Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Vertaler

Wim Zaal



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1970)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Eerste uittocht

Mijn vader was wel een hele goede werkman, maar had er een slag van om zich gehaat te maken; hij liet teveel merken dat domheid en platheid hem tegenstonden. Zo moest hij weg uit het stadje om ergens anders werk te zoeken en ging naar Amsterdam, vanwaar hij al gauw aan moeder schreef dat ze moest overkomen.

‘Verkoop het oude rommeltje maar om de reis te betalen,’ zette hij in de brief, ‘hier vind je alles wat je nodig hebt.’

Moeder wist precies wat dat zeggen wou: er was van alles in de winkels, maar wij konden weer hokken tussen vier kale muren. Vader dacht altijd maar dat alles vanzelf ging, alsof we niets anders hoefden te doen dan onze handen openhouden, en dan kletste hij de grootste onzin. Moeder trok zich van zijn praatjes dus niets aan en wist van het Bureau van Onderstand onze overtocht naar Amsterdam los te krijgen.

Ze hadden voor ons en ons schamele bedoeninkje een plek weten te vinden op een schuit met een vracht koopwaar. Op een avond kwamen twee beambten van de Onderstand ons ophalen om ons aan boord te brengen.

[pagina 18]
[p. 18]

Moeder had mijn zusje Naatje aan de borst; de beambten namen de vier andere kinderen aan de hand en waren heel vriendelijk tegen ons.

Het was laag water; we moesten een hoge ladder af en ik herinner mij nog heel goed dat we doodsbang waren voor die zwarte afgrond: een van mijn broertjes begon te gillen dat hij niet onder het water door naar vader wou, en mij ging het zoals gewoonlijk, ik deed me heel dapper voor terwijl ik intussen stond te trillen als een riet. We werden een voor een naar beneden gebracht, naar de algemene kajuit: slaapplaatsen waren er alleen voor de bemanning. Wij hadden zelfs niets om op te zitten. En van de bemanning was niets te verwachten, want die had zichtbaar het land aan dat kleine tuig dat schreeuwde, plaste en zo meer.

Het schip voer af. Wij hadden ons al op de grond laten zakken en moeder kwam nu ook bij ons zitten: ze spreidde haar rokken om zich heen en daar gingen wij op liggen, met het hoofd tegen haar schoot. Naatje was nog steeds aan 't zuigen. Ik kon niet slapen. Ik was nog maar vijf jaar, maar ik herinner mij nauwkeurig dat er een man binnenkwam die ons even met afkeer bekeek en zich toen zonder meer uitkleedde en ging liggen; elke keer als een van de kleintjes hoestte of huilde, hoorde ik hem vloeken. Toen het tegen de morgen Hep begon moeder de kinderen zo goed en zo kwaad als 't ging te wassen en aan te kleden voor de aankomst in Amsterdam.

Het Bureau van Onderstand had alleen onze verscheping betaald, net als voor vaten olie of andere koopwaar. Het had ons op de grond laten liggen als een teef met haar jongen en mijn knappe moedertje, met haar baby aan de

[pagina 19]
[p. 19]

borst, had niet eens een kop koffie gehad, niets, helemaal niets.

Zo kwamen we, klappertandend en bleek van kou en honger, door de Amstel Amsterdam binnenvaren. Vader stond ons aan de sluizen op te wachten. Terwijl de boot aanlegde, werden wij via de loopplank naar de sluisdeuren gehesen, die maar aan één kant een leuning hadden en vader, een eeuwige waaghals, liet ons daarlangs en over de sluizen naar de kade lopen. Toen bracht hij ons langs allerlei straten, bruggen en grachten naar een doodlopende steeg, waar hij op de eerste verdieping van een bouwvallig huisje een kamer had gehuurd.

Wij kregen brood en koffie en werden toen op een hoop stro te slapen gelegd in een donker, afgesloten hok.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken