Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glans der dagen (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glans der dagen
Afbeelding van De glans der dagenToon afbeelding van titelpagina van De glans der dagen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.55 MB)

Scans (11.13 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glans der dagen

(1954)–Fré Dommisse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 101]
[p. 101]

10

Het orgel speelde nog niet toen zij de kerk binnen gingen. ‘Ik wil er bijtijds heen’, had ze gezegd. ‘Onze familiebank was op de derde rij in het middenvak, daar zou ik graag weer zitten.’

‘Dat zijn eigen plaatsen’, zei de koster. ‘Maar gaat U er maar zitten, die familie komt toch nooit.’ Hij hield het deurtje van de bank voor hen open, zij schoven voorzichtig over de smalle voetenplank door.

Het licht vield helder door de brede, hoge vensters. Justine keek wat bevreemd om zich heen. Zij luisterde nog wel eens met haar moeder naar een preek door de radio, maar in een kerk kwam zij toch heel weinig. De donkere eiken banken, de oude koperen kaarsenkronen en het overvloedige licht wekte een ernstige, klare stemming. Oude grafzerken, waarop namen en wapens gebeiteld waren, stonden aan weerskanten tegen de wit gekalkte muur.

[pagina 102]
[p. 102]

‘Zitten de vrouwen en mannen nog gescheiden?’ fluisterde zij.

‘Ja, in 't midden alleen vrouwen, rechts en links de mannen!’, antwoordde Justine.

Het orgel zette in. Een schok ging door haar heen. Het was of haar verleden zich in het heden oploste tot een onverbrekelijk samenspel. - Zij hoorde dat er steeds meer mensen in de kerk kwamen. Grootvader zat vroeger in de hoge bank bij de preekstoel, oom Adriaan en vader zaten achter hem. De bank voor hen was van de tantes. Als ze stil zat kreeg zij bij de tussenzang van moeder een pepermuntje en als oom Piet met het kerkezakje rond ging, gaf hij je een knipoogje...

De dienst begon. Justine hoorde haar meezingen. Het was jaren geleden dat ze gezongen had. Haar stem was dun en gebarsten, maar zij kende alle woorden. Met een gevoel van verlichting merkte ze op dat de predikant rustig en eenvoudig sprak. Zij was wel huiverig geweest voor een galmende toon omdat ze dit voor Justine ook naar had gevonden. Justine ging nooit meer naar

[pagina 103]
[p. 103]

een kerk. Ze had haar nog wel eens gevraagd om mee te gaan met haar, maar och, daar kwam nooit wat van. 't Was ook altijd zo druk en dan wilden ze de Zondagmorgen voor zichzelf hebben. Bovendien had zij de radio en dat was ook niet zo vermoeiend want die kon ze afzetten als het haar verveelde. - Toch was het weer anders om in de kerk zelf te zijn. - Dit was háar kerk. Hier was zij gedoopt en bevestigd, hier was zij ook getrouwd. - Als uitgangspunt voor de preek had de predikant Lukas 8 gekozen, het verhaal van de storm op het meer - en Hij opgestaan zijnde, bestrafte de wind en de watergolven, en zij hielden op en daar werd stilte. -

Haar gedachten dwaalden telkens weer af en toch was het als vormden de zinnen die zij af en toe uit de preek opving het kernpunt van haar overpeinzingen...

Zij was achttien jaar toen ze bevestigd werd. Ze droeg een lange japon van paars fluweel en van Oma van Lindonk kreeg zij bij die gelegenheid haar psalm- en gezangboek met gouden slot. Op het schutblad had

[pagina 104]
[p. 104]

Oma geschreven: ‘Ter gedachtenis. - Aan mijn kleindochter Henriëtte Elisabeth van Lindonk bij het afleggen harer belijdenis op 23 Maart 1883, van haar grootmoeder H.E. van Lindonk-Verspronck.’

Het gouden slot had zij in de laatste oorlog verkocht om tarwe te kopen. Het psalmen gezangboek was ook verouderd. Justine zei dat het met zingen niet meer te gebruiken was.

Verouderd?! - Hoe kon dat mooie boek, waarin al de coupletten op muziek stonden, ooit verouderen? - En hoe had zij ooit dat slot kunnen verkopen? Toen zij het van Oma kreeg had zij nooit vermoed dat ze ooit daartoe zou komen!

Maar dat was toch niet zo erg? Dat was toch allemaal bijkomstig?! Het zei haar eigenlijk niets meer...

Zei het haar niets, dat zij haar liefste bezit, nog wel een geschenk van Oma, zo had geschonden, het slot zelfs verkocht?!

Neen, het zei haar niets. Het was niet meer zo belangrijk als vroeger voor haar.

Wat voelde zij zich zelfverzekerd en blij

[pagina 105]
[p. 105]

als nieuw lidmaat. Wat was zij trots op haar japon van fluweel en op dat gouden slot! Hier in de kerk had zij de gelofte afgelegd ‘des zins en willens bij haar belijdenis te volharden... de zonde te verzaken... te streven naar heiligmaking en de Heiland in voorspoed en in tegenspoed, in leven en sterven getrouw te volgen...’ Zij kende de woorden nog uit haar hoofd. Wat was zij vol goeden moed met haar schip van wal gestoken!

‘En daar kwam een storm van wind op het meer’.

Kort na haar belijdenis was vader gestorven. Zij kon er niet in berusten. Zij was in opstand gekomen, want ze hield zo van vader en zij kon niet meer bidden. - En toen was die oogziekte gekomen. Zij had lang in een donkere kamer moeten liggen. Lize kwam juist thuis uit Frankrijk waar zij ook een jaar heen zou gaan. - Daar was toen geen sprake meer van. - Zij beet soms in haar kussen als Lize vol van de reisverhalen, bij haar geweest was. Huilen mocht ze niet, dat was slecht voor haar ogen. Lize liet haar

[pagina 106]
[p. 106]

de bloemen ruiken, zij bracht vrolijkheid in haar kamer, maar het was soms zo bitter, zo ontzettend bitter, want zij wilde ook reizen, zij wilde...

- Opstand, wrok, afgunst. -

- Dat waren de stormwinden. -

Zij had haar japon niet lang mooi kunnen houden, er waren al heel gauw scheuren in gekomen.

‘Meester, Meester, wij vergaan!’ - riepen de discipelen.

... Dat had zij ook geroepen... toen Charles stierf. Hij werd zo koud en zijn ademhaling ging zo gejaagd. Wat keek hij haar met zijn grote ogen vragend aan! Zag hij haar nog? Wat had hij gezegd? Zij kon hem niet goed verstaan. - De kinderen? - Ja - de kinderen waren goed verzorgd. Maak je over hen geen zorgen, het zal alles goed gaan, Charles... Je kunt rustig slapen... gaan...

Neen! Neen! Het kon niet! Hij was niet gestorven. Dat kon niet! Hij liet haar niet alleen achter met de kinderen. Dat kon niet!

God? - Waar was God? - Wie praatte nog van God?! -

[pagina 107]
[p. 107]

‘En zij waren in nood’...

Coen, mijn oudste zoon naar Amerika?

- Het lijkt mij de enige oplossing, Henriëtte. -

- Maar ik kan die jongen niet missen. Hij helpt mij met alles en hij kan toch nog niet buiten ons gezin! -

- Het lijkt mij de enige toekomst voor de jongen. Dit aanbod mag je niet voor hem afslaan. - Vooral niet nu het zeker is dat het geknoei van Albert met je papieren niet meer in orde gemaakt kan worden. -

- Ik moet gaan, moeder. Dag lieve, lieve moeder! -

Zij had Coen nooit meer terug gezien. Een ongeluk op de fabriek. -

Zij haatte Albert. Zij had hem niet kunnen vergeven... Te streven naar heiligmaking... Zij had aan haar haat niet toe mogen geven... Zij had haar kinderen met Charles ten doop gehouden en beloofd hen voor te gaan in vergevingsgezindheid.

- Waarom krijgen wij nooit nieuwe kleren, moeder? Ik bedank je ervoor om altijd in de afgedragen kleren van anderen te lopen! -

[pagina 108]
[p. 108]

- Stil Nelly. Dat mag je niet zeggen. Het zijn geen afgedragen kleren. Deze mantel is bijna nog nieuw! -

- Kijkt U dan zelf. Hopeloos ouderwets! -

- U moet de kinderen strenger aanpakken, mevrouw van Rees. Ze missen een vader. Justine wordt met de dag op school brutaler!.. -

- 't Was zo heerlijk in Italië, Jet! Wij hebben er zo genoten! Heb je geen andere rok? Zo kun je echt niet meer lopen. Ik zal zien of ik er nog een over heb. -

- Gij zult niet begeren hetgeen Uws naasten is. -

Niet begeren, niet in opstand komen, niet afgunstig zijn...

- Ik zal U een sterkere bril geven, mevrouw. U weet het voorschrift; niet te veel vermoeien, niet strijken, niet bukken, geen warme dampen, dus niet onnodig lang in de keuken. U moest toch nog eens naar professor H. Neen, U hoeft niet bang te zijn. Blind zult U nooit worden. -

- Justine, doe de lamp eens aan! -

- De lamp is aan, moeder! -

[pagina 109]
[p. 109]

‘Ruwe stormen mogen woeden,

Alles om mij heen zij nacht.’

Zij schrok op. Speelde het orgel? Waren zij al bij de tussenzang? Wat dwaalde ze toch telkens af.

- Dit was het lievelingslied van haar moeder. Moeder was lang ziek geweest. Maar zij had nooit geklaagd. Dat hoorde bij moeders strenge karakter. Olga had in die dagen voor haar moeder gezorgd. Het was of moeder weer naast haar zat op de kerkbank, of zij haar weer mee hoorde zingen... maar dat kon niet... dat was de stem van Justine... haar dochter.

- Op datzelfde orgel werd eens voor Charles en haar de Hochzeitsmarsch gespeeld toen zij met hem over het middenpad liep. Zij betastte dikwijls de ring die hij haar toen gaf en die ze altijd droeg...

Ook Charles had zij los moeten laten.

Opstandigheid over zijn vroege dood, verbittering en wrok zouden zijn nagedachtenis onwaardig zijn geweest.

Als je los kon laten, dan kwam er stilte.

Daar preekte vanmorgen die dominee over.

[pagina 110]
[p. 110]

Als jonge vrouw kon zij dat nog niet begrijpen. Het had ook lang geduurd eer zij haar wrok had kunnen overwinnen. - Er was water in het schip gekomen. Zij had moeten hozen, telkens weer had zij de lekken moeten stoppen en de zeilen verstellen. - Dat kwam omdat zij dikwijls haar vertrouwen verloor, omdat zij vechten moest tegen verbittering, moedeloosheid en afgunst. - Het gouden slot was verkocht - de fluwelen japon kwam bij de lompen. - Het zeil was aan flarden gegaan en de mensen die je lief waren ontvielen je...

- En als je dat allemaal gekend had, dan kwam er stilte...

- De preek zou nu wel gauw geëindigd zijn. Toch had zij er wel brokstukken van opgevangen. - Het was ook zo vreemd weer in haar kerk te zitten, op dezelfde bank van vroeger...

‘De stormen bedaarden. Hij bestrafte de wind en de watergolven en zij hielden op.’

‘Daar werd stilte.’

De dienst was afgelopen. Het orgel speelde. Tastend met haar voet schoof ze uit de

[pagina 111]
[p. 111]

bank, Justine's hand leidde haar. - Hoorde zij Oma van Lindonk achter zich zacht praten met moeder? Nu liep zij met Charles weer over het middenpad. Het was of het orgel de Hochzeitsmarsch speelde...

Bij de uitgang hoorde zij mensen praten, zij wachtten op elkaar en riepen elkanders namen.

Zij aarzelde.

Was er geen bekende onder die wachtenden?

Riep niemand haar naam?

Neen - Niemand.

Dat was voorbij.

Bevreemd zocht zij zich de weg terug naar het heden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken