Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw
Afbeelding van Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuwToon afbeelding van titelpagina van Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (20.26 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw

(1937)–L.M. van Dis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina *1]
[p. *1]

Stellingen

I

Het heeft geen zin om geschriften uit de eerste helft van de 16de eeuw als ‘Erasmiaans’ of ‘Reformatorisch’ aan te duiden, indien niet vooraf bepaald wordt wat in die tijd de kenmerken dezer geestelijke stromingen zijn.

II

De spelen van sinne van het Gentse landjuweel uit 1539 zijn abstract-theologisch en daardoor neemt uiteraard de kritiek op de Rooms-Katholieke Kerk slechts een zeer ondergeschikte plaats in. De gedachteninhoud is in het algemeen ketters en verscheidene spelen zijn bewust-Reformatorisch.

III

Uit de ‘Indices librorum prohibitorum’ volgt niet met volledige zekerheid dat er een Franse editie der Spelen van sinne van het Gentse landjuweel uit 1539 zou bestaan hebben. (Vgl. De Düdesche Schlömer, ein Niederdeutsches Drama von Johannes Stricker, ed. Joh. Bolte, Norden und Leipzig, 1889, S.* 25 en Joh. Bolte, Drei Schauspiele vom sterbenden Menschen, Bibliothek des literarischen Vereins in Stuttgart, Publikation 269/270; Verlag Karl W. Hiersemann, Leipzig 1927, Vorwort S. XVI.)

IV

Er is een essentiëel verschil tussen het aanhalen van de Bijbel bij Anna Bijns en bij de schrijvers der Sinnespelen van het Gentse landjuweel uit 1539.

[pagina *2]
[p. *2]

V

Er is geen enkele reden om met G.D.J. Schotel (Geschiedenis der Rederijkers in Nederland, R'dam 1871, II, blz. 271) aan te nemen dat het spel van Loo in Vuerne-Ambacht, in 1539 te Gent vertoond, apart uitgegeven zou zijn.

VI

Het is gewenst dat Een spel van sinne op tderde, tvierde en tvijfde capittel van dwerck der Apostolen opnieuw uitgegeven wordt.

VII

Er zijn geen voldoende aanwijzingen om het Spel van sinnen van lazarus doot ende hoe dat Christus hem opweckte vóór 1540 te dateren. (Vgl. G. Kalff, Trou moet blijcken, Groningen 1889, blz. XIV-XVI en G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de 16de eeuw, Leiden 1889, blz. 217-218; blz. 271-273.)

VIII

De wijze waarop J. van Mierlo S.J. de ‘convergeerende argumentatie’ aanwendt (in ‘Een hopeloos pleit’, Dietsche Warande en Belfort, 1926, I, blz. 468-480; II, blz. 580-594) is uit wetenschappelijk oogpunt onverdedigbaar.

IX

Ten onrechte meent P. Leendertz Jr. (Het Wilhelmus van Nassouwe, 1925, blz. 80) dat J.W. Enschedé een navolging van het Wilhelmus zou hebben gekend van de hand van Wiselius (Oud-Holland, XII, 1894, blz. 229).

X

De taal der rederijkersstukken is niet zo traditioneel dat men eruit over tijd en plaats ‘moeilijk iets zekers’ op maken kan.

[pagina *3]
[p. *3]

(Vgl. Fr. Kossmann, ‘Rhetoricale kleinigheden’, Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde, 1927, blz. 33.)

XI

Er bestaat geen voldoende grond om met A. Lasson en J. van den Bergh van Eysinga-Elias (De Gids, 1907, II, blz. 285) Meister Eckehart te zien als voorloper der Hervorming.

XII

De verklaring die J.A.N. Knuttel (Ned. Wdb., XIV, 16) geeft van Sacramentist is onjuist.

XIII

Ten onrechte plaatst J. Romein (De lage landen bij de zee, Utrecht 1934, blz. 181) Hadewijch in de 14de eeuw.

XIV

Ten onrechte wijst E. Baasch, Holländische Wirtschaftsgeschichte, Jena 1927, niet op het belang van de kaapvaart uit het begin der 18de eeuw voor de economische toestand van Zeeland en in het bijzonder van Middelburg.

XV

De stelling van Fruin in Een proeve van historische kritiek (Verspreide Geschriften, II, blz. 67) dat de landvoogdes de edelen van het Compromis niet verdacht hield van medeplichtigheid aan de beeldenstorm, dient herzien te worden na de publicatie der brieven van Margaretha van Parma aan Philips II (Correspondance française de Marguerite d'Autriche, duchesse de Parme, avec Philippe II, ed. J.S. Theissen, Utrecht 1925, p. 161).

XVI

Het is gewenst dat op het eindexamen der H.B.S. naast kennis van de Geschiedenis van 1815 tot heden ook een beknopt overzicht der gebeurtenissen na ± 1500 geëist wordt. Er is geen bezwaar tegen dat, in verband met deze verzwaring van eisen, de behandeling der 19de-eeuwse politieke geschiedenis minder uitvoerig wordt.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken