Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Refreinenbundel (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Refreinenbundel
Afbeelding van RefreinenbundelToon afbeelding van titelpagina van Refreinenbundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (7.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Refreinenbundel

(1940)–Jan van Doesborch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[LXXXIX]

Ga naar margenoot+ Dit duecht schijnt ende sonde voor gode es

Refreyn

 
SUlc schijnt hi pijnt in duechden groot,
 
Het werck schijnt sterck na deuocien schijn,
 
Mer achter groot lachter doen si bloot,
 
Si liegen, bedriegen vrienden ter noot.
5[regelnummer]
Sulck wonde moet sonde voor gode sijn Ga naar eindvs. 5
 
Die schoon spreken ende wreken met fenijn,
 
Seg ic cloec; mi en roeck wiet siet of hoort.
 
Sijt dies vroet claer hi moet ten lesten fijn
 
Sijn voor glorien in purgatorien pijn
10[regelnummer]
Die schoon togen voor oogen en achter moort.
 
Sulcken duecht schent vruecht suyt en noort
 
Noch meer wanneer de vrient in node es;
 
Hier bi ick vri mach seggen ongestoort:
 
Dit duecht schijnt ende sonde voor gode es.
 
 
15[regelnummer]
Wie caritate ter strate gheeft om prijs,
 
Ende dat geseyt plat om der werelt eeren,
 
Int wesen gepresen gheheten ooc wijs,
 
Schijnen werdich, mer houerdich is hair auijs;
 
Tschijnt een voir al als dat hi sal ioden bekeren,
20[regelnummer]
Mer tmeenen es eenen te verseeren.
 
Ga naar margenoot+ Sulcke ionsten sijn consten harde quaet,
 
Die gaen en staen om gods lof vermeren
 
ter kerken, haer werken schinen duechts begeren,
 
Mer claer daer naer si sayen feninich saet,
25[regelnummer]
Sulc begin cranc gewin namaels ontfaet,
 
Certein ic meyn dat buten gods gebode es
[pagina 168]
[p. 168]
 
Die flatteren ende vseren valschen raet,
 
Dit duecht schijnt ende sonde voor gode es.
 
 
 
Noch voort, so hoort doch mijn verclaren,
30[regelnummer]
Tgaen claerlic noch iaerlic veel sermoenen Ga naar eindvs. 30
 
Die trecken en lecken meest al doutaren
 
Die nouwe met rouwe te biechte en waren
 
In iaren twee oft mee om duecht te doene;
 
Int schijn si sijn vol van orisoene,
35[regelnummer]
Tallen hoecken si soecken de heylige stede,
 
Mer voorwaer tis claer werc van guwelone, Ga naar eindvs. 36
 
Haer saken sijn spraken al na noene, Ga naar eindvs. 37
 
Si sotten en spotten met heylichede,
 
Si lopen met hopen tontfangen mede
40[regelnummer]
Gods lichame eersame dat int brode es;
 
Na mijn beuroen si doen so Iudas dede:
 
Dit duecht schijnt ende sonde voor gode es.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Prince
 
Prince weert, begeert altoos duecht,
 
Die viant fel rebel suldi verdriuen.
45[regelnummer]
Mijn dicht valt slicht mer tis om vruecht,
 
Ter eeren van v ick nv hier bin ghevuecht;
 
Conste stranck mi dwanck, ic moste scriuen,
 
Mer veel te ruyt es tbesluyt om becliuen
 
Want mijn sin, tis niet min, swaer bouen lode es. Ga naar eindvs. 49
50[regelnummer]
Hier manic dat wanic sonder ontbliuen,
 
Twelc duecht schijnt ende sonde voor gode es.
margenoot+
[f. 127 v°]
eindvs. 5
wonde: plaag, kwaad.
margenoot+
[f. 128 r°]
eindvs. 30
sermoenen: sermoenen houden.
eindvs. 36
guwelone: verrader; een verbastering van Ganelon, de verrader uit het Roelantslied (Guweloen in het volksboek).
eindvs. 37
spraken al na noene: blijkbaar: beuzelarijen, waardelooze gezegden; vgl. de uitdr. het gaet al over noene, in Mnl. Wdb. IV, 2485. Misschien aldus te verklaren, dat aangelegenheden (rechtszaken) die na den noen ter sprake kwamen van gering belang waren of niet tot een behoorlijk einde werden gebracht.
margenoot+
[f. 128 v°]
eindvs. 49
swaer bouen lode: zwaarder dan lood.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken