Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van christen tot anarchist (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van christen tot anarchist
Afbeelding van Van christen tot anarchistToon afbeelding van titelpagina van Van christen tot anarchist

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.30 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van christen tot anarchist

(1910)–Ferdinand Domela Nieuwenhuis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Voorwoord.

De traditioneele vrienden, die iemand verlokken of verleiden om levensherinneringen uit te geven, hebben bij mij ook niet ontbroken. En hoewel tegenstribbelende ben ik er ten slotte toe overgegaan om mij aan den arbeid te zetten.

Door de omstandigheden gedreven in een richting, die ik weinig vermoeden kon, ja daardoor voortgedrongen, vervulde ik een plaats in het laatste kwart gedeelte der vorige en het begin dezer eeuw, die door velen belangrijk genoeg wordt geacht om haar te kennen. Met mij toch is een beweging opgegroeid, die ofschoon in den beginne een vergeten hoofdstuk vormende langzamerhand op den voorgrond kwam. De socialistische beweging in ons land en mijn persoon zijn toch zoo nauw aan elkander verbonden, dat ze niet meer gescheiden kunnen worden. Mijn leven is in zekeren zin de geschiedenis van de socialistische beweging in Nederland.

Allicht is men geneigd zichzelf te maken tot een middenpunt, waarvan alles uitstraalt en toch is men slechts een der akteurs die in dit drama een rol vervullen en steeds ben ik levendig doordrongen geweest van de juiste opmerking: men meent te schuiven en men wordt geschoven.

Zie ik terug op den afgelegden weg en vergelijk ik de wereld van heden met die van de jaren 70 tot 80, dan zal men mij moeten toegeven dat wij gedurende dat tijdsverloop een geheel andere, een nieuwe wereld hebben gekregen. Kon van de arbeidersklasse van dien tijd gezegd worden: zij is niets, nu kan men zonder tegenspraak te ontmoeten beweren dat zij zoo niet alles is, zij toch een machtige faktor is geworden, waarmede men rekening moet houden, of men wil of niet.

En dan zie ik in mijn leven den ontwikkelingsgang van een mensch, die van den beginne af bezield was met een verlangen naar waarheid en wiens geheele leven was een onophoudelijk stre-

[pagina 6]
[p. 6]

ven om haar te naderen. Misschien wel te erg, wanneer het mogelijk is, zoodat het waar is wat iemand eens van mij getuigde, dat ik gedreven werd door de hartstocht der waarheid. Nooit heb ik mijn beginselen geplooid naar mijn belangen, maar steeds zonder aanzien des persoons zooveel mogelijk de konsekwenties getrokken uit de meening, die de mijne was geworden. Omdat elkeen geoordeeld wordt naar den maatstaf dien hij omdraagt in zijn eigen gemoed, daarom is het zoo uiterst moeilijk een ander te beoordeelen, daar het onbillijk zou zijn een ander naar zijn maatstaf te beoordeelen en toch dat doet men onwillekeurig.

Nog levendig herinner ik mij hoe mij als jong mensch zeer diep trof een woord van Lessing, dat nooit uit mijn geheugen is gewischt geworden en waarvan ik de waarheid zelfs dieper ben gaan gevoelen naarmate ik ouder werd. Het luidde: ‘niet de waarheid, in wier bezit men is of meent te zijn, maar de oprechte moeite, die men besteed heeft om de waarheid te vinden, bepaalt de waarde van den mensch. Want niet door het bezit, maar door de navorsching der waarheid worden de krachten vermeerderd en daarin alleen bestaat zijn altijd toenemende volmaaktheid. Het bezit maakt rustig, traag, trotsch. Als God in zijn rechterhand de geheele waarheid en in zijn linker alleen het wakker streven, om de waarheid machtig te worden - ofschoon met de bijvoeging dat hij mij altijd en eeuwig zou doen dwalen - omsloten had en als hij dan tot mij zeide: kies! ik zou ootmoedig naar zijn linkerhand grijpen en zeggen: Vader, geef! De loutere waarheid is immers alleen voor U’.

Geeft dit gezegde den sleutel tot Lessing's leven en werken, het doet dit ook van het mijne, want op welk gebied ook, steeds ontwaart men diezelfde lust, datzelfde streven, datzelfde zoeken naar waarheid. Al wat verdrukt, verongelijkt was, kon rekenen op mijn sympathie en zelfs al moest ik daardoor de vriendschap verliezen van menschen, met wie ik lang had omgegaan, ik verloor haar liever dan dat ik mee zou werken tot onrecht en niet zou trachten het op te ruimen.

Mijn geheele ontwikkelingsgang is een harmonische geweest, steeds van het lagere naar het hoogere. Van geloovig theïst werd ik atheïst en eenmaal den hemel boven mijn hoofd verloren hebbende, trachtte ik de aarde tot een hemel voor allen te maken. Ik werd dus socialist, omdat er voor den mensch die niet gelooft

[pagina 7]
[p. 7]

aan een hiernamaals, niets anders overblijft. En van socialist werd ik anarchist, omdat ik zag dat het socialisme eenzijdig slechts de helft bevorderde van de bevrijding van den mensch, door hem hoogstens te waarborgen dat hij geen honger en gebrek zou lijden, maar den mensch niet geestelijk vrij maakte, daar hij gebukt kan blijven onder het gezag in welken vorm ook. Daarom brood en vrijheid - dat moest de leuze zijn en dat is het Anarchisme.

Ik heb dus alles zelf doorgemaakt en buitendien behalve honger en gebrek alles ondervonden, wat een arm menschenhart ondervinden kan. Mijn slotsom van het leven is dat in den arbeid alles te vinden is wat een mensch behoeft tot troost, zelfs in de treurigste omstandigheden des levens. En toch veranderde ik niet zoo spoedig, om hoog weg te vliegen met elk nieuw standpunt, neen eerst langzaam en na goed gewikt en gewogen te hebben verliet ik een oude meening, die mij lief was geworden om haar te verwisselen voor een nieuwe. Ik heb geen vlindernatuur. Maar al wat ik aannam, was het mijne, een overtuiging die ik gekregen heb na veel strijd en soms na zwaar lijden.

Juist die ontwikkelingsgang, die wordingsgeschiedenis is niet van belang ontbloot, want het is zoo waar, wat Multatuli ergens zegt: ‘er is geen mensch, wiens gemoedsgeschiedenis niet belangrijker is dan de langste “mooiste” gemaakte roman.’ En wat 'n afwisseling! Als ik vooraf eens gestaan had kunnen hebben voor al wat ik doorleefde en iemand mij gezegd had: dat alles moet gij doorleven, ik zou bepaald gezegd hebben: dat kan ik niet, dat is mij onmogelijk. Want snelt het eene leven geleidelijk en gemakkelijk voorbij, in het andere stapelen zich zoo wat alle denkbare moeilijkheden op.

Of ik geslaagd ben in het weergeven van alles? In het beoordeelen van zaken en vooral personen? Dat zullen anderen moeten uitmaken. Geheel zeker niet maar ik mag blij zijn als het gedeeltelijk gelukt is.

Natuurlijk dragen deze herinneringen zoowel als die van elk ander een sterk persoonlijk karakter, maar toch kan ik verklaren ernaar gestreefd te hebben het persoonlijke niet als hoofdzaak te hebben beschouwd. Niemand stond zoo zeer bloot aan aanvallen van alle kanten en leefde dus zoo in een positie van voortdurend verweer. Strijdlustig van nature verminderde deze niet door al

[pagina 8]
[p. 8]

die aanvallen. Mijn jaren tellen dubbel, soms driedubbel, het zijn zoogenaamd Indische jaren, echter zonder recht op pensioen om in tijds een otium cum dignitate te genieten. Voor mij is streven leven en zoolang ik leef, zal het wel een eeuwig streven blijven.

En ik heb mijn werk eerst wat laten bezinken en neemt men het dan weer ter hand, dan staat men er altijd meer kritisch en onpartijdiger tegenover. Drie jaar bleef het in portefeuille, zoodat al is het Horatiaansche nonum primatur in annum (in het negende jaar moet een werk afgedrukt worden) niet in den letterlijken zin hierop toepasselijk, toch is het ook niet zoo heet van het rooster gegaan.

Mocht ik soms hier of daar gefaald hebben, men vergete niet dat ik nimmer een dagboek of aanteekeningen heb gehouden - daartoe had ik het ook te druk - en dus alles uit herinneringen heb moeten putten, daarin bijgestaan door de jaargangen van Recht voor Allen en Vrije Socialist, dat is dus van 1879 tot den huidigen dag, die als het ware een afspiegeling zijn van mijn leven.

Hoe het ook zij, wat ik als motto plaatste voor mijn Geschiedenis van het socialisme, dat moge ook als zoodanig hier dienst doen en dat is het woord van den grooten denker Goethe: onpartijdig te zijn kan ik niet beloven, wel om eerlijk te zijn.

 

F. DOMELA NIEUWENHUIS.

2 Augustus 1910.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken