Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sis en Sas. De ruziestrooiers (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sis en Sas. De ruziestrooiers
Afbeelding van Sis en Sas. De ruziestrooiersToon afbeelding van titelpagina van Sis en Sas. De ruziestrooiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (18.52 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

Ron Flu



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

fabel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sis en Sas. De ruziestrooiers

(1975)–Thea Doelwijt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

3.
Staartje happen

‘Ik heb pijn in mijn zij van het hollen,’ klaagde Glibber tegen Glebber.

‘Volhouden,’ slirpte Glebber. ‘We moeten Glabber helpen. Ren jij die kant op...’

Glabber glipte net tussen twee meneren Bokkepoot door, die hoofdschuddend voor hem opzij schoven. ‘Pardon,’ mummelde Glabber, terwijl hij een scherpe bocht nam. ‘Gelukt,’ hijgde hij even later tegen juffrouw Grasspriet. ‘Ze zien me niet meer.’

Witte Bom en Hatsjee keken op hun neus. Waar was Glabber gebleven?

‘Daar is Glibber!’ riep Hatsjee plotseling uit.

Glibber was opzettelijk op een kale zandvlakte gaan zitten, zodat de honden zijn heldergroene hagedissevelletje in de zon zouden zien schitteren.

Nu zouden Witte Bom en Hatsjee proberen om hem, Glibber, te pakken te krijgen. Glabber kon nu even uitrusten van het rennen en straks zou Glebber wel een list bedenken, zodat Glibber ook kon ontsnappen.

De groene broertjes Hagedis vonden het nieuwste spelletje van de honden helemaal niet leuk. Toen ze nog heel klein waren, hadden ze wèl leuk met elkaar gespeeld. Ze waren vriendjes.

Maar toen Witte Bom, Latje en Hatsjee grote, scherpe tanden hadden gekregen, toen hadden Sis en Sas, die twee gemene slangen, ze een verhaaltje verteld.

‘Hagedissen hebben kasten vol staartjes,’ had Sis tegen de honden gezegd ‘Elke dag doen ze een ander staartje aan!’

[pagina 16]
[p. 16]

‘Je grapt,’ zei Witte Bom. ‘Ik geloof er niets van.’

‘Wel waar,’ zei Sas. ‘Glibber, Glebber en Glabber hebben elk wel honderd staartjes. Als je ons niet gelooft, moet je maar eens aan hun staartje trekken.’

Latje had aan Ma Dodo gevraagd of het waar was.

‘Ik weet niet of Glibber, Glebber en Glabber honderd staartjes hebben,’ zei Ma Dodo. ‘Maar toen ik jonger was, heb ik een keer met hun moeder gestoeid en in haar staartje gehapt. En toen...’

‘En toen?’ vroeg Hatsjee ongeduldig.

‘En toen had ik opeens een staartje in mijn bek,’ glimlachte Ma Dodo. Maar direct daarop keek ze ernstig. ‘Maar moeder Hagedis vond het helemaal niet leuk. Het deed pijn, zei ze. En ze moest een hele tijd wachten, voordat ze een nieuw staartje kreeg. Oma Hagedis had niet zoveel geld om direct een nieuw staartje voor haar te kopen. Dus ik geloof niet dat Glibber, Glebber en Glabber zoveel staartjes in de kast hebben. Ik zou hun staartjes maar met rust laten. Je hebt er niets aan.’

Maar Hatsjee, Witte Bom en Latje waren nieuwsgierige hondjes. Stel je voor, dat ze een hagedissestaartje konden veroveren! Ze wisten wel niet wat ze met een hagedissestaartje moesten doen, maar ze wilden het hèbben.

Sindsdien loerden ze altijd op de staartjes van Glibber, Glebber en Glabber. En natuurlijk vonden die dat helemaal niet leuk.

Sis en Sas lachten zich naar! Ze kraakten, dat de honden een hagedissestaartje te pakken zouden krijgen. Wat zou dat weer een flinke ruzie geven! Wat zouden

[pagina 17]
[p. 17]



illustratie

[pagina 18]
[p. 18]

Glibber, Glebber en Glabber boos zijn op Witte Bom, Latje en Hatsjee!

‘Latje!’ riep Hatsjee. ‘Kom nu meespelen. Met z'n tweeën is het lang niet zo leuk als met z'n drieën.’

Latje sprong op. Hij was blij, dat ze hem riepen. Hij had wel vijf minuten onder Moesje Manjaboom gezeten om een plan te bedenken om de Vijanden te verslaan.

‘Heb je al een plan?’ vroeg Witte Bom, terwijl ze achter Glibber aan renden.

‘Half-half,’ zei Latje. ‘Het is nog niet af. Vanavond denk ik verder.’

‘Kiekeboe!’ riep Glebber vanachter een steen. Hij was Glibber te hulp gekomen.

‘Daar zit Glebber!’ blafte Hatsjee. ‘Laten we hem insluiten!’

Glebber grinnikte. Hij had ze lekker voor de gek gehouden. Onder de steen zat een holletje, waar hij alleen in kon kruipen.

De honden bleven teleurgesteld voor de steen staan. Dat gebeurde nu altijd. De hagedissen waren hen altijd te slim af. ‘Sanderie!’ vloekte Hatsjee.

‘Kom spelen, man!’ riep Latje tegen de steen. ‘We zullen jullie niets doen.’

Maar Glebber antwoordde niet. Hij vertrouwde ze niet. Hij wist, dat Witte Bom, Hatsjee en Latje op zijn staartje loerden. Hij had ze wel duizend keer gezegd, dat hij geen kast vol staartjes had, maar de honden geloofden niet dat Sis en Sas hadden gelogen. Er moest toch iets van waar zijn, dachten ze.

[pagina 19]
[p. 19]

‘Flauw, hoor!’ gromde Latje, toen Glebber niets terug zei en niet te voorschijn kwam.

‘Laten we maar gaan slapen,’ zei Hatsjee. ‘Ik ben moe van alles.’

‘Dit kan zo niet langer,’ zei Glebber tegen Glibber en Glabber. Ze zaten uit te blazen in een donker hoekje van het erf. ‘Witte Bom, Hatsjee en Latje willen ons niet geloven. Het is helemaal niet leuk meer om met ze te spelen.’

‘Ik hou van mijn staartje,’ zei Glibber. ‘Ik wil niet dat ze hem afpakken.’

‘Ik haat ze,’ slirpte Glabber. ‘Ik wil ze vermoorden.’

‘Nee-nee,’ murmelde Glebber. ‘We hoeven ze niet te vermoorden. We moeten ze alleen maar een lesje geven.’

‘Hoe dan?’ jammerde Glibber. ‘We kunnen alleen maar voor ze weg rennen.’

‘Laat me denken,’ zei Glebber. ‘Ik zal een plan maken om ze te verslaan.’

Hij wist niet, dat hij dezelfde woorden zei als Latje, die ook een plan wilde maken om zijn Vijanden te verslaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken