Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (5.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Vertaler

Anna van Gogh-Kaulbach



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1915)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Eerste uittocht

Vader was een heel goed werkman, maar hij verstond de kunst, zich gehaat te maken; hij toonde te veel, dat domheid en gemeenheid hem tegenstonden. Zoo moest hij weg uit het stadje om elders werk te zoeken en ging naar Amsterdam, vanwaar hij weldra aan moeder schreef, bij hem te komen.

‘Verkoop onze oude rommel maar’, voegde hij er bij, ‘om de reis te doen; hier vindt je alles, wat je noodig hebt.’

Moeder wist, wat dat beteekende: er was van alles in de winkels, maar wij zouden tusschen vier kale muren moeten huizen.

Vader verbeeldde zich altijd, dat alles ons uit den hemel in den schoot zou vallen en praatte dan allerlei onzin.

Dus hield moeder in 't minst geen rekening met dien kinderachtigen raad en wist van het Weldadigheidsgenootschap onze verhuizing naar Amsterdam te verkrijgen.

Er was voor ons en ons schamele inboedeltje plaats gevonden op een schuit, die koopwaar vervoerde. Op een avond kwamen twee beambten van het Weldadigheidsgenootschap ons halen om ons in te schepen. Moeder had mijn zusje Naatje aan de borst; de beambten waren zoo vriendelijk, de vier andere kinderen aan de hand te houden.

Het was laag water; we moesten een hoogen ladder

[pagina 12]
[p. 12]

af; ik herinner mij heel goed den angst, dien wij uitstonden voor dien zwarten afgrond: één van mijn broertjes riep, ‘dat hij niet onder water naar vader wou’; mij ging het als gewoonlijk: ik sidderde, maar trachtte de dappere uit te hangen.

We werden één voor één naar beneden en in de algemeene kajuit gebracht: er waren geen kooien, buiten die voor het personeel en er was niets, waarop wij konden gaan zitten. De schippers hadden blijkbaar 't land aan dat kleine goed, dat schreeuwde, zich bevuilde en zoo meer....

De schuit ging op weg. Wij hadden ons op den grond laten zakken; moeder kwam op haar beurt bij ons zitten en spreidde haar rokken om zich heen, waarop wij allemaal gingen liggen, 't hoofd in haar schoot; Naatje was nog altijd aan 't zuigen. Ik kon niet slapen; ik was maar vijf jaar, maar ik herinner mij heel goed, dat er een man binnenkwam, met afkeer naar ons keek, zich zonder plichtplegingen uitkleedde en ging liggen; hij vloekte telkens als een van de kleintjes hoestte of schreide.

Het Liefdadigheidsgenootschap had alleen onze overtocht betaald, juist als voor de vaten olie en de andere koopwaar.

Men had ons op den grond laten liggen als een hond met haar jongen en mijn mooie moedertje, met haar zuigeling aan de borst, had niet eens een kop koffie gehad.... niets.... niets.

Zoo kwamen we, bleek en bibberend van honger en kou, door den Amstel in Amsterdam aan, waar vader ons op de sluizen stond op te wachten. Terwijl de schuit aanlegde, werden wij op de loopplank ge heschen.

[pagina 13]
[p. 13]

Er was maar aan één kant een leuning en vader, die altijd een waaghals was, liet ons over die planken van de ééne sluis op de andere loopen, tot wij op de kade stonden. Toen bracht hij ons door straten, over bruggen en langs grachten naar een slop, waar hij een kamer had gehuurd op de eerste verdieping van een krottig huis. Wij kregen koffie en boterhammen en werden op stroo te slapen gelegd in een donker, afgesloten hok.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken