S.
margenoot6
Eccli. 7:37: mortuo non prohibeas gratiam.
voetnoot6
verbiede... ghenade: onthoud aan den afgestorvene niet de liefdadigheid (mortuo non prohibeas gratiam).
margenoot8-16
Thomas van Cantimpré, De naturis rerum (Hs. Kon. Bibl. 78 D 29): Si unus mortuus fuit, alii offerunt eum super scapulas et custodiunt eum quoadusque eiciatur tempestate maris. Custodiunt autem suum mortuum ne ab aliis piscibus comedatur. Invicem enim se miro modo diligunt. - C.S. blz. 435: Tot desen werck soude ons verwecken natuer. Wantmen leest inden boec der natueren vanden beesten, dat die doffinen, als si enen doden doffijn hebben, vergaderen si ende dragen inden gront vander see ende daer begraven sien.
voetnoot10
bastiarius, lees: bestiarius.
margenoot17
II Kon. 2:4, 6; 21:12.
voetnoot20
Libes ende Galaath, lees: labes Galaad.
voetnoot25
vermaent, lees: vermanen.
margenoot26
Tob. 2:3 (C.S. blz. 434: Dit werc is seer gheprijst inder scriften, want Thobias die doden begroef ende liet sijn eten).
margenoot27
Marc. 14:8 (C.S. l.c.: Ende onse here loefde zeer Magdalenen vander salve die si storte op sijn hooft, daer hi of seit, dat sijt dede in beteykenisse sijnre begravinghe).
margenoot29
Joes. 19:38-40 (C.S. l.c.: Hier of staet, dat Ioseph eyschede dat lichaem ons heren Ihesu Cristi ende begroeft mit groter naersticheit.
voetnoot28
voor quam... begravinghe (praevenit ungere corpus meum in sepulturam: zij heeft reeds vooruit mijn lichaam gebalsemd voor de begrafenis).
margenoot31
Leg. aur. De sancta Maria Egyptiaca: Cumque senex (Zozimas) terram foderet, sed nequiret, vidit leonem ad se venientem mansuete dixitque ei: sancta haec mulier praecepit sepelire corpus suum, et ego cum sim senex fodere non possum nec etiam aptum habeo ferramentum. Tu ergo terram fode, ut possimus corpus ejus sanctissimum sepelire.
voetnoot31
Gosimas, lees: Zosimas.
margenoot37
IV Kon. 9:36.
voetnoot40
Yerahel, lees: Iezrahel.
margenoot41
II Mach. 4:7; 3; 15:12.
voetnoot42
van Iason, des beniders der saligher voirspraec, die nader vorstinne slont. Jason was de benijder van Onias (II Mach. 4:7: ambiebat Jason frater Oniae summum sacerdotium); Onias was de voorspreker van het Joodsche volk (II Mach. 15:12: Oniam... manus protendentem, orare pro omni populo Iudaeorum); in plaats van: die nader vorstinne stont, lees: die na den vorst innestont: dien de vorst later zeer liefhad (vgl. II Mach. 4:37 - na Onias' dood - Contristatus itaque animo Antiochus propter Oniam).
voetnoot45
Lacedemoriam, lees: Lacedemoniam.
margenoot49
Jer. 22:18-19.
voetnoot53
mer als... begaen: sepultura asini sepelietur.
voetnoot57
gheven over: verordenen.
voetnoot58
begaen: vgl. Hgd. Leichenbegängnis. - uitvaart plechtig vieren.
voetnoot65
reynlike vat (lees: dat) den weghe settet. De bet. is: bestel dat keurig ter aarde. Weech: planken wand; een enkele maal ook: de ruimte tusschen twee wanden.
margenoot68
C.S. blz. 435: ende vast kersten ghelove, dat welcke ansiet dat die lichamen sullen verwect worden ende gheloent mitten zielen.
margenoot72
Gen. 50 (C.S. l.c.: Die oude waren seer naerstich om haer begravinge ende hadden groot aensien tot die heilicheit haerre vaderen. Daer om so wouden si begraven wesen mit hem. Daer om seide Iacob tot Ioseph, sinen sone: Begraeft mi niet in Egipten, mer mit minen vaderen).
margenoot79
IV Kon. 13:21.
margenoot84
Isaïas 11:10.
margenoot90
Matth. 5:43-45.
margenoot101-104
Luc. 23:34. Vgl. Lud., Vita Christi, II, 63: Secundum Bedam non frustra oravit, sed eis qui post ejus passionem impetravit. Unde dicitur in Actibus, quod conversi sunt una die tria millia, et alia die quinque millia. Nec dubium quin hoc provenerit ex virtute hujus orationis Christi. Ad quam etiam vocem multi de turba Judaeorum astantium compuncti sunt corde et poenituerunt, ut dicitur in Evangelio Nazaraeorum et ponitur in glossa Esaiae (LIII) super illo verbo: Et pro transgressoribus exoravit. De Glossa Esaiae, waarop Ludolphus wijst en welke ook door D.v.D. wordt aangehaald, vinden wij bij Walafridus Strabo (Migne, P.L. 113, col. 1296: Ad hanc vocem, secundum Evangelium Nazaraeorum, multa millia Judaeorum astantium circa crucem crediderunt. Ook het Spec. hum. salv. c. 23 legt dit verband. Vgl. Lutz-Perdrizet, I, p. 48 en 213.
voetnoot103
quam die scade weder in: werd het nadeel hersteld.
margenoot108-112
Leg. aur. (Graesse3, p. 296): Tunc unus ex sacerdotibus ex filiis Raab exclamavit: Parcite quaeso quod facitis; pro vobis orat hic justus quem lapidatis.
voetnoot114
overdadich: misdadig.
margenoot120
Ps. 117:12.
voetnoot121
prekelen: prikken.
margenoot122
Salomon (?)
margenoot129
Matth. 6:12.
margenoot133
Matth. 18:32.
voetnoot147
dingtael: procestaal. Hier wschl.: ‘vonnis’, welke bet. niet door Vd. wordt opgegeven. - gerechtelijke uitspraak.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken