Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tien over rood (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tien over rood
Afbeelding van Tien over roodToon afbeelding van titelpagina van Tien over rood

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tien over rood

(1966)–Hans van den Doel, Arie van der Hek, Reinier Krooshof, Han Lammers, Tom Pauka, Rob de Rooi, A. van der Zwan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA


Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Het spook van de ontevredenheid

De welvaart

Er waart een spook door Nederland: het spook van de ontevredenheid.

Jarenlang is het in PvdA-kringen mode geweest te beweren dat het socialisme, nu het armoedevraagstuk is opgelost, langzamerhand overbodig wordt of op zijn minst naar nieuwe noden zal moeten zoeken. De toenemende welvaart - zo dacht men - maakt dat de mensen liever met hun pantoffels achter de kachel zitten. De arbeiders ‘verburgerlijken’, de kiezers worden tevreden. De Partij van de Arbeid voert een heldhaftige strijd tegen de bierkaai.

Ed van Thijn heeft echter aangetoond hoe oppervlakkig deze redenering is. Het is veel waarschijnlijker dat de toenemende welvaart de massa juist ontevredener maakt met de bestaande maatschappij. Inderdaad, de arbeiders hebben het beter dan vroeger, maar hun behoeften stijgen nóg sneller dan hun inkomen zodat hun ontevredenheid niet afneemt. Juist de ‘verburgerlijking’ maakt hen rijp voor het socialisme. Armoede en werkloosheid zijn altijd voor het socialisme een slechte voedingsbodem geweest. In de geschiedenis heeft het socialisme dan pas voet aan de grond gekregen als de toestand van de arbeiders reeds verbeterd was, als de welvaartsdynamiek reeds op gang was gekomen. Een fikse bries in de rug verzwakt de strijdlust van het wielerpeloton niet, maar wakkert deze juist aan.

Sinds Kautsky weten we dat armoede geen absoluut maar een relatief

[pagina 12]
[p. 12]

begrip is. De Nederlandse werknemers die in de crisisjaren een vaste betrekking hadden, waanden zich rijk, maar de huidige arbeiders, wier inkomen vele malen hoger is, beschouwen zich als arm. Men meet zijn welstand niet af aan de hoogte van zijn inkomen, maar aan het inkomen van anderen. H. Lange heeft met behulp van enquêtes duidelijk gemaakt dat in de jaren 1962-1966 steeds één derde van de Nederlandse bevolking ontevreden is gebleven, hoewel de welvaart van deze groep in de onderzochte periode aanmerkelijk is gestegen.

Als er geen koek is, valt er niets te verdelen. Maar nu de koek zo groot is, komt bij velen de vraag van een rechtvaardige verdeling aan de orde. De werknemers zeggen dat ze hogere lonen willen en lagere prijzen. Dat is hun wijze om aan te geven dat ze een rechtvaardig aandeel in de welvaart wensen. Door een tekort aan behoorlijke maatschappelijke voorlichting denken ze dat hoger loon een wondermiddel tegen alle kwalen is. Hier ligt een schuld van de socialistische partij, die, door haar verzuim een politieke visie op de hele maatschappij te geven, het maatschappelijk inzicht ondermijnt.

A. Hoogerwerf heeft door middel van een enquête vastgesteld dat tweederde van de inwoners van Delft een grotere gelijkheid wil in de inkomensverdeling, de vermogensverdeling en de machtsverdeling in de bedrijven. Op grond hiervan voorspelde hij in begin 1963: ‘Het sociaal-politieke vuur smeult als een veenbrand, die op een onverwacht moment ook bovengronds alles in lichterlaaie kan zetten...’ Inmiddels is de veenbrand herhaaldelijk uitgeslagen: de loonexplosie, de opkomst van de Boerenpartij en de opstand in Amsterdam.

Het spook van de ontevredenheid is gekomen als een dief in de nacht.

De jongeren

Over de jongeren wist men lange tijd in de PvdA niet meer te vertellen, dan dat het hier een ‘sceptische generatie’ betreft, die niet meer gelooft in de mogelijkheid om tot een andere, een betere maatschappij te komen. De boeken die over de ‘sceptische generatie’ zijn geschreven, zijn echter in de eerste plaats van toepassing op de leeftijdsgroep van 35-50 jaar, een leeftijdsgroep die momenteel het staatkundige leven beheerst.

[pagina 13]
[p. 13]

Deze ‘middengroepen’ (qua leeftijd) beleefden hun puberteit in de crisis- of oorlogsjaren. Toen zijn ze geconfronteerd met een maatschappij die balanceerde op de rand van een totale vernietiging. Natuurlijk, de één heeft daar gevoeliger op gereageerd dan de ander, maar vaststaat dat deze gebeurtenissen een diepe indruk op de huidige veertigers als groep hebben achtergelaten. Ze zijn er geestelijk door bepaald. Ze zijn er soms sceptische, cynische mensen door geworden.

De boeken over de ‘sceptische generatie’ slaan niet meer op de jongeren van vandaag. Integendeel. In verschillende buitenlandse onderzoeken brengt men naar voren dat de politieke opvattingen en gedragingen van de jonge kiezers in menig opzicht afwijken van die der veertigers.

Tegen die achtergrond wordt de bekende opvatting, dat er geen generatieconflict is, een variant op de gedachte dat er niets verandert, dat alles nog net zo is als vroeger. Het conservatisme blijkt echter steeds minder op dit comfortabel ruggesteuntje te kunnen rekenen. De wereld is gelukkig in ontwikkeling. Met Galileï kunnen we zeggen: ‘En toch beweegt zij!’ De Franse onderzoeker Rémond zegt onomwonden: ‘De jonge generatie is een afzonderlijke categorie... met eigen belangen, doelstellingen en strategie.’ Dit blijkt ook uit het feit dat, in de doorgaans zeer stabiele politieke systemen der welvarende landen, bepaalde strijdpunten, die plotseling fundamentele waarden in het geding brengen, juist de jonge generatie in beweging kunnen zetten.

Men denke aan de Franse studenten tijdens de Algerijnse crisis, de anti-atoombommarsen in verschillende landen, de Freedomriders en de strijdbare groepen rondom de gehele new-leftbeweging in de Verenigde Staten, de betogingen tegen de Amerikaanse politiek in Vietnam en de rol van de jeugd in de laatste Indonesische ontwikkelingen.

En in ons eigen land?

De onderzoekresultaten in Nederland geven tot nog toe weinig aanleiding tot een vérgaande conclusie over een generatieconflict. Dat komt omdat de nieuwe generatie nog nooit voor een politiek doel gemobiliseerd is. Maar nu heeft de Studenten Vakbeweging de studenten politiek bewust gemaakt en hebben o.a. de provo's de middelbare-school-

[pagina 14]
[p. 14]

jeugd politiek geïnteresseerd. De nieuwe generatie begint mondig te worden.

In Nederland gebeurde het allemaal iets later. Maar nu het gebeurt, leidt de ontwikkeling tot felle uitbarstingen. Van conservatieve zijde zullen zeker de geruststellende woorden komen dat het maar gaat om een kleine groep. Toegegeven moet worden dat de jeugdige opstand nog weinig gestalte heeft gekregen. Maar wie enig inzicht heeft in de wereld van de jongeren, weet dat de provocaties duidelijk zijn verstaan en een creatieve aanhang hebben opgeroepen.

Een partij die de aansluiting niet wil missen, dient zich af te vragen op welke politieke punten de nieuwe generatie zich zal onderscheiden van de vorige.

Naar onze mening moeten generatieverschillen worden toegeschreven aan uiteenlopende ervaringen van de onderscheiden generaties. Vooral de ervaring op jeugdige leeftijd is vaak bepalend voor de politieke-beeldvorming in latere jaren. Wordt de politieke beeldvorming van de oudere kiezers nog in hoge mate bepaald door de persoonlijke ervaringen in jaren van armoede, crisis, werkloosheid en oorlog, de nieuwe kiezers zijn tot politieke bewustwording gekomen in de welvaartsstaat. Zijn de oudere kiezers opgegroeid in een tijd van opkomend nationalisme, de jongere kiezers zijn in een tijd van snel opkomend internationalisme reizend en televisiekijkend tot rijpheid gekomen.

Zijn de oudere kiezers volwassen geworden in het tijdperk van het oppositionele socialisme, de jongeren kennen alleen de gouvernementele PvdA. Zij zijn tot politieke rijpheid gekomen in de tijd van de vervaging van partijtegenstellingen. In een tijd, waarin de VVD ‘welvaart voor allen’ riep en de PvdA antwoordde met ‘welvaart voor iedereen’. In een tijd waarin de PvdA een minimumloon voorstond van f 120 en de VVD van f 117. In een tijd waarin het niet meer duidelijk was dat de parlementaire strijd nog een inzet had: links of rechts.

Uit allerlei onderzoekingen blijkt dan ook dat de opvattingen van jongeren en ouderen over wat ‘politiek’ is, elkaar niet meer dekken. De ouderen denken bij politiek in de eerste plaats aan partijen, parlementaire debatten, propaganda en conflicten, terwijl de jongeren ‘poli-

[pagina 15]
[p. 15]

tiek’ associëren met ministers, beleid, maatregelen en activiteiten van belangengroepen.

Dit betekent dat de politiek in de ogen van grote groepen jongeren tot bureaucratisch gezag is verworden. Maar niet uitsluitend bij jongeren. Ook ouderen zijn ‘vervreemd’, niet alleen van de grote maatschappij, maar op dikwijls dramatische wijze van hun eigen partij.

De tegenstelling links-rechts is vervangen door die tussen ministers en volk en die tussen deskundige en leek. In zo'n klimaat keert alle onrust en ontevredenheid zich tegen het systeem tegen álle dragers van het systeem, tegen alle grote politieke partijen, ja tegen de democratie zelf.

Nieuwe progessieven

Als gevolg van de mentaliteitsverandering van de laatste jaren en de ideologische uitholling van traditionele partijen, kerken en andere massa-organisaties, is de grens tussen progressief en conservatief verschoven. Hij loopt niet langer tussen de partijen, maar binnen de partijen en vaak erbuiten.

Er zijn bijvoorbeeld grote groepen studenten aan de Vrije Universiteit, die de neiging hebben uiterst radicaal te zijn in hun politieke denken. De NCSV afdeling VU, de Essai-groep, de SVB afdeling VU en het VU-blad Pharetra hebben bij tijden een grote belangstelling voor het communisme, niet in zijn politieke maar in zijn sociaal-economische consequenties. De één vraagt de PvdA vriendelijk om een ‘scheutje utopie’ in haar beleid. De ander roept: ‘Geef ons van dat rode, dat rode daar’. De derde adviseert op de voorpagina van Pharetra ‘toch maar’ ARP te stemmen, hoewel hij enkele bladzijden verderop de linkervleugel van de PvdA luid prijst. Door de oude bolwerken van Abraham Kuyper waart het spook van de ontevredenheid rond.

In katholieke kring is de ontwikkeling niet anders. Aan rooms-katholieke hogescholen en universiteiten worden de grondslagen van de katholieke sociale politiek aangetast. Een Tilburgse hoogleraar verwijst de PBO naar het vuilnisvat. Geestelijken gaan openlijk in het socialistische kamp staan of dringen aan op scherper vakbondsactie.

[pagina 16]
[p. 16]

De katholieke vakbeweging werkt steeds inniger samen met de andere bonden. En het opvallende bij dit alles is dat tot nu toe juist de traditionele socialistische kringen minder impulsen tot vernieuwing opleveren dan de groepen erbuiten.

Conclusie

Het getal van degenen die ontevreden zijn, van hen die iets beters willen dan het bestaande, is veel groter dan wij vermoeden. Ze hebben alleen niet het gevoel dat de PvdA wezenlijk iets anders wil. Hoevelen zeggen niet, als wij met hen over hun politieke keuze spreken, dat het toch lood om oud ijzer is, dat het er niet toe doet of je van de hond of van de kat gebeten wordt. Laten we niet te vlot zeggen: dat is alleen maar dom! Daar zit meer achter dan we denken. Hier dringen zich vragen naar voren die voor de toekomst van de grootste betekenis zijn. In de eerste plaats deze vragen: voor welk program moet de PvdA zich inzetten opdat deze ontevredenheid niet wordt misbruikt? Voor welk program dient de PvdA te strijden opdat de ontevredenheid gemobiliseerd wordt ten dienste van de democratie en van een rechtvaardige samenleving? Aan het antwoord op deze vragen is de rest van dit boekje gewijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken