Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

IJsland wordt weer waterland. Dokter Boekman houdt geen spreekuur. Neels voorspelling komt uit

Zo zijn er weer enkele weken voorbijgegaan. Weken van werken en ... wachten. Vader Brinker is weer bijna helemaal beter. Hij zingt en werkt de hele dag. Iedereen heeft zo wel eens wat voor hem te doen. Kleine karweitjes, niet al te zwaar. De een helpt met dit en de ander met dat. Ja, dat doet een mens goed, die hartelijke vriendschap en hulp van alle kanten. Ook al was die hulp er niet en al kon vader Brinker nog niet werken, ook dan zouden ze zeker geen zorgen hebben. Daar heeft Antje Pronk met haar glazen knikker wel voor gezorgd! Maar is het niet heerlijk om telkens weer te voelen, dat mensen je goedgezind zijn? Het stemt vader en moeder Brinker dankbaar en blij, en vol goede moed zien zij de toekomst tegemoet.

Ja, ze zijn blij voor zichzelf, maar hoe zal het met hun grote weldoener gaan, met dokter Boekman in Amsterdam? Heeft meneer Ten Kate al iets van zich laten horen?

Dikwijls staat vader 's avonds voor het raam uit te kijken, de dijk over in de richting van Amsterdam. Hoe zal het daar toch gaan? ‘Als de weg wat beter is, moet Hannes maar eens gaan horen!’ zegt moeder, als ze haar man weer eens onrustig bij het raam ziet staan. ‘Het zal nu nog zo moeilijk gaan!’

De wegen zijn onbegaanbaar, nu de dooi is ingevallen. Maar straks, als de zon meer kracht krijgt, zal het wel beter worden.

[pagina 108]
[p. 108]

Vader zucht en gaat met wat houtsnijwerk aan tafel zitten.

Zo gaat ook deze avond weer voorbij met breien, houtsnijden en lezen. Ja, met lezen ook, want Hannes heeft weer tijd en meester zorgt wel voor de boeken!

Maar op deze zelfde avond rijdt er een koets door Amsterdam. Dof klinkt het hoefgetrappel op de bemodderde keien. De koetsier laat de paarden stapvoets gaan door de donkere, glibberige straten.

‘Toe dan maar, we zijn er zo!’ moedigt hij de vermoeide beesten aan, als ze bij een brug zijn gekomen. Hopla, daar gaat het, omhoog en weer omlaag. Nu zijn ze op de Herengracht gekomen. Nog even en dan...

In de koets zitten twee heren, een oude, en een jonge. Zeker hebben ze een lange reis achter de rug, want ze zien er vermoeid uit. De oude heer kijkt met glimmende ogen tevreden voor zich uit, de jonge trommelt onrustig met zijn vingers tegen de wand.

Plotseling staat de koets stil. De koetsier springt van de bok om het portier te openen, maar de oude heer is er al uitgestapt. Hij bijt hevig op zijn onderlip, want ook hij is nu opgewonden.

‘We zijn er, jongen!’ zegt hij hees. ‘Kom gauw mee naar binnen!’

Daar vliegt de deur van het grote huis al open en een oude dame loopt snel de trap af. Ze spreidt haar armen wijd open en loopt met betraande ogen op de jongeman toe. Dan kust ze hem op beide wangen.

‘O, Laurens, dat je daar dan eindelijk weer bent!’

‘O, tante Agnes!’ roept Laurens Boekman uit en ontroerd drukt hij de vriendin van zijn vader de hand.

Zo is het weerzien van mevrouw Ten Kate en de verloren gewaande Laurens. Samen gaan ze naar binnen. Maar even later lopen ze al weer de gracht langs, mevrouw en meneer Ten Kate met Laurens. En nog even later klinkt de bel door het stille doktershuis. De deur gaat open en Laurens stapt aarzelend naar binnen. Maar twee sterke, bevende handen trekken hem de gang door en de kamer in.

‘Mijn jongen, mijn jongen!’ stamelt dokter Boekman ontroerd.

[pagina 109]
[p. 109]

De deur gaat weer dicht en over de gracht lopen twee mensen de weg terug, die ze juist zijn gegaan. Vader en zoon hebben nu geen bezoekers nodig, zelfs niet hun beste vrienden!

Lang blijft het nog licht in het grote doktershuis. De nachtwacht doet zijn ronde, eenmaal, tweemaal, driemaal. Maar dokter Boekman en zijn zoon merken het niet. Ze hebben elkaar zoveel te vertellen!

 

Wat in al die jaren, dat dokter Boekman in Amsterdam woont en werkt, nog nooit gebeurd is, gebeurt nu: dokter Boekman houdt geen spreekuur!

Vroeg in de morgen laat hij zijn koetsje voorrijden en daar gaat het, zo goed en zo kwaad als het kan, over de slechte wegen, regelrecht naar Broek. Laurens zit naast hem en ze praten weer honderduit.

Is dat nu de stille dokter Boekman, die geen drie woorden zal gebruiken als hij het met twee afkan? Zijn anders zo zorgelijke, ernstige gezicht straalt nu van blijdschap. Hij is een ander mens geworden! Tien lange jaren vol grote zorgen liggen achter hem en nu kijkt hij een toekomst in, die niets dan goeds belooft!

Ze rijden door het grauwe winterland, langs Buiksloot en langs Het Schouw, zonder het te merken. Ze praten maar en praten maar. Dan staat de koets stil en het portier wordt opengerukt.

‘Dokter, dokter!’ roepen blijde stemmen. ‘Wij zagen u al van verre aankomen! Hebt u goed nieuws?’

Vader en moeder Brinker, Hannes en Geertje, allen verdringen ze elkaar om de koets.

Wat een blijdschap, wat een vreugde! Daar is de dokter mèt zijn zoon! Nu is alle verdriet voorbij!

Even later zitten ze allen om de tafel. Moeder schenkt koffie in. Lekkere, geurige koffie, mèt een schepje suiker. Laurens moet vertellen en dat doet hij maar al te graag! Zijn blauwe ogen kijken vriendelijk in het rond van de een naar de ander, maar vooral naar Hannes. Ja, naar Hannes kijken ze allen en dan weer naar Laurens. Vader Brinker en de dokter hebben gelijk gehad, want wat lijken die twee op elkaar. Net een oudere en een jongere broer.

[pagina 110]
[p. 110]

‘Ja,’ begint Laurens dan, ‘mijn vader heeft al verteld, waarom ik indertijd weggelopen ben en dat ik naar Engeland ging, weten jullie ook. Ik ging dan naar Birmingham, want ik wist van meneer Ten Kate dat daar veel fabrieken zijn. En ik wist ook dat zijn dochter daar woonde, sinds ze met een Engelsman getrouwd was. Maar ik zorgde wel dat ik uit haar buurt bleef, want niemand mocht weten waar ik was. Thomas Higgs noemde ik mij en dat zei ik ook tegen Brinker. Toen ik in Birmingham aankwam, ging ik op zoek naar werk en dat vond ik bij een oude man die foudraals, brillekokers en nog veel meer maakte. Het was een goede baas, maar zaken doen kon hij niet. Ik hielp hem zoveel ik kon en werkte dikwijls tot diep in de nacht. Het kleine fabriekje groeide en groeide tot het een grote zaak was geworden. De oude man stierf en toen werd alles mijn eigendom. Ik had het daar goed en zeker zou ik gelukkig geweest zijn, als ik niet steeds aan mijn arme vader had moeten denken. Zeker was hij nog altijd boos op mij, want nooit liet hij iets van zich horen. En dan de gedachte, dat ik de dood van die zieke man op mijn geweten had! Dat alles kon ik slecht verdragen!’

Hier zwijgt Laurens en kijkt zijn vader glimlachend aan. Deze knikt hem vriendelijk toe.

‘Jaja,’ zegt hij. ‘En ondertussen was de patient niet door jouw toedoen gestorven en ik verweet mijzelf, dat ik te streng voor je was geweest en dikwijls vreesde ik dat je van verdriet en ellende was gestorven. Maar dank zij deze flinke jongen, die de op hoi geslagen paarden tegenhield en dit vlugge, kleine meisje, dat de zilveren schaatsen won, hebben wij elkaar weer gevonden. En beste mensen, daarvoor kunnen wij jullie allen niet dankbaar genoeg zijn!’

Dokter Boekman is nu opgestaan en slaat een arm om Geertjes schouders, terwijl hij een hand op het hoofd van Hannes legt.

‘Zonder jullie was mijn leven even grauw en somber gebleven zoals het de laatste tien jaren was,’ zegt hij ontroerd. ‘Hoe moet ik jullie danken...’

Maar nu beginnen allen door elkaar te praten. Moet de dokter hen bedanken? Nee, alle dank komt dokter toe! Want hoe anders zou

[pagina 111]
[p. 111]

alles gelopen zijn, als hij vader Brinker niet had beter gemaakt? Nee, bedanken mag dokter Boekman niet!

Glimlachend kijkt Laurens zijn vader aan. Het lijkt wel of hij hem wat vragen wil. Dokter Boekman veegt zijn bril schoon, dan schraapt hij zijn keel en gaat weer zitten.

‘Luister nu eens allemaal,’ zegt hij ernstig. ‘Mijn zoon en ik hebben grote plannen, voor onszelf maar ... ook voor jullie!’

Plannen? Plannen? Komt er dan nooit een einde aan de verrassingen? Vol verwachting kijken ze de dokter aan. Maar die wijst op Laurens. ‘Mijn zoon kan het allemaal beter vertellen!’

En dan komt Laurens met de plannen te voorschijn. Plannen, zo heerlijk, dat de een na de ander met open mond luistert!

Thomas Higgs, nu weer Laurens Boekman gaat zijn zaak in Birmingham verkopen en dan begint hij opnieuw in Amsterdam. Nee, hij gaat niet meer zijn vader helpen met poeders en pillen, hij gaat zijn eigen weg. Hij blijft fabrikant van dozen, foudraals, brillekokers en nog veel meer. Zeker zal dat hier ook wel gaan. Maar daarvoor heeft hij hulp nodig van een betrouwbaar man, die van aanpakken weet. En bij wie kan hij dan beter zijn dan bij vader Brinker? Die moet hem helpen, een ander wil hij niet! Vader Brinker krijgt een aardig huisje in Amsterdam, waarin ruimte is voor hemzelf, voor moeder en Geertje. Nee, niet voor Hannes, want met hem heeft de dokter andere plannen.

‘Hannes mag verder leren en dan komt hij bij mij in huis!’ zegt dokter Boekman nu. ‘Wat wil je worden, jongen?’

Wat Hannes worden wil? Dat is ook een vraag! Wat zou hij liever willen worden dan dokter, net als hun grote weldoener?

Deze glimlacht en schudt het hoofd.

‘Dokter worden vraagt jaren hard werken en studeren. Maar daar praten we nog wel eens over. Je moest maar beginnen met voor meester te leren en dan kunnen we altijd nog zien! Maar nu wordt het tijd om weer naar huis te gaan,’ zegt hij met een blik op het grote zilveren horloge, dat hij steeds bij zich draagt.

Even later rijden dokter Boekman en zijn zoon weer terug naar Amsterdam. De hele familie wuift hen na.

‘Tot ziens! Tot spoedig ziens!’

[pagina 112]
[p. 112]

Voor er een jaar om is zal het huisje aan de dijk leeg zijn. Zo krijgt Ouwe Neel toch weer gelijk!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken